OMZETDALINGEN van tientallen procenten, kelderende beurskoersen en dreigende massaontslagen. Nee, niet in het bedrijfsleven deze keer, maar in de wereld van de kunst. De internationale kranten staan er vol van: de crisis op de kunstmarkt. Handelaren raken hun kunstwerken niet meer kwijt, ’s werelds grootste veilinghuizen Sotheby’s en Christie’s moeten fors bezuinigen en galeries dreigen voorgoed hun deuren te sluiten.
In maart veilde Christie’s in Parijs de verzameling van mode-icoon Yves Saint Laurent. Recordbedragen werden neergeteld voor werken van kunstenaars als Mondriaan, Matisse en Brancusi. Gebrek aan geld is ver te zoeken. Waar zit de crisis dan precies? Is de zeepbel die kunstmarkt heette eindelijk gebarsten? Of is het allemaal alleen maar bangmakerij?
Volgens Willem Baars, kunsthistoricus en schrijver van het boek Wie bepaalt de waarde van kunst?, is de Yves Saint Laurent-veiling geen graadmeter voor de kunstmarkt. In zijn kantoor in Amsterdam dat tegelijkertijd dienst doet als galerieruimte legt hij uit: ‘Zo’n veiling is een buitencategorie en zal altijd veel geld opbrengen. De uitzonderlijke werken die daar werden aangeboden zullen altijd voor hoge prijzen worden verkocht. Het zijn werken die maar heel zelden op de markt komen. Daar zullen verzamelaars altijd toeslaan.’ Er is op dit moment wel degelijk sprake van een correctie op de markt, maar men moet differentiëren. ‘De afgelopen jaren is voornamelijk de hedendaagse kunst erg in prijs gestegen, daar zullen nu dan ook de klappen gaan vallen’, legt Baars uit. Daarover zijn de deskundigen het eens: de markt waar in razend tempo steeds nieuwe recordprijzen werden bereikt voor werk van levende kunstenaars zal het de komende tijd zwaar te verduren krijgen. Er is een einde gekomen aan een hausse waarin tot die tijd ongekende bedragen voor kunst werden betaald.
SARAH THORNTON, kunsthistorica en journaliste voor onder meer Artforum.com en The New Yorker, legt in haar boek Art: Achter de schermen van de kunstwereld uit wat er de afgelopen jaren is veranderd. Veilinghuizen hanteerden vroeger de gouden regel dat ze geen werk jonger dan twee jaar veilden. De afgelopen jaren werden kunstwerken echter direct uit het atelier naar de veilinghuizen gesleept en verkocht. Kunstenaars als Damien Hirst ontwikkelden productiestrategieën om er zeker van te zijn dat er altijd genoeg werk was om aan de vraag van verzamelaars te kunnen voldoen.
Door de kunstwerken direct in veilinghuizen aan te bieden, werd het oude systeem van handelaren en galeries omzeild. Kopers en kunstenaars kwamen op deze manier direct met elkaar in aanraking. Dat had voor hen het voordeel dat geen bemiddelingskosten betaald hoefden te worden aan galeries en handelaren, die oorspronkelijk als tussenpersonen optraden. Bovendien werd het koopproces aanzienlijk versneld en kwam er vaart in de markt. De Amerikaanse kunstkenner en -handelaar Josh Bear, die door zijn maandelijkse nieuwsbrief over roddels en ontwikkelingen in de kunstwereld een belangrijke plek heeft verworven in de internationale kunstscene, legt in Thorntons boek uit hoe belangrijk de veilingen voor de markt waren geworden: ‘Zonder veilingen zou de kunstwereld geen financiële waarde hebben. Ze geven een illusie van liquiditeit.’
Er heerste een klimaat waarbij iedereen dacht dat de prijzen maar één kant op konden gaan: omhoog. De meeslepende dynamiek stimuleerde de nouveaux riches om steeds hogere bedragen te bieden. De prijzen van het werk van de Duitse kunstenaar Gerhard Richter zijn bijvoorbeeld tussen 2004 en 2007 verviervoudigd. Werken van kunstenaars als Jeff Koons, die eerder op één tot drie miljoen dollar werden getaxeerd, brachten op veilingen in 2007 het tienvoudige op. Een koper telde voor Koons’ Hanging Hearts 23 miljoen neer. Afgelopen zomer betaalde oliemagnaat Roman Abramovich nog het recordbedrag van 86 miljoen dollar voor Triptych, 1976 van Francis Bacon en Mark Rothko’s White Center ging voor 73 miljoen van de Rockefeller-familie naar de koninklijke familie uit Qatar. De met 8601 diamanten versierde menselijke schedel For the Love of God van Damien Hirst bereikte in 2007 de top van het prijzencircus met een prijs van honderd miljoen dollar.
DE HAUSSE had veel te maken met het verlangen naar prestige. Een groeiend aantal kunstkopers wilde deel uitmaken van de levensstijl in de kunstwereld. Op de belangrijke beurzen in Basel en Londen, op de Biënnale van Venetië en tijdens de avondveilingen in New York kwamen ze in aanraking met een elitaire groep gepassioneerde kunstliefhebbers. De prestigieuze feestjes en de toegang tot de besloten kunstelite waren heel aantrekkelijk voor de nieuwe rijken. Dit gedrag had volgens Sarah Thornton weer effect op de kunstmarkt. Wanneer mensen om sociale redenen gemotiveerd raken om kunst te kopen, worden hun smaak en uitgavenpatroon waarschijnlijk meer beïnvloed door modegrillen, stelt ze in haar boek.
