‘Mijn broer werd opgepakt. Hij had voor een ministerie gewerkt en Daesh beschuldigde hem van spionage voor het Iraakse leger.’ Abdullah Ramadan Mohamed is een van de duizenden die in de Iraakse stad Hawija een familielid zoekt dat is opgepakt tijdens de driejarige bezetting door de terreurgroep IS, of Daesh in het lokale taalgebruik. ‘Het was een nepreden.’
Het was 2014, de groep had nog maar net de macht gegrepen in een derde van Irak. Na de nachtelijke arrestatie liep Ramadan maandenlang de IS-gevangenissen af in de hoop informatie over zijn broer te krijgen. ‘De Daesh die hem oppakten waren van buiten, uit Dijala. Er is hier niemand aan wie ik het nu nog kan vragen’, zegt hij moedeloos. De bevrijding kwam eind 2017, maar zijn broer werd niet gevonden. ‘Ik vergeet hem niet, maar wat kan ik doen?’
Het lichaam van zijn broer ligt vermoedelijk in een massagraf van IS bij het dorp Bagara, een paar kilometer buiten Hawija. Het is een militaire basis die de Amerikanen in 2011 hadden verlaten en die IS later gebruikte om er gevangenen te executeren. De lichamen werden in de open lucht achtergelaten. Volgens geruchten begroef een schaapsherder stiekem de gedode Iraakse militairen, politiemensen en burgers, totdat IS hem betrapte en oppakte, vertelt Ramadan in een klein kantoortje in het centrum van Hawija. Op de plek zelf is volgens inwoners nu niets meer te zien. Na de bevrijding zouden er bulldozers over het terrein zijn gegaan. Een verzoek van de verslaggever om er een kijkje te mogen nemen werd desondanks afgewezen door de Iraakse veiligheidsdienst, de Mukhabarat.
De broer kan natuurlijk ook in een van de andere massagraven liggen, zoals die bij het naburige dorp Riadh, waar IS lichamen dumpte in oude waterbronnen die voor irrigatie werden gebruikt. Of in het bos. Voorlopig zijn er echter alleen plannen om een vierde, kleiner massagraf aan de voet van het Hamrin-gebergte te ontruimen, vertelt Dheya Kareem Saidi, het hoofd van de directie massagraven van de Iraakse overheid. Daarin liggen jezidi-vrouwen die IS gevangenhield en tijdens hun vlucht uit Hawija vermoordde.
Volgens de Verenigde Naties zijn in Irak tot nu toe meer dan tweehonderd massagraven uit de IS-tijd ontdekt met vermoedelijk meer dan twaalfduizend lichamen. Van de 114 locaties waar slachtoffers van IS liggen, heeft Kareems team er nog maar 29 geruimd. Hier zijn de resten van zo’n drieduizend lichamen geborgen.
Dat zijn vooral massagraven van jezidi’s, de religieuze minderheid waarop IS genocide pleegde in de provincie Sinjar. Van een grote hoeveelheid lichamen is inmiddels de identiteit vastgesteld en ze zijn onder grote belangstelling herbegraven. Er worden regelmatig nieuwe massagraven ontdekt, onlangs nog in Sinjar met vermoedelijk vijf jezidi-slachtoffers.

In Hawija stemt het familieleden van vermisten bitter dat jezidi-graven in hun optiek voorrang krijgen. Volgens Kareem heeft dat niet te maken met de prioriteiten die zijn team stelt, maar vooral met de financiën. Hij heeft slechts 45 medewerkers en kampt met een voortdurend geldtekort. ‘We hebben de fondsen van Unitad en de internationale vermistencommissie icmp nodig om te kunnen werken’, legt hij uit. Daarmee bepalen die VN-organisatie en de icmp in feite welke graven prioriteit hebben, en dat zijn voor hen vooral die van de slachtoffers van de genocide.
Volgens de icmp bepalen echter lokale overheden de agenda voor het uitvoeren van opgravingen. ‘Ons doel is om Irak te helpen een duurzaam proces te creëren om alle vermisten te vinden, onafhankelijk van achtergrond, tijdstip van verdwijning of de omstandigheden daarvan’, zegt woordvoerder Dima Babilli.
Tegelijkertijd moet er nog een achterstand uit de tijd van Saddam Hoessein worden weggewerkt. De Iraakse dictator liet na zijn val in 2003 op 98 locaties massagraven achter, waarvan er nog altijd 21 niet zijn geruimd. Kareem rekent het voor: samen met de 85 locaties waar IS-massagraven liggen, is dit ‘een enorm erfgoed’.
