Biologen en genetici hebben bij de studie van het brein en menselijk gedrag een dominante positie verworven. Voor zijn website Edge.org vroeg John Brockman hun met hun «gevaarlijkste idee» te komen voor zijn site, die is gewijd aan de third culture. Dat verwijst naar C.P. Snows beroemde The Two Cultures and the Scientific Revolution uit 1959, waarin hij waarschuwde dat het afbreken van de communicatie tussen de geesteswetenschappen en de natuurwetenschap het oplossen van de wereldproblemen hinderde. Brockman wil nu wederom een bijdrage leveren aan die communicatie.De antwoorden op zijn vraag, gepubliceerd als The Edge Annual Question 2006, vormen rode-orenlectuur. Hoewel zijn denkers en wetenschappers geen hechte groep vormen, is er een algemene teneur. De «nieuwe humanisten», zoals Brockman ze noemt, vinden dat gefilosofeer over de vrije wil geen zin heeft als je je niet een jaartje of wat in de resultaten van de neurobiologie hebt verdiept. Ze menen dat ons denken en ons zelfbewustzijn niet meer zijn dan het resultaat van «honderd miljard bits van gelei». We zijn niets anders dan «een klomp neuronen», wrijft neurobioloog V.S. Ramachandran nog eens goed in. Moderne filosofen moeten volgens «empirische» denkers à la Daniel Dennett dus iets van de wetenschap begrijpen, anders zweven ze maar rond in de vrije speculatieve ruimte. Hoe kun je jezelf algemeen ontwikkeld noemen als je wel Shakespeare hebt verteerd, maar geen flauw benul hebt van de prestaties van de exacte wetenschappen?In februari 1978 zou de sociobioloog E.O. Wilson in Washington D.C. op een symposium het woord voeren over een nieuwe tak van wetenschap, de sociobiologie. Drie jaar eerder had hij zijn geruchtmakende Sociobiology gepubliceerd, waarin hij het dierlijke gedrag vanuit de evolutie verklaarde, met inbegrip van de mens, die overigens pas in het laatste hoofdstuk werd genoemd. Het verre genetische verleden van mens en dier had volgens Wilson een grote invloed op het heden.Met dat boek begonnen de Science Wars. Wilsons tegenstanders vonden dat hij en zijn medestanders «genetische deterministen» waren en dat ze invloed van de beschaving negeerden. De mens werd in hun ogen gedegradeerd tot een aanhangsel van zijn biologische eigenschappen. Dat idee viel slecht in een tijd dat het concept van de maakbare samenleving minder sarcasme opriep dan tegenwoordig. Wilsons aartsvijand Richard Lewontin, zijn ganggenoot op Harvard, werd zo moe van al dat gepraat over «de savanne van 1,8 miljoen jaar geleden» dat hij wanhopig uitriep: «Ik ben een man, en ik neuk geen jonge meisjes, dus moet mijn gedrag óók worden verklaard.» Toen Wilson op dat symposium ’s avonds eindelijk aan de beurt was, gooiden linkse activisten een kan ijswater over hem leeg en riepen: «Wilson you can’t hide, we charge you with genocide.» Zeven maanden later bereikte in Nederland de Buikhuisen-affaire een eerste hoogtepunt.Deze vorm van actievoeren kon het biologische tij echter niet keren. Het had na de oorlog lang geduurd voor het taboe op biologische verklaringen van het menselijke gedrag was gebroken. Sleutelwoorden als «biologie van het gedrag» en «genetica» riepen allerlei geconditioneerde reflexen op. Maar dankzij de successen van de biotechnologie en later het menselijk genoomproject verbeterde de situatie. De sympathieën begonnen te verschuiven. Het echtpaar Leda Cosmides en John Tooby legde vanaf 1992 de basis voor de evolutionaire psychologie, dat qua onderzoeksterrein sterk leek op de sociobiologie maar nog enige lippendienst bewees aan links. Voorbij waren de tijden dat je loopbaan was beëindigd als je verklaringen voor misdadig gedrag ook op de chromosomen zocht. Toen Stephen Pinker in 2002 met The Blank Slate een groot overzicht publiceerde van alles wat er was gezegd en bedacht over de biologische bepaaldheden van onze breinen en ons gedrag kreeg hij geen kannen ijswater over zich heen.Het mensbeeld dat sindsdien opdoemt, is niet erg vleiend. Niet alleen schrijvers en filosofen nemen de homo sapiens onder vuur – dat deden ze altijd al – ook de (neuro)biologen en experimentele psychologen doen volop mee. De mens is lichtgelovig en vatbaar voor suggesties, zijn geheugen is goeddeels een constructie, hij is liederlijk slecht in rekenen, hij is kwetsbaar voor een knap of vriendelijk gezicht, geneigd tot volgzaamheid en afschuiven van verantwoordelijkheid en hij is sterk in het verdringen van vervelende feiten, zoals zijn sterfelijkheid. «Er zijn alleen moleculen», aldus James Watson, een der ontdekkers van het dna, «de rest is sociologie.»

