Als oud-redacteur van NRC Handelsblad, hoogleraar geschiedenis van maatschappij, media en cultuur, en bewoner van een fraaie etage in het chique Amsterdam Oud-Zuid, behoort Henri Beunders onmiskenbaar tot de intellectuele en culturele elite van ons land. Het is die elite die het afgelopen jaar met afgrijzen de opkomst van Pim Fortuyn en de opstand van «het volk» heeft gadegeslagen. Hoewel Fortuyn zelf ook uit die elite afkomstig was — zij het dat hij er wegens gebrek aan erkenning mee had gebroken — treft men onder zijn aanhang weinig intellectuelen of vooraanstaande cultuurdragers aan. Medisch specialisten of juristen van het slag Oscar Hammerstein worden daar immers zelden toe gerekend. Voor sommigen was het daarom een schok onlangs te ontdekken dat Henri Beunders optrad als adviseur van de LPF. Zijn vrienden behoren voor een groot deel tot diezelfde elite, en zij reageerden vaak verbijsterd. Wat was er in hem gevaren? Had hij soms last van een midlifecrisis? Sommigen zeiden geschrokken te zijn toen Beunders op tv vertelde dat hij het LPF-bestuur had geadviseerd Hilbrand Nawijn te laten vallen.

Toch was al langer duidelijk dat Henri Beunders zich al veel eerder tegen de «weldenkende», progressieve elite had gekeerd. In 2000 publiceerde hij een boekje over het fenomeen Big Brother, waarin hij onder meer de verontwaardiging en verwarring van de elite beschreef over de opkomst van reality-soaps. In het afsluitende deel van het prestigieuze NWO-project Nederlandse cultuur in Europese context schreef hij het essay Het volk verovert de media. Daarin liet hij zien hoe de pogingen van de intellectuele en culturele elite om de massamedia te controleren definitief zijn mislukt. Uit zijn dit jaar verschenen boek Publieke tranen: De drijfveren van de emotiecultuur wordt duidelijk welke gevolgen deze ontvoogding heeft gehad. Hoewel Beunders in deze geschriften nergens beweert dat commerciële tv, pulp literatuur en top-40-muziek superieur zijn aan Shakespeare, Dante of Mozart, lijkt zijn werk toch een oorlogsverklaring aan de groep mensen die de voorkeur geven aan de «hoge» cultuur boven de populaire cultuur. Beunders gebruikt immers nogal vaak vage termen als «de elite» of «de grachtengordel».

Waar komt die afkeer eigenlijk vandaan? Beunders, die in het gesprek in hoog tempo zijn verhaal doet, moet over deze eerste vraag even nadenken, om dan aarzelend van wal te steken: «Ik denk niet dat het aangeboren of ingebakken is, maar ik heb me wel altijd een soort kolonist gevonden. Ik kom uit de Noordoostpolder, dan ben je niet gewend om te leven in een gestructureerde samenleving met vaststaande elites. Het was het nieuwe land, er waren voor iedereen gelijke kansen om iets nieuws en leuks te doen. Toen ik bij NRC Handelsblad werkte in de jaren tachtig had ik ook niet het gevoel dat ik tegen de elite moest strijden. Omdat je zelf bij een goede krant werkte, had je eerder de neiging om zelf dingen aan te pakken.»

Als onderzoeksjournalist schreef Henri Beunders over gevoelige onderwerpen als de zakelijke belangen van premier Lubbers, de economische asielzoekers en criminele Marokkaanse jongeren. Beunders: «Sommige onderwerpen konden echt niet. Zo wilde een collega schrijven over misbruik van de sociale voorzieningen, maar dat werd niet op prijs gesteld. Verder waren er niet zoveel taboes, maar als je ziet waarover ik schreef, wordt wel duidelijk hoe lang het soms duurt eer iets op de politieke agenda komt.»

