IN DE ZOMER van 2010 wijdt Glenn Beck, idool van rechts Amerika, zijn talkshow aan een volgens hem obscuur boek. Verschenen tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde het een beslissende rol in de ideologische strijd over waar het heen moest met het vrije Westen na de overwinning op Hitler. ‘Dit boek was als Mike Tyson in zijn hoogtijdagen’, roept Beck geestdriftig uit. ‘Een rechtse hoek tegen het socialisme in West-Europa en de Verenigde Staten!’
Inmiddels is Hitler al weer een tijdje dood. Hetzelfde geldt voor het sovjetcommunisme en zijn ideeën over economische planning. Toch noemt Beck het boek in zijn uitzending actueler dan ooit. Toen neigde de wereld naar socialisme, om een herhaling van de Grote Depressie te voorkomen. En nu? Nu is Amerika onder leiding van president Obama, in reactie op de kredietcrisis, opnieuw hard op weg naar een antikapitalistische dictatuur. ‘We bevinden ons vandaag de dag in een soortgelijke oorlog’, concludeert de populaire presentator zonder blikken of blozen. Losjes zittend op zijn bureau houdt hij de oplossing voor de camera. Het publiek ziet het omslag, het zwart-witportret, de fragiele intellectueel. Het is The Road to Serfdom, geschreven door Friedrich Hayek.
Becks lyrische aanbeveling heeft effect. In de dagen na de uitzending maken boekhandels overal in Amerika melding van rijen klanten die ineens Hayeks klassieker willen kopen. Het boek prijkt al gauw op de bestsellerlijsten. Daar is het lange tijd niet meer uit weg te slaan. Hayeks bekendste werk maakt dan ook deel uit van wat The New York Times in een artikel tot een heuse ‘Tea Party-canon’ bombardeert. ‘Aanbevolen door Tea Party-iconen als Ron Paul en Glenn Beck, worden de teksten overal aangehaald, van protestborden tot verkiezingsprogramma’s van de Republikeinse partij.’
De rentree van Hayek op het politieke toneel is het meest zichtbaar in de Verenigde Staten. Maar ook daarbuiten duikt zijn naam, voor wie erop let, opvallend vaak op. Bezoekers van de website van het wetenschappelijk bureau van de VVD, de Teldersstichting, worden begroet met een citaat van Hayek. Frits Bolkestein noemde Hayek, die in 1974 een Nobelprijs ontving, ‘de belangrijkste filosoof van de vorige eeuw’. De bewondering beperkt zich niet tot kringen van traditionele liberalen. ‘Ik lees liever Hayek en Ayn Rand dan Keynes en Etty’, merkte Martin Bosma vorig jaar op in zijn eerste column voor NRC Handelsblad, voor heel even vergetend dat hij als PVV'er sinds een paar jaar moet doen alsof hij de verzorgingsstaat wil redden. Ook Anders Breivik haalt in zijn inmiddels beruchte manifest uitvoerig en instemmend Hayek aan.
‘Merkwaardig’ zou een understatement zijn voor deze plotselinge Hayek-hype. Daar is een boek uit een ander tijdperk, bijna zeventig jaar oud, geschreven tegen de achtergrond van de Koude Oorlog. Hayeks radicaal-liberale alternatief lijkt bovendien even achterhaald als de stalinistische planeconomie waar hij het merendeel van zijn pijlen op richt. Was het vrijemarktdenken met de kredietcrisis niet voorgoed gediscrediteerd? Lag de schuld van de financiële zeepbellen niet op de eerste plaats bij het decennialange beleid van neoliberale deregulering? En geldt als een van de voornaamste grondleggers van die ideologie niet uitgerekend een Oostenrijkse emigrant, een econoom en filosoof genaamd… inderdaad. Hoe is dat alles mogelijk?
FRIEDRICH AUGUST von Hayek (1899-1992) schreef The Road to Serfdom in 1944. De overwinning op Hitler-Duitsland was in zicht. De bevrijding leek nabij, maar Hayek was er niet gerust op. De zoon van een Weense arts was begin jaren dertig al naar Groot-Brittannië geëmigreerd, waar hij hoogleraar werd aan de London School of Economics. ‘In het dozijn jaren waarin dit land zijn (de auteur, Hayek - kh) thuis is geworden’, schreef hij in het boek dat hem beroemd zou maken, ‘is hij er steeds meer van overtuigd geraakt dat tenminste sommige van de krachten die de vrijheid hebben vernietigd in Duitsland ook hier aan het werk zijn, en dat het karakter en de bron van dit gevaar, voorzover mogelijk, nog minder begrepen worden dan ze in Duitsland werden.’