Bovendien dringt de tijd. ‘Want de kwaliteit van de graven gaat rap achteruit’, waarschuwt het hoofd van de directie massagraven. Zijn team kon bovendien door corona en slechte weersomstandigheden lang niet altijd werken en ook zijn de operaties niet zonder gevaar. Veel graven liggen in afgelegen gebied. Het vrouwengraf bij Hawija had bijvoorbeeld al meer dan een jaar geleden geruimd moeten worden, maar dat moest worden uitgesteld na een melding dat het er niet veilig was. Dat kan ook voor de andere drie massagraven bij Hawija gelden; in deze omgeving zijn nog steeds leden van IS actief. Ondanks de massale aanwezigheid van troepen en milities zijn er regelmatig aanslagen.
Hawija telde bij de bevrijding eind 2017 zo’n zevenduizend doden en vijfduizend vermisten. Die laatsten zullen niet allemaal in massagraven liggen; er zijn ook mensen die op de vlucht voor IS in het onherbergzame Hamrin-gebergte zijn bezweken. Hun lichamen zullen vermoedelijk nooit teruggevonden worden.

In zijn na de bevrijding luxe herbouwde familiehuis legt stamhoofd Sjeik Ahmed al-Muheiri uit hoe verlammend de onzekerheid is. Hijzelf mist zijn vader en ooms. ‘De familie houdt nog steeds hoop dat ze terugkomen’, zegt de twintiger, die zijn vader moest opvolgen als hoofd van de stam. De kans dat ze terugkomen is nihil, meent hij. ‘Mijn moeder en mijn zussen blijven hopen… We kunnen niet openlijk met hen bespreken wat er is gebeurd. Daardoor is het een taboe geworden.’
De sjeik vreest bovendien dat de lichamen onvindbaar zullen blijven. Na de bevrijding ging hij op zoek en zag de drie massagraven van Hawija met eigen ogen, vertelt hij. Maar vanwege de positie van zijn vader, als stamhoofd, denkt hij niet dat hij en de ooms daarin liggen. ‘Ze waren geen gewone gevangenen. Dat bleek toen we met gevangengenomen IS-leden spraken, want de informatie over hun executie is niet breed gedeeld, evenmin als informatie over de locatie van hun graf. Er is geen enkele video van de executie gevonden.’ IS maakte van executies vaak video’s als een waarschuwing aan de overlevenden. ‘Het is in het geheim gebeurd op een geheime locatie, zodat er vanuit de gemeenschap geen protesten zouden komen.’
Hij heeft veel navraag gedaan, ook bij diverse overheidsinstanties. ‘Met geen enkel resultaat. De reactie was: IS heeft vele duizenden vermoord. Dit land behoort aan God, dus laat ze met rust.’ Het ruimen van de massagraven heeft voor de regering geen prioriteit, stelt hij vast. ‘Ze vergeten liever wat er is gebeurd.’
Ook hij ziet dat in Sinjar wel wordt gewerkt aan het onderzoeken en ruimen van massagraven. Het aantal slachtoffers is in Hawija niet eens zoveel lager dan het dodental onder de jezidi’s, merkt hij op. ‘Maar wij zitten hier met het stigma dat de hele stad achter IS stond, terwijl dat in werkelijkheid maar een kleine minderheid was.’
Ook andere soennitische steden worden vaak gezien als bolwerken van IS, omdat veel soennieten aanvankelijk dachten dat IS een manier was om zelf weer aan de macht te komen in Irak. Toen ze zagen dat ze zich vergisten, waren velen gedwongen om onder de IS-bezetting te blijven leven, omdat de groep ze niet meer liet gaan. Dat ook zij door IS zijn gestraft en gedood, krijgt nauwelijks aandacht in de rest van het land.
De vele massagraven die nog niet onderzocht zijn liggen vooral in soennitische gebieden die bezet waren door IS. Voor de sjiitische regering in Bagdad hebben die minder prioriteit. Hoewel Kareems team het werk absoluut niet aankan, stelt de overheid geen geld beschikbaar voor uitbreiding ervan. ‘Ik ben binnen deze regering een arm man’, zegt hij schertsend. ‘Maar misschien hebben we in de toekomst ooit nog eens voldoende mensen.’

Vooral massagraven van sjiitischeslachtoffers zijn geruimd in andere delen van Irak. Zoals de circa zeventienhonderd slachtoffers van de massamoord die IS in juni 2014 aanrichtte onder vooral sjiitische cadetten van de Speicher-luchtmachtbasis bij Tikrit. En de graven van de door IS vermoorde gevangenen van de Badoush-gevangenis in Mosul zijn geruimd; vrijwel allemaal sjiieten die net als de cadetten vanwege hun geloof zijn gedood.
