Laat dit dan een goed voornemen zijn: telkens als je wilt klagen over je volgevreten kerstdagen, met visite die maar weigert te vertrekken, bedenk dan dat er mensen zijn die het minder goed hebben dan jij. Zoals Margriet van der Linden. Op kerstavond ontving ze Thierry Baudet in haar programma Mensen met M, op Eerste Kerstdag volgde Laura H. Het is niet onopgemerkt gebleven.
De setting had al iets omineus; de gesprekken werden opgenomen in het huis dat bij Goede Tijden, Slechte Tijden wordt gebruikt als het huis van Ludo, de kwade genius van Nederlands soapland. Het ziet eruit als Bloemendaal, er is een flinke oprit, Van der Linden begon elke aflevering met de melding dat dit zeker niet háár huis was. Salariëring van publieke omroep-mensen ligt tenslotte altijd gevoelig.
Al het andere lag ook gevoelig, zo bleek. De kritiek op het interview met Baudet begon al tijdens het interview, nota bene door Baudet zelf. Hij vond dat ze onzinnige vragen stelde (ze vroeg hem: ‘Ben je een buitenmens?’) en zei toen dat hij haar weleens een workshop interviewen kon geven. Ze miste namelijk subtiliteit, vond hij: toen hij zei dat zijn vriendin op zijn huwelijksaanzoek ‘tot zijn verbijstering’ ja had gezegd, vroeg zij: ‘Waarom tot je verbijstering?’ Daarmee maakte ze het plat, want dat ‘tot zijn verbijstering’ was namelijk een grapje, héél subtiel, of zoals Baudet zei: ‘Die opmerking heeft eigenlijk alles.’
Ze stonden om een biljarttafel. Non-verbaal gebeurde er heel veel. Van der Linden leek oogcontact met Baudet te mijden, Baudet veranderde elke drie seconden van lichaamshouding. En ik, thuis, schreeuwde in mijn kussen. Wat had ik dan moeten vragen? vroeg Van der Linden. Nou, zei Baudet, bijvoorbeeld waar ik haar ten huwelijk heb gevraagd. Het was een gruwelijke gewaarwording; dat was inderdaad een betere vraag geweest, het had hem de mogelijkheid gegeven het aanzoek na te vertellen, ik zat te huiveren op mijn bank, ik was het ergens met Baudet over eens. Wat een manier om de Kerst in te gaan.
Niet dat de tv-critici het hadden over wat de beste vraag was geweest. Die hadden het, zoals vaak in mediakritiek, niet over wat er was gezegd, maar over wat over er niet was gezegd. Want Baudet werd gevraagd naar zijn gevoelsleven, niet naar zijn feitenvrije reactionaire populisme. In de NRC werd een eindredacteur van het programma om tekst en uitleg gevraagd, in een opiniestuk werd Van der Linden weggezet in het uitdijende hokje van Twan Huys die Holleeder kritiekloos aan het woord liet, en Jinek die Wilders over zijn liefde voor katten interviewde.
De dag daarop herhaalde het zich, maar op een andere manier. In Ludo’s villa ontving Margriet van der Linden voormalige kalifaatbruid Laura H., de ster van Laura H., het boek (van Thomas Rueb), Laura H., de film (van Michiel van Erp) en Laura H., het toneelstuk (van Anoek Nuyens en Marcus Azzini). Haar gezicht was onherkenbaar gemaakt, maar Laura kwam over als verlegen en schuldbewust. Je kreeg het idee dat ze in de media stond zoals ze ooit in het kalifaat terecht was gekomen: zonder het ooit echt actief gewild te hebben.
Ze was geen moslima, zei ze, want ze geloofde niet meer. Als ze zou blijven doen alsof ze het nog wel was, zou ze precies doen wat ze zich had voorgenomen nooit meer te doen: doen alsof.
Nu kwam het commentaar niet op de vragen van Van der Linden, maar simpelweg op de aanwezigheid van Laura H. Mocht iemand die naar een terreurorganisatie als IS was getrokken wel zo het podium krijgen? Want hoe zat dat met de vele duizenden slachtoffers die IS maakte, kregen die ook een podium? Op de sociale media sprak schrijver Abdelkader Benali geagiteerd over de ijver waarmee het verhaal van Laura H. werd verteld: ‘Laura H. was betrokken bij een terroristische organisatie met als enige doel: vernietiging. (…) Er is geen enkele reden tot jubel of feestvieren of succes vieren rond dit zeer pijnlijke verhaal. Er is totaal geen gevoel voor de slachtoffers of de omstandigheden waarin dit gebeurt, nee, wat telt is dat we een spannend relaas zo snel als mogelijk als fictie kunnen presenteren zodat we het kunnen vermarketen.’
In zekere zin komt de #ophef over Baudet en Laura H. uit dezelfde wetmatigheid voort. Het gaat niet over hem of haar, maar over iets onmogelijks dat van tv-interviews wordt verwacht. Marshall McLuhan merkte ooit op: zoals een auto iets anders is dan een heel snel paard, is televisie iets anders dan radio-met-beeld. ‘Each medium has an agenda of its own.’ Televisie dwingt een entertainende modus af, met rappe montage en zachte kleuren. Mensen dragen hun beste kleren, hebben make-up op; de wereld op tv is altijd mooier, altijd gezelliger. De confrontatie tussen Baudet en Van der Linden was op de radio nauwelijks spraakmakend geweest, maar omdat het in de gezelligheid van een televisiesetting plaatsvond was het pijnlijk. Laura H. werd echt niet verheerlijkt, maar ze stapte onherroepelijk uit de context van de gruwelijkheden die bij het kalifaat horen, de gezelligheid van Ludo’s villa in. Zelfs als je haar gezicht niet kon zien; het decor was genoeg.