Hayek vreesde dat de Britse oorlogseconomie ook in vredestijd zou worden voortgezet. Dan zou na de val van Hitler diens nationaal-socialisme slechts worden vervangen door ‘een wereld van vele nationale socialismen, verschillend in de details, maar allemaal even totalitair’. The Road to Serfdom was daarom één groot pleidooi tegen economische planning, rechts- of linksom. Een socialisme met een menselijk gezicht was onmogelijk. Zonder vrije markt kon er namelijk geen democratie bestaan, luidde Hayeks centrale argument. Ter ondersteuning haalde hij de Russische dissidente communist Leon Trotski aan: ‘In een land waar de enige werkgever de staat is, betekent oppositie dood door verhongering. Het oude principe van wie niet werkt, wie niet eet, is vervangen door een nieuwe: wie niet gehoorzaamt, zal niet eten.’
Het toen nog marginale recept dat Hayek voorschreef was negentiende-eeuws laissez faire-liberalisme. Niet dat Hayek principieel gekant was tegen elke vorm van regulering. Anders dan veel van zijn huidige aanhangers was hij geen libertariër. Voorschriften rond hygiëne konden best nuttig zijn, schreef hij. Hetzelfde gold voor zoiets als een plafond voor het aantal werkuren. Een minimum aan sociale voorzieningen sloot Hayek evenmin uit. Maar veel verder moest de overheid niet gaan in haar bemoeienis met de samenleving. Dat deed zij in Hayeks tijd wel. In zijn ogen waren nagenoeg al zijn Britse medeburgers dan ook socialisten geworden. Of nazi’s - dat was hem om het even: ‘Er is nauwelijks een bladzijde uit Hitlers boek die niet door iemand in dit land is aanbevolen om te gebruiken in ons voordeel.’
Dat zijn boude stellingen. Maar ze verklaren nog niet de huidige populariteit van Hayek. De sleutel daartoe ligt dan ook niet in zijn kritiek op economische planning, beaamt Bruce Caldwell. Hoestend neemt de hoogleraar economische geschiedenis aan Duke University, behalve auteur van een Hayek-biografie ook uitgever van diens verzameld werk, de telefoon op. Na een glas water te hebben gehaald, legt hij uit wat volgens hem de reden is voor Hayeks opleving: ‘Het is een reactie tegen almaar groeiende overheidstekorten. Die zijn ontstaan onder George W. Bush, en vergroot door Obama. Het heeft ook alles te maken met zijn medische hervormingen. Er heerst onder Amerikanen toch het idee dat dit kan leiden tot een Europese vorm van gesocialiseerde gezondheidszorg.’
Het verband met Hayek? Juist doordat deze in The Road to Serfdom geen heldere, kritische grens aangeeft waar staatsingrijpen omslaat in totalitarisme, kan zijn betoog uitstekend worden ingezet tegen dit soort maatregelen. Het zijn de grove gelijkstellingen waarin Hayek grossiert, die hem aantrekkelijk maken voor iedereen die vindt dat de staat te ver is uitgedijd. Overheidsbemoeienis is socialisme, aldus Hayek. En socialisme, dat is Hitler. Daarmee is de vergelijking tussen Obama en Hitler snel gemaakt, zoals tijdens de betogingen tegen het nieuwe gezondheidsstelsel dan ook prompt gebeurde.
Dat Obama’s beleid behalve met antisemitisme ook weinig van doen heeft met economische planning doet er niet zo heel veel toe. Dat verklaart althans Russell Roberts (‘Russ’) desgevraagd. ‘Natuurlijk is het socialisme Soviet style niet langer populair’, legt de aan George Mason University verbonden econoom uit. ‘Maar we hebben in Amerika een hele hoop kleine stukjes planeconomie. Denk aan hoe de overheid zich bemoeit met de huizenmarkt. Of wat te denken van de gezondheidszorg? De overheid bepaalt zelfs de prijzen van sommige operaties en medicijnen. En de financiële sector is al helemaal enorm gereguleerd.’