In 1990 werd Beunders hoogleraar in Rotterdam. Hij moest zich in die functie steeds meer bezighouden met media en cultuur. Geleidelijk ontwikkelde zich toen ook kritiek op de elite. Beunders: «Ik kwam erachter dat het de elite is die steeds meer is afgedaald in smaak en gedrag naar het niveau van het volk. De babyboomgeneratie is naar eigen zeggen de nieuwe elite geworden. Dat is nu een zeer conservatieve club die nog steeds doet of ze revolutionair is en modern. En maar klagen, en maar somberen, en maar kankeren op… ach, op alles wat er sinds ’68 is gekomen. Behalve op de multiculturele samenleving, want daar waren ze dol op. Maar wat media en cultuur betreft zijn ze heel conservatief. Dat ben ik steeds meer hypocriet gaan vinden.»

Hij zegt bewondering te hebben voor iemand als Michaël Zeeman, die een groot kenner van de literatuur en overige cultuur is, en die heel hoge kwaliteitseisen hanteert. Veel meer moeite heeft hij met lieden die slechts pretenderen dat ze zo cultureel zijn. Henri Beunders: «Er is veel schijnheilig denken. Veel mensen willen helemaal geen moeilijke boeken lezen en kijken daarom stiekem naar Big Brother et cetera. Dat is in de jaren tachtig begonnen met voetbal, met zo’n tijdschrift als Hard gras. Toen besloot de elite, teleurgesteld over de revolutie van ’68, ineens dat ze voetbal leuk vonden. Toen kreeg je meteen ook een zogenaamd literaire opvatting over voetbal: voetbal is dichten op gras. Voetbal moest eerst nog even verheven worden tot het niveau van kunst, voordat zij konden zeggen dat ze het lekker vonden om op zondagmiddag bij Ajax op de tribune te gaan zitten. Ik snap niet waarom die mensen niet gewoon eerlijker zijn tegenover zichzelf.»

Het enthousiasme waarmee modieuze theorieën als het postmodernisme, waarin het onderscheid tussen hoge en lage cultuur kwam te vervallen, worden omarmd, ziet hij als een goedkope truc om de eigen voorkeur voor gemakkelijk te consumeren cultuur te rechtvaardigen. Ondanks zijn afkeer van het snobisme verheerlijkt hij de stortvloed aan pulp niet: «Ik ga uit van een schijf van vijf, als het gaat om wat je in cultureel opzicht moet nuttigen. Daar hoort van alles bij, klassieke muziek, filosofie, goede literatuur die een beetje moeilijk is, maar daar hoort ook SBS6 bij en voetbal, of De zwakste schakel. Ik vind dat je dat allemaal tot je moet nemen. Dat heb ik in mijn boek over de emotiecultuur ook geschreven. Alle emoties moeten geuit kunnen worden, alle zintuigen moeten bevredigd worden. Ik vind die eenzijdigheid gevaarlijk. Mensen die alleen naar pulp kijken, vind ik zielig, maar mensen die alleen maar naar Buitenhof kijken, vind ik net zo zielig. Als mensen zeggen dat ze geen tv kijken omdat ze liever een goed boek lezen, vind ik dat prima, maar ik vind het onzin om te zeggen dat je een bepaalde canon moet kennen om te kunnen meetellen in de culturele wereld.»

Volgens Beunders heeft de overheid nog steeds een belangrijke taak op het gebied van cultuur en media, en hij is tegen de afschaffing van de publieke omroep: «Ik ben helemaal niet voor die vrijheid-blijheid die commercieel is geworden, ik vind dat verschrikkelijk. Maar als ik een hekel heb aan de culturele en politieke elites van de afgelopen decennia, dan is dat omdat ze die canon of die kwaliteit zelf ter discussie hebben gesteld omdat het onzin zou zijn. De kunst heeft zichzelf met een kleine k geschreven, en klaagt nu dat er alleen maar pulp op televisie is.» Het grote probleem is volgens Beunders dat van de generatie van ’68, nadat de grenspalen uit de grond waren getrokken en alle taboes doorbroken leken, niemand heeft nagedacht waar de nieuwe grenspalen geslagen dienden te worden. Beunders: «Dat is dan pas in 2002 gebeurd, onder invloed van het CDA en Pim Fortuyn. Nu pas is er weer een discussie op gang gekomen over normen en waarden. Dat komt niet van de zelfbenoemde elites van na ’68, die trokken zich terug op hun eigen erf, met veel schijnheiligheid. En zij zijn ondertussen dus heel conservatief geworden, zeker in Amsterdam.»

Plotseling staat hij op om de krant te pakken, de Volkskrant van 13 december. Verontwaardigd zegt hij: «Moet je kijken. Minister Korthals is opgestapt. Een tweekolomsberichtje, en wat staat er prominent op de foto, over vijf kolommen breed? Rudi Fuchs die aftreedt als directeur van het Stedelijk. Alsof dat het belangrijkste is waar de wereld nu mee kampt, dat een museumdirecteur opstapt. Een man die voornamelijk suffe tentoonstellingen maakte en wiens grootste prestatie geweest schijnt te zijn dat hij Herman Brood uit het museum heeft weten te houden. Waar gaat het dan nog over? In De Balie is jarenlang geklaagd, zijn talloze avonden georganiseerd, over de vraag: ‹Waar is het publieke debat?› En dan kómt er een debat, maar dan is het aangezwengeld door Fortuyn en het CDA, en dan is het weer niet goed. Nu vraagt de elite zich af: gaat het niet te ver? Nu willen ze de kurk op de fles duwen. Zelf hebben ze in De Balie geen debat over de multiculturele samenleving durven aanzwengelen, en nu zeggen ze: het gaat te ver, dit is racistisch, dit neigt naar populisme. Ik ben daar teleurgesteld over, omdat het getuigt van gebrek aan zelfkritiek, terwijl ze tegelijkertijd de illusie willen behouden dat ze de kritische, smaakmakende, vernieuwende elite zijn. Nou, dat is dus totaal niet het geval.»

Kritiek op de zelfgenoegzaamheid en hypocrisie van de elite kwam er wél van de kant van Pim Fortuyn. Volgens Beunders, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, was het geen toeval dat de machtsbasis van Fortuyn zich in Rotterdam bevond. Rotterdam is immers een veel dynamischer stad dan Amsterdam, en veel van de problemen waarmee Nederland kampt, zoals files en de verloedering van de oude wijken, hebben in Zuid-Holland enorme proporties aangenomen.

Henri Beunders: «Fortuyn heeft een fragmentatiebom gegooid in het politiek correcte denken. Ze zijn nu allemaal in paniek de brokstukken weer aan het oprapen. Om te kijken: hoe kan ik er nu zelf weer een beetje chocola van maken. Ik zag gisteren bij de Vara een paar minuten Astrid Joosten in gesprek met Ayaan Hirsi Ali, en waarbij Joosten het bijzonder onderwijs verdedigde! Ze weten bij God niet meer waar ze het over hebben! Ze zoeken echt alle brokstukken bij elkaar. Er is alom paniek. Ze weten bij God niet wat er gebeurd is, die woede over de ontmaskering uit zich daarom bijvoorbeeld in de hetze tegen Nawijn. Voor alle duidelijkheid: ik ben tegen de doodstraf, maar deze hetze was alleen maar om de paniek in eigen gelederen te verbloemen. Jongens, jongens, moet een Tweede Kamer van vier uur ’s middags tot elf uur ’s avonds debatteren over één onzinopmerking van Nawijn, terwijl een begroting van Binnenlandse Zaken behandeld moet worden, Balkenende de volgende dag in Kopenhagen over de uitbreiding van de EU moet praten? Dat is de paniek over het door Fortuyn, en ik denk ook Balkenende, in elkaar geslagen, zelfgeboetseerde wereldbeeld. Dat is gewoon krankzinnig.»

