In de nieuwe Netflix-film War Machine zien we de theorie van de counter insurgency of ‘anti-oproeroperatie’ in al haar glorie. Ze werd in 2006 ontwikkeld tijdens de oorlog in Irak en een paar jaar later op grote schaal toegepast toen president Barack Obama twintigduizend extra militairen naar Afghanistan stuurde om de Taliban eindelijk te verslaan. Het idee is dat een buitenlands leger een plaatselijke opstand de kop indrukt door zich te bedienen van politieke en diplomatieke strategieën. Zoals Rolling Stone schrijft in een beroemd artikel over het doen en laten van het Amerikaanse leger in Afghanistan: ‘Stel je het zo voor: special forces die zich ontpoppen tot een gewapend Vredeskorps.’

In het licht hiervan is het onvermijdelijk dat Catch-22 (1961) van Joseph Heller voor het geestesoog verschijnt; de counter insurgency lijkt op het klassieke dilemma in deze roman. In Hellers verhaal probeert kanonnier Yossarian van alles om gek te worden verklaard zodat zijn bevelvoerders hem naar huis kunnen sturen, maar het feit dat hij niet wil vechten bewijst dat hij juist mentaal gezond is, zodat hij gewoon moet doorvechten. In War Machine komt het dilemma niet zo direct voor, maar de geest van Heller is levensgroot aanwezig, vooral in het idee van de absurditeit van de oorlog. In Afghanistan willen de Amerikanen namelijk zieltjes winnen met vredesinitiatieven, maar als dat niet gaat worden de zieltjes kapot gebombardeerd.
Regisseur David Michôd, die eerder de innovatieve gangsterfilm Animal Kingdom maakte, heeft Heller goed gelezen, zoals blijkt uit de wijze waarop hij zijn personages ontwikkelt. Hoofdpersoon is generaal Glen McMahon (Brad Pitt) die gebaseerd is op generaal Stanley McChrystal die in 2010 werd ontslagen als bevelvoerder van de internationale troepenmacht in Afghanistan. De reden: het falen van de anti-oproeroperatie waarvan hij de belangrijkste architect was.
Zijn gedrevenheid schetst zijn karakter in de film, maar relevanter is de vraag wat hem precies motiveert. Hij is hoogopgeleid, als soldaat meermalen onderscheiden. In Afghanistan arriveert hij met een groep helpers die allemaal even doelgericht zijn als hij, maar de hoofdtaak van deze mannen is het masseren van het ego van de generaal. In de interactie tussen McMahon en zijn mannen ligt een groot deel van het plezier van de film. Een van hen, die volgens de verteller ‘problemen met woedeaanvallen’ heeft, lijkt wel verliefd op zijn leider; een jonge militair moet als een persoonlijke bediende ervoor zorgen dat de generaal er iedere dag spic & span uitziet; en een computerexpert heeft als taak het onmogelijk maken van communicatie tussen Kandahar en Washington.
Deze toon krijgt een serieuze draai wanneer een belangrijke militaire operatie mislukt. Er vallen burgerslachtoffers. Op dit punt lijkt Michôd een moreel statement te willen maken over de gruwelijkheden van oorlogvoeren, wat de satire in de vertelling niet ten goede komt. De kijker wordt immers geacht de immoraliteit van het beleid van Washington te veroordelen, terwijl hij dat al lang heeft gedaan, kijkend naar de stuntelende McMahon cum suis. Desondanks is War Machine heerlijk om te zien, met als bonus dat hij aanzet tot herlezen van Catch-22.
Nu te streamen via Netflix