B

rockman kondigt nu een «realistische biologie van de geest» aan, een «nieuwe natuurlijke filosofie». En inderdaad rijst uit de antwoorden op zijn Annual Question 2006 een samenhangend wereldbeeld op. Ons bewuste denken is niet meer dan het topje van een enorme ijsberg van onbewustheid. Onze wereldbeelden zijn rationalisaties, aardig klinkende «verklaringen» achteraf van ons gedrag. Ons zelfbeeld is niet veel juister dan wat een willekeurige vreemdeling over ons zou zeggen, vindt psycholoog Richard Nisbett.Onze zogenaamde beslissingen worden in verschillende bijdragen als grotendeels of geheel onbewust beschreven. Volgens psycholoog David Buss zijn we allemaal potentiële Hitlers. Verschillen in talent, intelligentie en temperament tussen mensen en «groepen mensen» – mannen, vrouwen en asjkenazische joden – bestaan wel degelijk, of we dat nu prettig vinden of niet.De Nieuw-Zeelandse filosoof Dennis Dutton levert een mooi voorbeeld voor een biologisch geënte culturele theorie. Hij werkt aan een «darwinistische esthetica». Allerlei constante voorkeuren voor een bepaald type verhalen en visuele genoegens kunnen we veel beter begrijpen als we rekening houden met wat «80.000 generaties tijdens het Pleistoceen hebben doorgemaakt», vertelt hij in Annual Questions. Dat we nog steeds graag de Odyssee lezen, dat Beethoven tot in Japan wordt gewaardeerd en dat we een voorkeur hebben voor bepaalde muzikale ritmes, lichtte hij in Australian News toe, ligt sindsdien in de genen opgeslagen. De wereldwijde esthetische voorkeur voor landschappen met boomgroepjes, heuvels, water en een wegkronkelend pad gaat terug op de landschappen van, inderdaad, het Pleistoceen. Kunst stond in dienst van de menselijke overleving. De mensen vertelden elkaar verhalen over gevaren en conflicten om zich voor te bereiden op de werkelijke wereld. Dit gaf een evolutionair voordeel. Dutton meldt dat oudere collega’s in de humaniora zich nu al schrap zetten, hoewel zijn boek over de nieuwe esthetica nog niet eens af is. Hij stelt ze meteen gerust: het darwinisme zal de bestaande culturele theorieën ondersteunen en heeft geen behoefte om de verdiensten ervan te ontkennen.Ook vanuit andere disciplines wordt in Questions veel moois beweerd. Ondanks het informatietijdperk worden we volgens de wiskundige David Gelernter steeds dommer. Evolutionair bioloog Paul Ewald draait gehakt van de bird flu scare en levert er ook nog de argumenten bij: de omstandigheden van 1918-19 worden ten onrechte als maatstaf genomen, we kunnen beter de epidemieën van 1957 en 1968 als maatstaf nemen. Bovendien verloopt de evolutie van een gevaarlijk virus meestal geleidelijker, met tussenstappen. De strijd tegen het broeikaseffect is daarentegen allang verloren, maar de planeet is absoluut niet in nood omdat de wereld altijd weer opbloeide na periodes van massaal uitsterven. En zo gaat het pagina’s door.

H

et ideaal van deze nieuwe humanisten is om ons politieke en sociale wereldbeeld te laten bevruchten door de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Niemand beweert dat politiek en sociaal filosoferen daarmee zelf overbodig worden. De biologische benadering legt de nadruk op grenzen en voorwaarden, wat niet mag mogen verward met een dogmatisch reductionisme. Als neurobiologen de laatste decennia dus geen spaan heel hebben gelaten van de vrije wil, dan moeten we dat serieus nemen en niet in de beste traditie van de humaniora blijven fantaseren over een bewust handelend individu, waarvoor eigenlijk geen aanwijzingen bestaan.In Annual Questions vraagt Richard Dawkins zich af waarom we er maar niet in slagen om misdadigers en asocialen als kapotte auto’s te zien, zonder energie te verspillen aan morele veroordelingen. Net als Basil Fawlty hebben we de neiging om een auto te slaan en te bedreigen als die niet start. «Maar het is onwaarschijnlijk dat ik dat niveau van verlichting zelf ooit zal bereiken», geeft Dawkins berustend toe.Rekening houden met de wetenschap klinkt behoorlijk verstandig, maar het zal niet meevallen. Volgens fysicus Carlo Rovelli zijn zelfs de relativiteitstheorieën van Einstein en de quantumfysica, tussen de honderd en tachtig jaar oud, cultureel nog niet echt «ingedaald». Veel concepten uit wiskunde en natuurkunde zijn hoe dan ook niet te bevatten voor de mens en zijn beperkte brein. Ook dichter bij huis kunnen we onze hardnekkige denkgewoontes niet afleren. De afwezigheid van een afgerond Zelf is onder psychologen, filosofen en biologen gemeengoed geworden. De wiskundige John Allen Paulos sluit zich daar in Annual Questions 2006 bij aan. Zenleraren en andere boeddhisten roepen al 2500 jaar dat het ego een illusie is, maar dat inzicht wil bij de brede massa maar niet doordringen.

O

ok de «ondergang» van de ziel lijkt in neohumanistische kringen bezegeld. In 1906 heeft de Amerikaanse arts McDouglas die ijle substantie «gewogen» door stervenden met bed en al op een weegschaal te plaatsen. Doden bleken 21 gram lichter dan stervenden, een verschil dat aan de wegvliedende ziel werd toegeschreven. Het rationalistische deel der mensheid wil allang niets meer met de ziel te maken hebben, anders dan als een aardige metafoor.Maar evolutionaire psychologen zijn zelden genetische deterministen, ook de grote ontluisteraar Richard Dawkins niet. Hij is voorstander van een subiel reductionisme, dat de nadruk legt op «een veelheid van hoog ontwikkelde causale interacties en wiskundige relaties». «Zeker, de menselijke natuur ligt vast», zegt filosofe Helena Cronin van de London School of Economics tijdens een interview met The Philosopher’s Magazine, «maar het gedrag dat eruit voortkomt is rijk gevarieerd.»De culture firsters schiepen vaak een demonisch en simplistisch beeld van de evolutionaire psychologie, misschien omdat ze de degradatie van de autonoom handelende en denkende mens niet konden verkroppen. Iedereen die op een feestje wel eens een exacte wetenschapper neerbuigend heeft horen spreken over de «onnauwkeurigheid» van de geesteswetenschappen weet dat het respect vaak niet van twee kanten komt. Wat weet de gemiddelde wiskundige eigenlijk van Shakespeare?Ook cultuurmakelaar Brockman heeft zijn hoogmoedige momenten, zoals in een essay uit 2002 waarin hij schreef dat «academici in de humaniora over elkaar praten en wetenschappers over de kosmos». Dat is niet alleen weinig respectvol, het is ook onnauwkeurig. Promoveren op de dichter Hans Faverey is misschien geen exacte wetenschap, maar is het tellen van de planeten uiteindelijk niet eenvoudiger dan het in kaart brengen van een dichterlijk oeuvre met moeilijke ongrijpbare existentiële thema’s en atmosferen?In de bijdragen van Brockmans filosoferende gasten worden de tekortkomingen van de mens nu niettemin weer breed uitgemeten: wat een treurig «pack of neurons» is die mens toch. Maar uit deze selectie kun je opmaken dat hij af en toe toch iets interessants bedenkt.