Roberts ziet niettemin nog een tweede grond voor de huidige Hayek-hype. Die heeft volgens hem alles te maken met de herontdekking van een andere economische grootheid: Lord Keynes. ‘Mensen vergelijken deze crisis met de Grote Depressie van de jaren dertig. De grote debatten van die tijd, over staat versus markt, oefenen nog steeds aantrekkingskracht uit. En het was Hayek die toen tot de voornaamste opponenten van Keynes behoorde.’
Beiden voorspelden de Grote Depressie. Maar over zowel de oorzaak hiervan als de gewenste oplossingen verschilden ze radicaal van mening. Dat leidde tot hevige debatten tussen hun aanhangers. Aan de recente popularisering van dat ‘gevecht van de eeuw’ heeft Roberts zelf in niet geringe mate bijgedragen. Samen met een bevriende regisseur is hij het brein achter twee uiterst populaire video’s die op internet circuleren. De eerste, Hayek vs. Keynes, werd alleen al op YouTube bijna drie miljoen keer bekeken. In het filmpje gaan de twee economen elkaar verbaal te lijf. Een rap battle. Keynes wordt daarin opgevoerd als de glamoureuze publieke intellectueel. Omringd door mooie vrouwen en veel sterke drank pleit hij ervoor de crisis te bestrijden met extra uitgaven. Ook de achterliggende theorie wordt niet uit de weg gegaan. Hayek, neergezet als de bescheiden underdog, waarschuwt echter dat niet een te lage vraag de oorzaak is van alle problemen, maar een te lage rente. Het refrein: ‘We’ve been going back and forth for a century/ (Keynes) I want to steer markets/ (Hayek) I want them set free!’
Onpartijdig zijn de makers niet. ‘Na de val van Lehman Brothers leek het of iedereen ineens enkel nog “Keynes! Keynes! Keynes!” kon roepen’, legt Roberts zijn beweegredenen uit. ‘Plotseling móest de economie gestimuleerd worden. Als reactie daarop lijkt Hayek nu aan populariteit te hebben gewonnen. Want de voortdurende groei van de centrale overheid maakt mensen nerveus. Ze lezen The Road to Serfdom en herkennen diezelfde zorgen bij Hayek. Wij hebben onze video “het gevecht van de eeuw” genoemd. In werkelijkheid is de kwestie van overheid of markt een gevecht van alle tijden.’
HET BEGON schuchter, met hier en daar een ingezonden brief of opiniestuk. Te zeer leek op het hoogtepunt van de kredietcrisis de vrije markt uit de gratie geraakt. Te zeer waren haar aanhangers misschien ook wel uit het lood geslagen door de kettingreactie die de financiële wereld trof. ‘Het rauwe kapitalisme is dood’, verklaarde op het hoogtepunt van de kredietcrisis zelfs de rechtse Amerikaanse minister van Financiën Henry Paulson.
Drie jaar later zijn de eenzame liberale stemmen aangezwollen tot een oorverdovend koor. Als vanouds wordt die ene, eeuwige waarheid er bij het publiek ingeramd: it’s the government, stupid! De nieuwe mantra: niet marktfalen, maar overheidsfalen zou de crisis hebben veroorzaakt. Een voortrekkersrol hierbij speelt de radicale Oostenrijkse School. Grondlegger van deze kleine maar invloedrijke economische stroming, samen met zijn landgenoot Ludwig von Mises, is Friedrich Hayek. In de ogen van de ‘Oostenrijkers’ is de wortel van alle kwaad niet een teveel, maar een tekort aan kapitalisme. De centrale oorzaak voor de kredietcrisis is volgens hen niet het doorgedraaide beleid van deregulering, dat het banken en andere financiële instellingen mogelijk maakte absurde risico’s te nemen op kosten van de gemeenschap. In plaats daarvan leggen zij, net als Hayek deed in de jaren dertig, de schuld bij de lage rente waarmee vooral de Amerikaanse Fed de afgelopen tientallen jaren de economie stimuleerde. Die politiek heeft geld te goedkoop gemaakt. In combinatie met een bemoeizieke overheid, die het noodzakelijk achtte om bijvoorbeeld het huizenbezit onder Amerikanen te stimuleren, heeft dat geleid tot een reeks zeepbellen. Die moesten vroeg of laat barsten.
