Vreemde Kostgangers. V.l.n.r. Henny Vrienten, Boudewijn de Groot en George Kooymans © Marjolijn Hoogervorst

Het is moeilijk om de rouwrand te negeren die rond het derde en laatste album van Vreemde Kostgangers hangt. Het zijn er gewoonweg te veel. Mist is het laatste album van het trio van het kaliber waar ooit de naam ‘supergroep’ voor is bedacht, vrijwel altijd in de popgeschiedenis tot weerzin van de leden, alleen al uit angst voor de hooggespannen verwachtingen. Het is het laatste album waar we een van de drie leden, de bijna een jaar geleden overleden Henny Vrienten, ooit zullen horen zingen. Het is het laatste album waarop we een van de drie leden, Golden Earring-legende George Kooymans, gediagnosticeerd met spierziekte als, ooit een gitaarsolo zullen horen spelen. En dan zijn twee van de teksten die ze samen met Boudewijn de Groot zingen nog geschreven door twee andere Nederpop-iconen die ons de afgelopen jaren ontvielen: Jan Rot (overleden drie dagen voor Vrienten) en The Scene-voorman Thé Lau (overleden in 2015).

Mist is zo’n album geworden waar je eerst de beladenheid van laatste saluut en eerbetoon uit moet snijden, als die in de weg zou zitten. Om erachter te komen dat dat soms niet lukt. Een tekst als ‘We zijn te oud om jong te sterven/ maar te jong om dood te gaan’, gezongen door De Groot, laat zich onmogelijk isoleren van de werkelijkheid. Net als ‘Als ik wist waar alles heen ging/ ik zou het niet anders doen’, gezongen door Kooymans, geschreven door Lau. Om nog maar te zwijgen van Fender Strat, gezongen door Kooymans. Een liefdesverklaring aan zijn 88 gitaren in een lange rij merken en modellen, een week nadat hij in enkele interviews heeft verteld hoeveel verdriet het hem doet dat het bespelen van het instrument hem steeds meer moeite kost. En die laatste solo, in het door De Groot gezongen Ik speel gitaar, is prachtig.

De rock-aanpak en gezwollen zang van Fender Strat passen bij de thematiek, maar het mooist is Vreemde Kostgangers toch als de melancholie ook in de muziek sijpelt, ook omdat de drie stemmen dan zo fraai samenvallen. In het titelnummer bijvoorbeeld, gezongen door Vrienten. ‘Zelfs mijn geheugen lijkt gewist/ Toch is het niet iets om te vrezen/ Bij herfsttij hoort nu eenmaal/ Mist.’ En in de prachtige relativeringskunst van Niet wederzijds, ook gezongen door Vrienten. ‘Wat wij ook doen, het boeit ze niet.’

Op Mist wordt geslapen in bedstedes, gitaar gespeeld tot het schemerlicht en zijn winkels dicht op zaterdag. Vervlogen tijden, mooie herinneringen. Stilistisch afwijkend is het gevoel van de jaren tachtig in Ik weet het niet, maar het is heerlijk om Vrienten hier nog een keer te horen vlammen zoals bij Doe Maar, met de herkenbaarste snik uit de geschiedenis van de Nederpop.