
Volgens Peter Thiel is de dood een keuze. Toen deze internetmiljardair uit Silicon Valley nog een jongetje was, speelde hij in zijn ouderlijk huis vaak op een tapijt gemaakt van koeienhuid. Kleine Peter vroeg zijn vader waar het tapijt vandaan kwam. ‘Van een koe’, was het antwoord. ‘En wat is er met die koe gebeurd?’ Die was overleden, net als uiteindelijk ieder dier en ieder mens overkomt.
Nu is voor elk kind de eerste confrontatie met de dood verwarrend, maar voor Peter Thiel was het een ‘extreem verontrustende ervaring’ die hem de rest van zijn leven niet meer los heeft gelaten, vertelde hij in een interview met The New Yorker. Het vormt de basis voor zijn overtuiging dat sterfelijkheid een probleem is dat met voldoende inzet en overtuiging kan worden opgelost. En dus gebruikt hij zijn miljoenen aan durfkapitaal onder meer in een strijd tegen wat hij ‘de ideologie van de onvermijdelijke dood’ noemt. Zo stak Thiel geld in start-ups die lichamelijke veroudering willen stopzetten of de inhoud van een menselijk brein op een harde schijf willen branden.
Silicon Valley heeft veel bedrijven voortgebracht, maar Peter Thiel is het levende bewijs dat de tech-sector ook mannen (het zijn overwegend mannen daar) produceert die aanspraak kunnen maken op de titel ‘publieke intellectueel’. Thiel voldoet aan alle criteria. Hij houdt er prikkelende ideeën op na (‘democratie en vrijheid gaan niet samen’, ‘neem nooit iemand aan die een pak draagt’). Ook verwijt hij zijn medemensen gebrek aan intellectuele durf: Thiels grootste ergernis is dat de digitale revolutie vooral gadgets oplevert in plaats van technologie die het leven voor grote delen van de mensheid beter maakt. En hij houdt van provoceren: Thiel wil dat briljante jonge mensen de universiteit links laten liggen en een bedrijf beginnen.
Er is één ding dat de 46-jarige Thiel anders maakt dan de doorsnee denker. Gezien zijn fortuin heeft hij het niet nodig dat de samenleving louter door de kracht van zijn ideeën zal veranderen. Hij is als een van de weinigen in staat te leven naar Marx’ bekende elfde stelling over Feuerbach: ‘Filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen.’ De techno-intellectueel werd rijk dankzij de verkoop van Paypal, zijn bedrijf dat internetbetalingen verzorgt. Schatrijk werd Thiel dankzij zijn investeringen in Facebook. In 2004 gaf hij een half miljoen dollar aan Mark Zuckerberg in ruil voor 10,2 procent aandeel in het bedrijf. Het leverde hem tot nu ruim een miljard dollar op. Hij investeerde dit geld in tientallen futuristische start-ups die zich bezighouden met onder meer ruimtevaart en onderwatersteden. Een van zijn investeringen is het Seasteading Institute. Deze club, mede opgericht door een kleinzoon van de econoom Milton Friedman, kreeg 1,25 miljoen dollar voor het plan om in internationale wateren een drijvende nederzetting te bouwen waar geen overheidswetten gelden.
Peter Thiel werd geboren in een Duits middenklassegezin in Frankfurt. Het werk van zijn vader als ingenieur betekende veel verhuizen. Thiel wisselde zeven keer van basisschool en volgde in de Verenigde Staten middelbaar onderwijs. Hij was een briljante leerling, extreem goed in wiskunde en een talentvol schaker. Passend bij het nerdy stereotype las hij het liefst Lord of the Rings en was zijn favoriete film Star Wars. Hij ging rechten en filosofie studeren op Stanford. Op de universiteit kwam zijn overtuiging tot wasdom dat overheidsregulering ontwikkeling remt. Hij richtte het libertaire studentenblad The Stanford Review op, schreef een boek (The Diversity Myth, waarin hij zich verzette tegen identiteitspolitiek op de campus) en hij raakte in de ban van het werk van René Girard. Volgens deze Franse filosoof worden mensen gedreven door een onbewust ‘mimetisch verlangen’ om te bezitten wat anderen ook hebben. Thiel zag hierin een theorie over de kuddementaliteit van mensen en besloot het anders te doen.
Zijn eerste carrièrestappen gingen echter over gebaande paden. Hij begon aan een opleiding tot rechter, werd daarna advocaat en koos uiteindelijk voor Wall Street, waar hij aan de slag ging bij een investeringsbank. Daar raakte hij naar eigen zeggen in een ‘quarterlife crisis’ toen hij zich realiseerde dat hij, precies zoals Girard verkondigde, vooral deed wat anderen deden. Hij hing zijn pak aan de wilgen en begon Paypal, in 1998, gedreven door de wens een digitale munteenheid te ontwikkelen waar banken en overheden niets over te zeggen hebben. De rest is investeerdersgeschiedenis. Op het hoogtepunt van de dotcom-zeepbel begin jaren 2000 haalde hij honderd miljoen aan investeringen binnen. Thiel kroop door het oog van de naald. Een paar dagen nadat de deal was gesloten, stortte de aandelenmarkt in. In 2002 werd Paypal gekocht door Ebay. Thiel hield er ruim vijftig miljoen dollar aan over.
Toch is de dikte van zijn portemonnee niet de enige reden waarom Peter Thiel de aandacht trekt. Aan zijn financiële beslissingen ligt een filosofie ten grondslag die hem tot een van de meest tegendraadse denkers van dit moment maakt. Thiel maakt er een sport van om bij geijkte opvattingen een contrair standpunt in te nemen. Ieder economieboek leert dat concurrentie heilzaam is voor het kapitalisme. Onzin, meent Thiel. Monopolies, daar heeft het kapitalisme pas wat aan. Hoe meer concurrentie, hoe meer minder winst er wordt gemaakt. Een succesvol monopolie geeft ondernemers de kans om hun product pas echt te ontwikkelen. Kandidaten die voor Thiel willen werken of een investering van hem proberen los te peuteren wordt dan ook steevast gevraagd: ‘Over welke waarheid is bijna niemand het met je eens.’ ‘Peter Thiel Disagrees with You’, zo luidde de kop van een recent profiel dat Fortune over hem schreef. Het vat de man goed samen.
Een van Thiels meest uitdagende stellingen is tevens het motto van zijn investeringsfonds: ‘We wanted flying cars, instead we got 140 characters.’ Terwijl herauten van de digitale revolutie bazuinen dat de wereld fundamenteel aan het veranderen is, doet Thiel schamper over de zegeningen van het internettijdperk. Sterker nog, hij is teleurgesteld. Volgens Thiel leven we in een tijdperk van technologische stagnatie. De enorme vooruitgang in computertechnologie maskeert volgens hem dat de vooruitgang op andere gebieden teleurstellend is. Energie, voedsel, transport, ziektebestrijding, op al deze vlakken is de wereld marginaal beter dan in de jaren zeventig, het decennium waarin vooruitgangsoptimisme in recessie raakte.
Natuurlijk, we kunnen voor nop skypen met iemand in Australië. Maar als je erheen wilt gaan ben je aangewezen op dezelfde energieverslindende vliegtuigen als die van een halve eeuw geleden (veel levert het bovendien niet op: de gemiddelde winst op een vliegticket is 37 cent). Een ander voorbeeld is de geneeskunde. Thiel wijst erop dat er in de farmaceutische industrie veel minder nieuwe medicijnen worden ontwikkeld en dat bedrijven massaal korten op hun research and development. Of neem de landbouw. Na de groene revolutie halverwege de twintigste eeuw vertraagde de ontwikkeling van nieuwe gewassen en technieken en hebben we voedselprijzen die de pan uit rijzen. Schone energie is nog steeds een onvervulde belofte.
Een van de oorzaken van de technologische stilstand is volgens Thiel de angst om risico te nemen. Maar de belangrijkste oorzaak – en hier komt de libertariër weer om de hoek kijken – is dat innovatie wordt gesmoord door te veel overheidsregulering. En dus vloeien talent en geld weg naar de sectoren waar nog wel dynamiek is, zoals digitale technologie en financiële dienstverlening. Dat is fijn voor dat talent zelf, maar de samenleving als geheel profiteert daar weinig van. Op dezelfde melodie als Thomas Piketty constateert Peter Thiel dat technologische stilstand de verklaring is waarom het reële inkomen in grote delen van de westerse wereld is gestagneerd en de welvaartskloof is toegenomen.
In zijn pas verschenen boek Zero to One: Notes on Startups or How to Build the Future is Thiels these van de technologische stagnatie het uitgangspunt voor fundamentele maatschappijkritiek. Technologie, zo schrijft Thiel, is in feite alles wat een nieuwe en betere manier is om dingen te doen. Gemeten naar dat criterium liggen de gouden jaren al geruime tijd achter ons. De zoektocht naar nieuwe antwoorden op grote vragen is opgegeven en ons denkkader is dusdanig versmald dat een minimale verbetering van de iPhone wordt gevierd als een grote stap voorwaarts voor de mensheid. Waar de economie in de ogen van Thiel op dit moment vooral om draait is het rondschuiven van reeds bestaande welvaart.
‘Wat gebeurt er wanneer succesvolle ondernemers hun bedrijf verkopen. Wat doen ze met dat geld?’ vraagt Thiel zich af in Zero to One. Het antwoord komt in de vorm van een vicieuze cirkel. De ondernemer weet niet wat hij met het geld moet doen en geeft het aan een grote bank. De bankiers weten evenmin wat ze ermee aan moeten en dus verdelen ze het onder institutionele beleggers. Die beleggers hebben ook geen idee, dus diversifiëren ze het door aandelen te vergaren. Bedrijven op hun beurt streven naar een hoge aandelenkoers zodat ze dividend kunnen uitkeren of aandelen kunnen verkopen. En daarmee is het kringetje rond. Geld is een doel op zich, geen instrument om een hoger doel te bereiken. Dat dit financieel ganzenborden jarenlang gold als ultieme bestemming voor the best minds of a generation is wat Thiel betreft het bewijs van de geestelijke verkalking van onze samenleving.
Dat we onszelf op deze manier hebben klemgezet is volgens hem vooral het gevolg van een intellectueel falen. Zijn thuisland de Verenigde Staten is in de greep van wat Thiel ‘onbepaald optimisme’ noemt. In ieder geval tot aan de financiële crisis was het dominante idee dat de toekomst beter zal zijn dan het heden. Dat klinkt fraai, maar zonder een visie over hoe die betere toekomst er dan uitziet is dat optimisme misleidend. Want zonder plan gebeurt er niets. Vandaar een financiële sector die vooral geld rondpompt. Vandaar studenten die lange cv’s met uiteenlopende vaardigheden bij elkaar sprokkelen, ‘voorbereid, maar op niets in het bijzonder’.
En terwijl de economie rondjes draait om haar as, zo laat Thiel zien, wordt de hoeveelheid beschikbare welvaart langzaam kleiner, als een ijsberg die smelt. Robotisering veegt banen weg zonder dat er serieuze alternatieven voor in de plaats komen die mensen aan een groeiend inkomen kunnen helpen. Het gevolg is een steeds bitterder strijd om het stukje taart dat nog rest. Dit is het soort economie dat Peter Thiel voorziet als de huidige doelloosheid blijft voortbestaan: een zero sum-spel waarbij iedereen met elkaar concurreert, de sterkste aan het langste eind trekt en de verliezer daadwerkelijk een verliezer is.
Op het continent waar Peter Thiel geboren werd is de situatie nog grimmiger. In Europa overheerst volgens hem sinds de jaren zeventig het ‘onbepaald pessimisme’. Het gaat hier om een algemeen gevoel van malaise, zonder een idee te hebben waar de val eindigt. Thiel hangt een waslijst van problemen op aan deze teloorgang: ‘De Europeanen reageren uitsluitend op de gebeurtenissen wanneer die zich voordoen en hopen maar dat de problemen niet erger worden. De onbepaalde pessimist kan niet weten of het onvermijdelijke verval snel of langzaam, catastrofaal of geleidelijk zal zijn. Het enige wat hij kan doen is wachten tot het zich voltrekt, dus in de tussentijd kan hij net zo goed eten, drinken en vrolijk zijn: vandaar Europa’s beroemde vakantiegekte.’
Wie nu denkt: ho, ho die Peter Thiel zaagt planken van wel erg dik hout heeft gelijk. Zero to One blinkt niet uit in nuance of een fijne kijk op de geschiedenis. Tijdperken en continenten worden opgedeeld in grove hompen en beplakt met eenvoudige etiketten. Ook moet de lezer zich door een hoop business-blabla heen worstelen. Dit komt deels doordat het boek geen intellectueel traktaat is, maar een bewerking van een collegereeks voor informaticastudenten. Het komt wellicht ook doordat Thiel, hoewel belezen, in de eerste plaats ondernemer en geldschieter is en pas in de tweede plaats denker. Maar wie bereid is hem zijn grote-halen-snel-thuis-methode te vergeven, heeft aan hem een goede om de huidige tijd kritisch te bezien.
‘Elke cultuur kent een mythe over verval na een gouden eeuw’, schrijft Thiel in Zero to One. Zelf ontsnapt hij ook niet aan deze waarheid. Thiels ideale tijdperk begon in zekere zin in de zeventiende eeuw en kwam ergens in de jaren zestig tot een eind. ‘Dat waren de eeuwen waarin wetenschappers, ingenieurs, doctoren en zakenlui de wereld gezonder en rijker maakten op manieren die niemand zich ooit had kunnen voorstellen.’ Er werden kolossale projecten opgetuigd in de vorm van waterwegen als het Panamakanaal en het Suezkanaal. Er werden spoorlijnen aangelegd en wolkenkrabbers gebouwd. Er werd land gewonnen en het heelal werd verkend (dat vooruitgang ook het machinegeweer en Zyklon-B bracht, daar lijkt Thiel zich niet al te druk om te maken). De jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw waren een hoogtepunt in de geschiedenis van grote projecten, met ruimtevaart als Thiels favoriete voorbeeld. Daarna trad de gemakzucht in. Zo gewend waren de babyboomers aan vanzelfsprekende vooruitgang dat ze dachten dat het vanzelf ging. Maar een samenleving die niet droomt over grote ondernemingen eindigt met Twitter als symbool van vooruitgang.
Het is opvallend dat Peter Thiel, geboren in 1967, met weemoed spreekt over een tijdperk dat hijzelf nauwelijks heeft meegemaakt, maar de man is een vat vol tegenstrijdigheden. Hij combineert een hang naar een verloren verleden met de wens van een radicaal andere toekomst. Hij gelooft in de onbegrensdheid van het menselijk potentieel, maar is ook overtuigd christen. Hij is homoseksueel en steunt de Republikeinse Partij, bepaald geen uithangbord van tolerantie. Hij is libertariër maar heeft een bedrijf dat surveillancesoftware levert aan de cia (Palantir heet het, naar de magische steen uit de Tolkien-boeken waarin de hele wereld te zien is). Wie wil weten hoe Thiel zijn ideeën en tegenstrijdigheden onder woorden brengt, bekijke een van zijn vele lezingen die op YouTube staan (het gesprek met historicus Niall Ferguson is een aanrader). Thiel spreekt aarzelend, monotoon en drukt zich graag uit in cijfers. Van zijn gezicht valt nauwelijks emotie af te lezen. Maar zijn gedachten zijn messcherp.
In Silicon Valley, een comedyserie van televisieproducent hbo, komt Peter Gregory voor, een excentrieke investeerder die duidelijk geënt is op Thiel. In de eerste aflevering zien we hem op een podium om een ted-talk te houden. Onderwerp: hoger onderwijs. Waardeloos, vindt Gregory. Universiteiten zijn een wrede grap ten koste van de middenklasse en de armen. Het zijn fabrieken die voornamelijk werkloze schuldenaars produceren.
Thiel vindt dat zijn fictieve alter ego slecht op hem lijkt, maar qua opvattingen is de weergave uiterst nauwkeurig. Hij is ervan overtuigd dat studeren net als eerder de huizenmarkt een zeepbeleconomie is. In de Verenigde Staten is het een duur statusspelletje geworden dat weinig meer te maken heeft met inhoud en creativiteit. ‘Vorming’ en ‘excellentie’ zijn vage begrippen die niet kunnen verhullen dat de toegevoegde waarde van een universitaire studie voor de maatschappij als geheel gering is, meent Thiel. En dus bejubelt hij de drop-out en bedacht hij de Thiel Fellowships: 22 beurzen van honderdduizend dollar voor briljante jongeren onder de twintig die de universiteit verlaten om een bedrijf te starten.
Silicon Valley is treffend op nog een ander punt. ‘You’re a dangerous man, spewing ignorance’, roept een bebaarde liberal arts-hoogleraar met een tweedjasje vanuit de zaal terwijl Peter Gregory het nut van een bul in twijfel trekt. ‘I am just saying people should trust themselves, rather than a system’, luidt Gregory’s repliek. ‘Fascist!’ roept de professor terwijl hij woedend naar buiten stampt. Fascist wordt de echte Peter Thiel niet snel genoemd, al betichtte het linkse tijdschrift The Baffler hem van een ‘machiavelliaanse droom van een silicon reich’. In The Jacobin, ook een blad met een linkse signatuur, werd Thiel bestempeld als een gevaarlijke ‘cyberlibertariër’, een denker die digitaal utopisme combineert met een afkeer van georganiseerde politiek en bureaucratie. De term werd gemunt in de jaren negentig om het populaire idee te omschrijven dat computers het antwoord bieden op alle menselijke problemen. Volgens The Jacobin zijn mensen als Thiel wegbereiders van een samenleving waarin niet overheden maar bedrijven totalitaire trekken vertonen, ongehinderd door democratische controle.
Het feit dat Thiel met zijn miljoenen aan het roer staat van een bedrijf dat gespecialiseerd is in het vergaren en analyseren van persoonsgegevens stelt inderdaad niet bepaald gerust. Zelf verklaart hij deze paradox met de redenering dat juist de huidige gebrekkige technologie privacy in gevaar brengt. Daarom werkt Palantir aan meer verfijnde tracking-software. Het lijkt een argument in het rijtje ‘we moesten het dorp platbranden om het te redden’, maar welbeschouwd zit er wat in. Als software beter in staat is om de rotte appels uit de mand te vissen, dan wordt de noodzaak om ongericht bergen persoonsdata van iedereen te verzamelen kleiner.
Ook het wegzetten van Thiel als een naïeve cyberlibertariër is te gemakkelijk. Het klopt zonder meer dat de overheid bij hem steevast de kop van jut is, maar er is een belangrijk punt dat Thiel onderscheidt van techno-optimisten. Thiel pleit juist voor ambitie buiten de digitale sector. Hij wil vooruitgang ‘niet alleen in de wereld van bits maar ook in die van atomen’. Alleen hard tech start-ups kunnen nog op financiering van Thiel rekenen. Wie met plannen komt voor websites, sociale media of informatietechnologie krijgt nul op het rekest.
Bovendien heeft zijn denken, ondanks zijn libertarisme, een collectief kantje. Als het aan Thiel ligt trekt het Westen zichzelf aan de haren omhoog met nieuwe grote industrieën, zoals dat de afgelopen twee eeuwen gebeurde met kolen, staal, oliewinning, plastics, consumptiegoederen, ruimtevaart en infrastructuur. Alleen verwacht hij op dit gebied weinig van de staat. Die is in zijn ogen een dure verzekeraar geworden die burgers compenseert voor tegenslag zonder zelf nieuwe waarde te creëren. ‘Welke politicus is bereid om serieus te snijden in de welvaartsstaat om geld vrij te maken voor omvangrijke industriële projecten?’ vraagt hij zich af in The End of the Future, een essay dat hij in 2011 schreef voor The National Review.
Als je Peter Thiel iets wilt verwijten, is het vooral dat hij niet genoeg doordenkt. In Zero to One rept hij constant over betere technologie en een betere samenleving, maar wat dat beter volgens hem precies is, blijft vaag. En hij trapt in dezelfde val als iedere utopist voor hem. In de boeken van Jules Verne dragen ontdekkers van de binnenkant van de aarde kachelpijphoeden en zakhorloges. De tekenfilmserie The Jetsons uit de jaren zestig toont het kabbelende bestaan van suburbia, maar dan in ruimteschepen. Samengevat: mensen zijn geneigd wat ze al kennen te projecteren op de toekomst. Zo ook Peter Thiel. Zijn dromen over leven op andere planeten, eeuwige jeugd en vrije kolonies in zee zijn een directe vertaling van de sciencefiction uit zijn jeugd.
Dus, is Peter Thiel een arrogante cyberlibertariër of een verkapte humanist met een hang naar zijn eigen kindertijd? Een definitief oordeel is lastig te vellen. Afhankelijk van je opvattingen kun je zowel utopieën als distopieën op Thiel projecteren. Het is kortom lastig om hem in een hokje te plaatsen. Dat bleek ook bij een recente ontmoeting tussen Thiel en David Graeber waarbij het duo in debat ging over Zero to One. Op het eerste gezicht lijkt er geen grotere tegenstelling denkbaar. Graeber is een anarchistische filosoof met een diep vertrouwen in directe democratie. Thiel vindt juist dat democratie individuele vrijheid remt en gelooft in de superondernemer als aanjager van de economie. ‘We zijn het voor tachtig procent oneens’, zei Graeber na afloop, ‘maar waar we wel hetzelfde over denken, daar is niemand anders het mee eens.’
Het is de spijker op z’n kop. Zowel Thiel als Graeber denkt na over een nieuwe economische ordening. Dat is soms wild, of naïef, maar in elk geval prikkelender dan pragmatische plannen om wat te sleutelen aan de huidige status-quo. Dankzij denkers als Thiel wordt de toekomst in ieder geval weer onderwerp van gesprek.
Beeld: De zoektocht naar nieuwe antwoorden op grote vragen is opgegeven en ons denkkader is versmald, vindt Peter Thiel (Eric Milette).