Een uitzondering vormt het massagraf met 322 leden van de soennitische Al-Bu Nimr-stam in de Anbar-provincie, dat in oktober met steun van Unitad is geruimd. Maar IS doodde deze geloofsbroeders dan ook omdat zij zich actief tegen zijn bewind verzetten.
Om de lichamen uit dat laatste massagraf te kunnen identificeren heeft de dienst van Kareem familieleden van vermisten vorig jaar uitgenodigd gedurende enkele dagen in september bloedmonsters af te geven. De directie massagraven werkt samen met de Iraakse Forensische Dienst en heeft met hulp en training van de icmp een database opgezet, zodat dna-informatie van familieleden kan worden vergeleken met die van gevonden resten.
De database speelt een belangrijke rol bij het identificeren van de lichamen. Na 2017 hebben we in alle bevrijde gebieden familieleden van slachtoffers opgezocht en hun bloedmonsters verzameld’, vertelt Kareem.
Volgens het Internationale Comité van het Rode Kruis heeft Irak een van de hoogste aantallen vermisten ter wereld. Schattingen lopen uiteen van 250.000 tot een miljoen. Dat zijn slachtoffers van Saddams regime, van ontvoeringen tijdens de burgeroorlog na 2003 en van radicale groepen als al-Qaeda en later IS.

Er is nog een categorie vermisten. Als mensen uit IS-gebied wisten te vluchten, dan werden de mannen vaak opgepakt bij de controleposten van het Iraakse leger en de sjiitische milities die betrokken waren bij de oorlog. Velen verdwenen in vaak geheime gevangenissen van de verschillende sjiitische milities. Van hen is vaak nooit iets teruggevonden. Zoals van de 643 Iraakse mannen en jongens uit soennitische dorpen buiten Falluja die in juni 2016 door sjiitische milities zijn opgepakt. Ze werden afgevoerd in bussen en vrachtwagens, en zijn daarna van de aardbodem verdwenen. Evenmin is hun graf gevonden, en dat geldt vermoedelijk voor nog veel meer graven.
Daarnaast zijn er tal van graven met IS-strijders. In Hawija wordt gesproken over een massagraf met IS-leden die zouden zijn omgekomen bij de explosie die in juni 2015 een deel van de stad verwoestte, veroorzaakt door een luchtaanval door een Nederlands toestel als onderdeel van de internationale coalitie tegen IS. Of het echt bestaat is onduidelijk, want niemand in Hawija kent de locatie ervan. En niemand kan met zekerheid zeggen of er toen ook IS-leden zijn omgekomen, want de groep begroef de eigen leden apart. In het dodental (meer dan zeventig) van de ramp zijn zij hoe dan ook niet meegerekend.
Bij een moskee in Mosul is onlangs een graf geopend met 35 leden van IS en familieleden die tijdens de slag om Mosul in 2016 en 2017 waren gedood. Overigens zijn de meeste IS-strijders van wie de lichamen na de bevrijding in Mosul tussen het puin van de kapotgeschoten oude stad werden gevonden zonder nadere identificatie in een nieuw massagraf herbegraven. Hun familieleden zullen daardoor nooit zekerheid hebben of ze nog in leven zijn.
Het lange wachten heeft echter grote gevolgen voor de families van de slachtoffers. Zoals het gezin van Ramadans broer, die getrouwd was en twee kinderen had. Zijn vrouw keerde terug naar haar ouders, en is jaren later nog steeds in afwachting van een weduwenuitkering. Officieel kan ze die pas krijgen als haar man vier jaar vermist is geweest. Het aftellen begon op het moment van de aangifte. Terwijl Ramadan zijn broer direct na de bevrijding eind 2017 als vermist heeft opgegeven bij de politie maken de autoriteiten nu geen haast met het toekennen van de uitkering. Er is immers geen lichaam, IS vluchtte naar Syrië en wellicht was Ramadans broer wel bij hen, is de redenering. En IS-families hebben vrijwel nergens recht op.
De gouverneur van Mosul, Najm al-Jabouri, drong onlangs via de media aan op meer internationale hulp om al die graven sneller te kunnen ruimen. Ook in en rond de voormalige IS-hoofdstad Mosul liggen er nog veel. ‘Er zijn honderden, zo niet duizenden families met vermisten’, zei hij. ‘Ze blijven zich zorgen over hen maken. Daarom moeten we zo snel mogelijk alle lichamen uit de massagraven identificeren.’
Dit verhaal is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten