
Waarmee die schepper van de moderne bourgeoisie zijn land omheinde vertelt Rousseau niet, maar we kunnen uitsluiten dat hij dat met prikkeldraad deed. Dat bestond toen nog niet, en de Fransen reageerden bovendien lauw toen iemand het in 1860 uitvond, zegt Dick Wittenberg in Prikkeldraad: Een geschiedenis van goed en kwaad. Nee, het waren de Verenigde Staten waar het prikkeldraad in de tweede helft van de negentiende eeuw aan een onstuitbare opmars begon. ‘Prikkeldraad moest wel in de Verenigde Staten worden uitgevonden. Dat kon niet anders.’
Die noodzaak werd geschapen doordat het Wilde Westen getemd moest worden. Prikkeldraad stelde de pioniers in staat om grote stukken land te omheinen tegen lage kosten, om vee binnen te houden. Het betekende het einde van de cowboyromantiek. Nu het vee binnen de prikkeldraadomheining bleef, hoefde het ook niet meer bijeengedreven te worden. Wittenberg vertelt een geschiedenis van de opmars van het prikkeldraad in de Verenigde Staten (en sindsdien wereldwijd) aan de hand van turf wars en knip-guerrilla’s, octrooien en rechtszaken, monopolisten en de massale verdrijving van indianenstammen. In het Amerikaanse Mid- en Zuidwesten woedde na de introductie van het prikkeldraad een verbeten strijd om land en vrije doorgang, die tot enorme proporties opzwol, totdat de overheid uiteindelijk hoge gevangenisstraffen en boetes zette op het doorknippen van prikkeldraad. Vanaf dat moment is het prikkeldraad niet meer weg te denken uit de wereldgeschiedenis.
De vraag is of het een goede keuze is geweest om een geschiedenis van het prikkeldraad te schrijven. De boodschap van Wittenberg, zo is meteen duidelijk, gaat eigenlijk over iets groters dan het puntige ijzerdraad. Het gaat over het systeem van afscheidingen, hekken en grenzen, al dan niet voorzien van prikkeldraad, als politiek idee. Het probleem van Prikkeldraad is alleen dat het Wittenberg moeite kost om te ontkomen aan zijn eigen gimmick; de focus op prikkeldraad beperkt voortdurend de ruimte voor waar hij het eigenlijk over wil hebben.
Regelmatig staat Wittenberg stil bij de vreselijke gevolgen die gesloten grenzen in tijden van oorlog hadden in het leven van mensen. Prikkeldraad vertelt over een Nederlandse dokter uit een grensdorp die van de bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog een Vlaamse vrouw met een miskraam niet te hulp mocht schieten, waardoor zij overleed. Het had het begin kunnen zijn van een reflectie over de manier waarop grenzen een vernietigend effect kunnen hebben op individuele levens. Maar die reflectie blijft uit – we moeten verder. De protagonist van Prikkeldraad is immers niet de vrouw, en ook niet het onrecht; een bladzijde verderop zijn we terug bij de primaire focus van het relaas, en gaat het over de complexe, technische operatie om prikkeldraad langs de Belgisch-Nederlandse grens te spannen, en hoe dat uiteindelijk toch lukte.
‘Prikkeldraad faciliteert onderdrukking’, schrijft Wittenberg. Daarover wil hij het hebben – maar dat doet hij niet. Dat is bijna tragisch te noemen, omdat het merkbaar ten koste gaat van zijn betoogkracht. Tijdens de toer door de geschiedenis (het Wilde Westen, de Boerenoorlogen, de concentratiekampen van de nazi’s, de tweedeling van Europa, de buitengrens van de Europese Unie en het draad rond Bangladesh) doet Wittenberg denken aan de gids die beleefd maar toch ook wat plichtmatig kuierend zijn gehoor langs de locaties voert. De momenten waarop Wittenberg begint te boeien zijn de intermezzo’s waarin hij het eens niet over prikkeldraad heeft, maar over het onrecht van de ‘mondiale apartheid’ – de korte momenten waarop hij zich kwaad maakt, en zijn j’accuse aanheft: ‘Tegen barrières die mensen buitensluiten. Tegen apartheid, in welke vorm ook.’
Wat is daarin de rol van prikkeldraad? ‘Om effectief onderscheid te maken tussen wij en zij, tussen goed en kwaad, tussen beschaving en barbarij, zijn woorden niet voldoende. Die absolute grens schreeuwt om een fysieke scheidslijn.’ En: ‘Prikkeldraad is een toprekwisiet.’
Een vraag dringt zich op: zorgt het prikkeldraad ervoor dat de mensheid bepaalde gedachten kan denken, of gaan die gedachten aan de aanwezigheid van prikkeldraad vooraf? Wordt het ding niet verward met een idee?
‘Prikkeldraad is het internet van de negentiende eeuw’, zegt Wittenberg. Misschien is dat onbewust de beste vergelijking in het boek – ook over het internet denken serieuze mensen dat het geen ding is maar een idee, om vervolgens fantastische voorspellingen te doen over de revolutionaire krachten ervan. Maar als we van dingen ideeën maken, kun je dan nog neutraal in de trein zitten? Of moeten we ook over het spoor een ‘geschiedenis van goed en kwaad’ schrijven, omdat de trein mensen naar Auschwitz bracht? Dat prikkeldraad het uitsluiten van mensen eenvoudiger maakt staat vast, maar is het de schuld van dat buitensluiten? Rousseau meende in ieder geval dat het niet lag aan het materiaal van het hek, maar aan de onnozelaars die het pikten.
Prikkeldraad is rijkelijk bestrooid met eigenaardige en gruwelijke anekdotes uit de geschiedenis van het prikkeldraad, en dat is boeiend genoeg, maar de wurggreep van prikkeldraad drukt ook de reflectie op vragen over (economische) ongelijkheid, macht en onrecht weg. De ironie is dat Wittenberg dat verhaal wel ziet, en er ook vaak naar wijst, maar dat hij er nooit goed bij komt – hij heeft er prikkeldraad voor gespannen.
Beeld: Prikkeldraad bij de Bulgaarse grens. Foto Nikolay Doychinov / NYT / HH.