Nu is het moment in het oorlogsspel dat we onze vijanden dehumaniseren.

Ze zijn absoluut onbegrijpelijk, hun daden onvoorstelbaar, hun motieven onzinnig. Het zijn «gekken» en hun staten zijn «schurken». Nu is niet het moment voor meer begrip — slechts betere inlichtingendiensten.

Dit zijn de regels van het oorlogsspel.

Ongetwijfeld zullen wel denkende mensen bezwaar maken tegen deze karakterisering: oorlog is geen spel. Oorlog is echte levens in tweeën gescheurd; het is verloren zonen, dochters, moeders en vaders, ieder met een passend verhaal. De gruweldaad van dinsdag was werkelijkheid van het wrangste soort, een daad die alle daden plotseling onbelangrijk doet lijken, niet meer dan spel.

Het is waar: oorlog is pertinent geen spel. En wellicht zal oorlog na dinsdag nooit meer als een spel worden beschouwd. Wellicht zal 11 september 2001 het einde markeren van het beschamende tijdperk van de computerspel-oorlog.

Kijken naar de berichtgeving op dinsdag was een hevig contrast met de laatste keer dat ik aan een tv gekleefd zat en naar een real time-oorlog op CNN keek. Het Space Invader-slagveld van de Golfoorlog had vrijwel niets gemeen met wat we deze week hebben gezien. Toen zagen we, in plaats van echte gebouwen die keer op keer ontploften, alleen steriele beelden vanuit bomperspectief van betonnen doelen — op hetzelfde moment verdwenen. Wie bevond zich in die abstracte vormen? We kwamen er nooit achter.

Sinds de Golfoorlog is de Amerikaanse buitenlandpolitiek gebaseerd geweest op een enkel bruut verzinsel: dat het leger van de VS kan interveniëren in conflicten over de hele wereld — in Irak, Kosovo, Israël — zonder dat er Amerikaanse slachtoffers vallen. Dit is een land dat is gaan geloven in het ultieme oxymoron: een veilige oorlog.

De logica van de veilige oorlog is natuurlijk gebaseerd op de technologische mogelijkheid oorlog te voeren geheel en al vanuit de lucht. Maar het rust ook op de diepe overtuiging dat niemand de VS — de enig overgebleven supermacht — zou durven lastigvallen op hun eigen grondgebied.

Die overtuiging heeft, tot dinsdag, Amerikanen in staat gesteld om zorgeloos onaangedaan te blijven door — en zelfs ongeïnteresseerd in — internationale conflicten waarin ze de belangrijkste hoofdrol spelen. Amerikanen krijgen geen dagelijkse verslagen op CNN over de voortdurende bombardementen in Irak, noch worden ze vergast op human interest-verhalen over de verwoestende effecten van economische sancties tegen de kinderen van dat land. Na het bombardement in 1998 op een farmaceutische fabriek in Soedan (ten onrechte aangezien voor een fabriek voor chemische wapens) waren er niet echt veel vervolg-reportages over wat het verlies van vaccin-productie betekende voor ziektepreventie in de regio.

En toen de Navo burgerdoelen in Kosovo bombardeerde — waaronder markten, ziekenhuizen, vluchtelingenkonvooien, passagierstreinen en een tv-station — maakte NBC geen interviews met overlevenden over hoe geschokt zij waren door de luk rake vernietiging.

De VS zijn expert geworden in de kunst van het zuiveren en ontmenselijken van oorlogsdaden die elders worden gepleegd. In eigen land is oorlog niet langer een nationale obsessie, het is een business die nu grotendeels wordt uitbesteed aan experts. Dit is een van de vele paradoxen van het land: hoewel het de motor is achter wereld wijde globalisering, is de natie nooit introverter geweest, nooit minder werelds. Geen wonder dat de aanval van dinsdag, behalve dat hij onbeschrijflijk gruwelijk was, de toegevoegde verschrikking heeft dat hij voor veel Amerikanen volkomen uit het niets lijkt te zijn gekomen. Oorlogen komen zelden als een complete schok voor de landen die worden aangevallen, maar we kunnen rustig zeggen dat deze dat wel deed. Op CNN was USA Today-verslaggever Mike Walter gevraagd om de reacties op straat op te sommen. Wat hij zei was: «Oh my god, oh my god, oh my god, ik kan het gewoon niet geloven.»

Het idee dat je je ooit zou kunnen voorbereiden op dergelijke onmenselijke terreur is absurd. Desondanks leek de aanval van dinsdag, gezien door de Amerikaanse tv-networks, minder uit een ander land dan van een andere planeet te komen. De gebeurtenissen werden niet zozeer verslagen door journalisten als door de nieuwe lichting brand-name beroemdheden: de anchors die talloze kleine rollen hebben gespeeld in TimeWarner-films over apocalyptische terreuraanslagen op de VS — en nu, heel detonerend, berichtend over the real thing. En gedurende een bizarre fractie van een seconde verdween dinsdagavond CNN’s logo «America Under Attack» en op de plaats daarvan verscheen een logo dat meldde: «Fighting Fat» — een naargeestig spookbeeld dat gisteren voor nieuws doorging.

Amerika is een land dat altijd geloofde dat het niet alleen in vrede leeft maar zelfs oorlogs-proof is; een zelfbeeld dat een behoorlijke verrassing zou zijn voor de meeste Iraki’s, Palestijnen en Columbianen. Als iemand met geheugenverlies zijn de VS ontwaakt midden in een oorlog, om vervolgens te ontdekken dat die al jaren bezig is.

Verdienden de VS het te worden aangevallen? Natuurlijk niet. Die discussie is lelijk en gevaarlijk. Maar er is een andere vraag die moet worden gesteld: heeft de buitenlandpolitiek van Amerika de voedingsbodem geschapen waarop zulke verknipte logica kon bloeien, een oorlog niet zozeer tegen Amerikaans imperialisme maar tegen vermeende Amerikaanse ongenaakbaarheid? Het tijdperk van de computerspel-oorlog waarin de VS altijd aan de knoppen zitten heeft in veel delen van de wereld een blinde woede opgeroepen, razernij over de nooit-aflatende ongelijkheid van het lijden. Dat is de context waarin verknipte wraakzoekers geen andere eis stellen dan dat Amerikaanse burgers hun pijn delen.

Sinds de aanval hebben Amerikaanse politici en commentatoren de mantra herhaald dat het land zal voortgaan met business as usual. De Amerikaanse way of life, benadrukken zij, zal niet worden onderbroken. Dat lijkt een rare claim wanneer al het bewijs op het tegendeel wijst. Oorlog, om een frase uit de oude Golfoorlog-dagen te verminken, is de moeder van alle interrupties. Zoals het maar beter kan zijn. De illusie van oorlog zonder slachtoffers is voorgoed in gruzelementen. Een knipperende boodschap verschijnt op ons collectieve computerspel-beeldscherm: Game Over.
Vertaling: Rob van Erkelens