Hoewel Beunders onlangs de LPF adviezen heeft gegeven, is hij geen lid van de partij. «Ik heb er ook niet op gestemd, omdat ik niet op een dode man wilde stemmen. Net als in 1998 heb ik, uit een enorme afkeer van Paars, op het CDA gestemd. Als Fortuyn was blijven leven, had ik waarschijnlijk wel op hem gestemd, uit onvrede. De man fascineerde me bijzonder. Hij durfde heel veel zaken aan de orde te stellen die anderen het liefst uit de weg gingen.»

Het bestuur van de LPF vroeg hem als onafhankelijk adviseur te helpen bij het selecteren van kandidaten voor de komende verkiezingen. Beunders: «Men wilde voorkomen dat er allerlei beschuldigingen zouden worden geuit, dat Ed Maas pure vriendjespolitiek zou bedrijven en voornamelijk vastgoedjongens op de kieslijst wilde hebben.» Uit nieuwsgierigheid, en omdat zijn vriendin bij de LPF werkte, heeft hij ja gezegd. Beunders: «Bovendien knaagde bij mij de vraag: wat zou er gebeurd zijn als For tuyn wél was geholpen bij het samenstellen van zijn lijst? Was het dan ook zo’n zooitje geworden? Overigens beperkte mijn rol zich tot het voeren van gesprekken, waarbij kennis en politiek inzicht werden getoetst. Daarover heb ik gerapporteerd, en dat was het. Volgens mij is er ook niets mis mee als je helpt voorkomen dat er weer louche types als Cor Eberhard of halve garen als Winnie de Jong in de Kamer komen.»

De afgelopen maanden is hem wel opgevallen hoe sterk de elite geneigd is iedereen die zich aangetrokken voelt tot de ideeën van Fortuyn uit te stoten. Er wordt volgens Beunders veel te snel een link met het fascisme gelegd, en hij ergert zich er vreselijk aan als de LPF wordt beschouwd als een rancunebeweging. Beunders: «Ik reisde in de jaren zestig van Emmeloord naar Amsterdam om als scholier naar die studentenbijeenkomsten te kijken. Die jongeren toen barstten ook van de onvrede, maar dat is nooit een rancunebeweging genoemd. Dat was een beweging van mondig wordende jongeren. Dat was de roep om inspraak, dat vond iedereen prachtig. Ook linkse actiegroepen werden door de elite omhelsd. Maar nu de gewone mensen om inspraak roepen, van de tandarts in Epe tot de metselaar en de kantinejuffrouw in Delfshaven, nu is het ineens een rancunebeweging. Dit is het vermaledijde klootjesvolk, waar de elite toen ook al minachtend naar keek, en dat klootjesvolk wil nu ook gehoord worden. Dat dédain van de elite stoort mij enorm.»

De «fragmentatiebom» van Pim Fortuyn mag dan een zuiverende werking hebben gehad, aan het eind van het tumultueuze jaar 2002 is Beunders niet erg optimistisch: «Er is niets fundamenteels veranderd. Het teleurstellende nu, een half jaar na de moord op Fortuyn, is dat de ijzeren wet van de oligarchie zijn geldigheid heeft bewezen. De oude partijen hebben zich gehandhaafd, zonder eigen verdienste of rechtvaardiging en het is het bureaucratisch-technocratisch-commercieel complex dat de touwtjes in handen heeft. Het is bureaucratisch conformisme. Men neemt geen eerlijke intellectuele en politieke verantwoordelijkheid, maar men schuift het af naar de anonieme bureaucratie. Dat zie je bij de asielproblematiek, bij de gezondheidszorg en op tal van andere terreinen. Dat is uitermate triest.»

Aan het eind van het gesprek wil hij nog even de indruk wegnemen dat hij vooral op links gebeten zou zijn. Henri Beunders: «Ook de VVD zat natuurlijk in Paars. Maar intellectueel en cultureel is die partij veel minder geprononceerd. Het is echter de VVD die de conducteur op de tram heeft afgeschaft, die de reclame op tv heeft vrijgegeven, en het was de VVD die het onderwijs naar de kloten heeft geholpen. Daarom had ik zo’n hekel aan Paars, omdat het een combinatie was van het verkeerde linkse denken en het verkeerde liberale denken.»