Geheel in lijn daarmee redeneert ook de vorig jaar verschenen analyse van de aan de VVD verbonden Teldersstichting, Krachtproef voor het kapitalisme. Het economische debacle was niet de schuld van de markt, concluderen de opstellers van het rapport, die veelvuldig Von Mises en Hayek aanhalen. Integendeel: ‘De kredietcrisis was niet het gevolg van een teveel aan spontane orde maar juist van een tekort daaraan. In een écht vrije kapitalistische markt was de rente nooit zo laag geweest en hadden de monetaire onevenwichtigheden niet de proporties kunnen aannemen die zij nu hebben. Het Amerikaanse overheidsbeleid dat het woningbezit moest verhogen leidde ertoe dat hypotheken werden verstrekt aan Amerikanen die op een écht vrije markt nooit een hypotheeklening hadden bemachtigd.’
En Lehman Brothers dan? Heeft het rampscenario dat zich voltrok na het ongecontroleerde faillissement van die bank niet aangetoond dat nationale overheden geen andere keus hadden dan ingrijpen? Ook hier zitten aanhangers van de vrije markt niet langer om een antwoord verlegen. De staat had de banken nooit mogen redden. Juist door dat te doen, heeft zij de financiële sector aangemoedigd nog grotere risico’s te nemen. Er was immers een vangnet. Had de overheid van het begin af aan iedere hulp geweigerd, dan zouden zij zich wel beter hebben ingedekt tegen de dreigende storm.
Het moet gezegd worden: dit is een ideologische omkanteling van indrukwekkende proporties. En met resultaat. Hoe is het anders te verklaren dat, drie jaar na het vermeende failliet van de vrije markt, liberalen weer overal in Europa regeren, Nederland voorop? Dat een anarcho-kapitalistische beweging als de Tea Party niet alleen de Republikeinse voorverkiezingen beheerst, maar met haar verzet tegen iedere vorm van belastingverhogingen ook het machtigste land ter wereld op de rand van het bankroet kon brengen?
Maar de wonderbaarlijke wederopstanding van het laissez faire-denken is niet uitsluitend te danken aan noeste intellectuele arbeid. De doorslag gaf een gebeurtenis van buitenaf: de Amerikaanse subprime-crisis werd gevolgd door een Europese schuldencrisis. Daarmee verschoof ook de aandacht van het grote publiek van de misstanden bij de banken naar de problemen bij overheden.
Dat is koren op de molen van de volgelingen van Hayek. Zoals de Brits-Indiase ontwikkelingseconoom Deepak Lal, tot voor kort president van de door Hayek opgerichte Mont Pelerin Society. Volgens hem is zowel de kredietcrisis als de eurocrisis onderdeel van hetzelfde, overkoepelende probleem. Centraal daarin staat wat Lal aanduidt als een overschot aan ‘entitlements’, aan burgers toebedeelde rechten. Deepak Lal: ‘De westerse landen hebben een enorme hoeveelheid rechten gecreëerd waar niet voor betaald wordt.’ In Amerika was dat bijvoorbeeld het vermeende recht op een eigen huis. Om dat te garanderen, werden tal van overheidsprogramma’s en instellingen als Fannie Mae en Freddie Mac in het leven geroepen. In Europa zijn het de welvaartsstaten die strooien met entitlements. ‘Maar je moet kiezen. Of je wilt die rechten, dan betaal je daar belasting voor. Of je wilt ze niet en verlaagt de belastingen. We kunnen niet doorgaan met al die rechten te beloven op kosten van volgende generaties.’ Net als de ontwikkelingslanden eind vorige eeuw is er volgens Lal voor het Westen geen gemakkelijke uitweg uit de schuldencrisis. Zowel Europa als Amerika zal fors moeten snijden in verworven rechten. Minder staat dus. Precies zoals de Europese landen op het moment doen. En precies zoals Hayek en zijn Oostenrijkse School het hebben aanbevolen.
DE WENDING die de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog hiermee heeft genomen, past in een filmscenario. Eerste beeld: ontploffingen, een inferno. Wall Street brandt. Tweede beeld: de rook trekt op. En wie staan daar geheel onverwacht, op de puinhopen van Lehman Brothers, sterker dan ooit tevoren? Inderdaad: de doodgewaande aanhangers van de vrije markt. Het verschil met vroeger is hooguit dat zij nog radicaler zijn geworden. Neoliberalen worden ultraliberalen.
Hoe bekend hun diagnoses en recepten voor de crisis inmiddels ook in de oren klinken, dat blijft een bizar slot. Hebben zij niet hun kans gehad? En hebben ze dat niet op gruwelijke wijze verknald? Illustratief daarvoor is de club waar econoom Deepak Lal aan verbonden is. Deze is vernoemd naar een Zwitserse berg, de Mont Pelerin. Kort na de oorlog kwam daar een groep intellectuelen bij elkaar. Onder hen fameuze ‘Oostenrijkse’ economen en andere wetenschappers als Friedrich van Hayek, Milton Friedman en zelfs enige tijd Karl Popper.
Het was 1947, en de Koude Oorlog werd snel warmer. Op de agenda van het illustere academische gezelschap stond dan ook niets minder dan de strijd tegen de groeiende macht van de staat. Het overal om zich heen grijpende keynesiaanse en marxistische gedachtegoed moest weerwoord worden geboden. Daarbij ging het niet alleen om een andere financieel-economische politiek. ‘Wat ons ontbreekt is een liberale utopie (…) die niet al te direct gericht is op de praktijk en die zich niet beperkt tot wat vandaag de dag politiek haalbaar wordt geacht’, stelde Hayek in zijn oproep.
Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Voorlopig hadden de aanhangers van een grote, sturende overheid het gelijk van de cijfers aan hun zijde. De wereldeconomie groeide als een tierelier - en zonder dat de democratie in het Westen in gevaar kwam, zoals Hayek had voorspeld in The Road to Serfdom. Het gezelschap in Zwitserland zette dan ook in op een taaie ideeënstrijd, die minstens één generatie zou duren.
In de jaren zeventig was hun moment gekomen. Rechtse politieke leiders zochten naar een alternatief voor het haperende keynesianisme. De neoliberale denkers boden kant-en-klare recepten. Die werden voor het eerst omgezet in Chili. In 1973 had dictator Pinochet daar via een bloedige coup de macht veroverd. Uncle Miltie, zoals zijn aanhangers Milton Friedman liefkozend noemden, stond hem terzijde als economisch adviseur. Ook Hayek bracht diverse bezoekjes. Hij was een en al lof voor het Chileense experiment. Uitgerekend de hem bewonderende Britse premier Margaret Thatcher moest haar idool afremmen. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je het ermee eens bent dat in Groot-Brittannië, met onze democratische instituties en de noodzaak van een hoge mate van maatschappelijke consensus, een aantal van de maatregelen die men in Chili heeft genomen, totaal onaanvaardbaar zijn’, schreef zij Hayek, nadat hij erop had aangedrongen de Chileense revolutie zo goed mogelijk te kopiëren.
Wat heeft dat te maken met de huidige crisis? Allereerst blijkt de geschiedenis de mooie woorden van Hayek over democratie en vrije markt te hebben ontkracht. Uitgerekend in het neoliberale Chili werd de vrijheid om zeep geholpen. En Hayek zag dat het goed was. Ten tweede toont het dat Hayek en zijn volgelingen alle gelegenheid hebben gehad hun idealen in de praktijk te brengen. Niet eenmaal, in Chili, maar telkens weer opnieuw. Behalve Thatcher had ook de Amerikaanse president Ronald Reagan Hayek hoog zitten. Alan Greenspan, die als president van de Fed het Amerikaanse economische beleid van de afgelopen decennia tekende, was eveneens een geestverwant. Inderdaad, dezelfde Greenspan die hoofdverantwoordelijk was voor de nu gehekelde lage-rentepolitiek.
Daarmee hebben de huidige liberale antwoorden op het eerste gezicht elke zweem van geloofwaardigheid verloren. Toch laten de nieuwe Hayek-aanhangers de kritiek moeiteloos van zich af glijden. ‘Natuurlijk, mensen als Thatcher, Reagan, Greenspan, ze hielden allemaal van Hayek’, zegt econoom Russ Roberts. ‘Maar daar hebben ze weinig mee gedaan toen ze aan de macht waren. Het rentebeleid van Greenspan was allerminst hayekiaans. Hij steunde zelfs de reddingsacties in de financiële wereld in de jaren negentig. If you bail out losers, then you are a socialist!’
Greenspan zelf is zich overigens van geen kwaad bewust. Hij zoekt inmiddels weer de publiciteit met pleidooien tegen verdere regulering van de financiële sector. Dat mag in het verleden gruwelijk zijn misgegaan, maar hem treft geen blaam. Het vrijemarktdenken is hoogstens onvolkomen in de praktijk gebracht.
Het zijn precies zulke afweermechanismen die bij filosoof Hans Achterhuis de afgelopen jaren een belletje deden rinkelen. Het riep herinneringen op aan de eerder door hem beschreven technische en sociale utopieën. ‘In de jaren zestig en zeventig had ik studenten die naar Albanië gingen’, vertelt hij in een telefonisch interview. ‘Ze kwamen terug met juichende verhalen. Eenzelfde absolute geloof, inclusief blindheid voor mogelijke fouten, zie je ook bij aanhangers van het neoliberalisme. Kijk naar de memoires van Alan Greenspan. Hij zag dat er iets misging in de economie. Maar hij weigerde in te grijpen. De markt zou het wel oplossen.’
In zijn vorig jaar verschenen studie De utopie van de vrije markt laat Achterhuis zien dat de aanhangers van laissez faire zich steeds minder gelegen laten liggen aan de werkelijkheid. Hoezo zou het kapitalisme gefaald hebben? Het echte, zuivere kapitalisme moet nog beginnen! ‘Het kapitalisme kan geen crises doormaken, omdat het slechts een project is, een hoop, een ideologie’, zo verwoordde de Duitse filosoof Boris Groys die houding in Die Zeit.
Op zoek naar de wortels van dat zelden onderkende, liberale utopisme stuitte Achterhuis op denkers als Hayek, met zijn Mont Pelerin-oproep om aan een utopie te werken. En hij kwam uit bij een roman. Volgens onderzoek onder Amerikaanse lezers betrof het na de bijbel het meest invloedrijke boek van de afgelopen eeuw. Niet toevallig werd het net als Hayeks klassieker prominent aangeprezen door Glenn Beck in zijn talkshow, waarop ook hier de verkoopcijfers omhoogschoten. Het was Atlas Shrugged, van Ayn Rand.
In dat boek beschrijft de Russische emigrante Rand haar ‘utopie van de begeerte’. In een vallei in de woeste bergen van Colorado hebben rijke ondernemers een nieuwe maatschappij gesticht. Een zuiver kapitalisme, vrij van etatistische smetten, waarin zij elkaar naar hartenlust kunnen beconcurreren. De naam die zij hun experiment geven, zegt eigenlijk alles: Atlantis.
Zo'n liberaal utopisme lijkt iets typisch Amerikaans, geeft Achterhuis toe. Toch heerst ook hier te lande een blind geloof in de markt, meent hij. Met als gevaar dat we ons keer op keer aan dezelfde steen zullen stoten. Maar daarover wordt zelden gesproken, want het staat in schril contrast met het pragmatische imago dat de Nederlandse liberalen zichzelf graag aanmeten. Achterhuis wijst op het nieuwe boek van Frits Bolkestein. Daarin haalt deze een hele reeks ‘gevaarlijke’, wereldvreemde denkers door de mangel. ‘Maar hij heeft het alleen over linkse intellectuelen. Terwijl iemand als Hayek heel utopisch is. Daarover wordt niet gepraat. Ik had naar aanleiding van de verschijning van mijn boek een afspraak bij Buitenhof om met Bolkestein in debat te gaan. Twee dagen van tevoren zei hij af. Zonder opgaaf van redenen. Links heeft veel gepraat over wat er mis was met Marx, Lenin, Stalin. Rechts doet dat totaal niet. Ze weigeren gewoon in te gaan op de utopische facetten van het vrijemarktdenken.’