Investeringsstrategieën uit de financiële wereld werden geïmporteerd in de kunsthandel. Verzamelaars rouleerden hun collectie zoals handelaren dat met hun voorraad doen. Willem Baars legt uit: ‘Kunst was tot een investeringsobject geworden. De speculatie met kunst was een nieuw fenomeen. Net als in de financiële wereld verloor men uit het oog waar het eigenlijk om ging. De veilinghuizen begonnen producten te creëren die niet tot hun core business behoren.’
Hij doelt hiermee op de torenhoge garantiebedragen die veilinghuizen aan verkopers aanboden om hun werken te mogen veilen. Ook als het kunstwerk niet verkocht zou worden, zou de verkoper met een mooi bedrag naar huis gaan. Om deze regeling te kunnen financieren, verkochten de veilinghuizen de garanties weer door aan derden. ‘Als het kunstwerk dan met winst was verkocht, kregen deze partijen een percentage van de winst. Dat heeft natuurlijk niets meer met kunst te maken.’
Dit systeem werkt alleen zolang er groei in de markt zit en is daarom ook een van de redenen waarom de twee belangrijkste veilinghuizen en eeuwige concurrenten Christie’s en Sotheby’s, die in vestigingen over de hele wereld kunst, design en toegepaste kunst uit alle tijden verkopen, eind vorig jaar grote verliezen hebben geleden. De kunstwerken brachten minder geld op dan de veilinghuizen aan de verkopers gegarandeerd hadden.
ZOWEL CHRISTIE’S als Sotheby’s heeft in het laatste kwartaal van vorig jaar ongeveer vijftig procent minder omzet gemaakt ten opzichte van 2008, ondanks de belangrijke novemberveilingen. De beurskoers van Sotheby’s, altijd een goede indicator voor de stand van zaken op de kunstmarkt, is sinds september vorig jaar met 75 procent gedaald naar een voorlopig dieptepunt in maart dit jaar. Let wel, de koers was vorig jaar ook tot een recordhoogte gerezen. De aandelen waren gemiddeld twee keer zo duur als in 2005. Het is de crux van het verhaal: alleen omdat de markt in hedendaagse kunst de afgelopen jaren zo enorm is gegroeid, is deze val nu mogelijk. Doordat deze markt zo meedogenloos instort, kunnen ook de handel in oudere kunst en die in antieke voorwerpen de omzet van de veilinghuizen niet redden.
Olav Velthuis, verbonden aan de afdeling sociologie en antropologie van de Universiteit van Amsterdam en expert op het gebied van de Nederlandse en internationale kunstmarkt, noemt de crisis in een telefonisch interview onvermijdelijk: ‘Het was al langer bekend dat de boom onhoudbaar was. Al in 2005 en 2006 werd een crisis op de kunstmarkt voorspeld. Toen was er helemaal nog geen sprake van een algemene financiële crisis.’ Dit is een interessant punt. De link met de kredietcrisis wordt altijd al snel gelegd en de problemen in de kunstwereld gelden als een logisch gevolg daarvan. Maar Velthuis stelt dat de tegenwoordige economische crisis het proces alleen maar heeft versneld: ‘Anders was het misschien ietsjes later gebeurd, maar dat de kunstmarkt in de problemen zou komen was onvermijdelijk.’
De prijzen die voor kunstwerken werden betaald, waren steeds verder van de eigenlijke waarde van de werken verwijderd geraakt.
Al vanaf eind jaren zestig van de vorige eeuw waarschuwde de Amerikaanse kunsthistoricus Meyer Schapiro voor de verwarring van de spirituele en de commerciële waarde van kunst. Het schrappen van dit verschil zou een nihilistisch effect hebben op de kunst. Sarah Thornton stelt in haar boek dat kunst vroeger zo veel betekenis van zichzelf had dat ze ook na de periode waarin ze gemaakt was relevant bleef, maar de laatste jaren voelen verzamelaars zich aangetrokken tot kunst die ‘een spiegel van deze tijd’ is en zijn ze te ongeduldig om een werk lang genoeg te houden om te zien of het ook ‘tijdloze’ waarde heeft. Geld is de enige factor geworden die de waarde van kunst bepaalt. Door de ineenstorting van de markt van hedendaagse kunst zou het nu eindelijk weer meer over de inhoud, de kunsthistorische en artistieke waarde van kunst, kunnen gaan.
Er zal weer kritischer naar kunst worden gekeken. Willem Baars: ‘Tijdens de superhausse leken slechte kunstwerken door de hoge prijzen die ervoor werden betaald ineens op goede kunst. De waarde van kunst werd niet meer door de geschiedenis en de wetenschap bepaald, terwijl dat de enige zuivere manier is om kwaliteit van kunst te bepalen. De kunstmarkt was een geldmarkt geworden, in plaats van een kennismarkt.’ >
NU DE NIEUWE investeerders weer naar de achtergrond zijn verdwenen, zal de kunstmarkt moeten veranderen. De grote veilinghuizen zijn het zwaarst getroffen, zij zullen fors moeten bezuinigen en zullen snijden in de nevenactiviteiten. Minder uitgebreide en minder luxe catalogi, minder groots opgezette shows. Sotheby’s, dat wereldwijd meer dan 1555 mensen in dienst heeft, zal waarschijnlijk rond de 250 banen schrappen. Christie’s, met een nog grotere staf van 2100 medewerkers, voorspelt driehonderd ontslagen.
Jop Ubbens, veilingmeester en chairman van Christie’s Amsterdam, stelt dat men moet opletten voor kuddegedrag: ‘De markt is onder bepaalde voorwaarden nog gezond. We moeten nu realistische en voorzichtige taxaties doen en de limieten realistisch houden. Het belangrijkste is de kwaliteit van de spullen.’ Christie’s zal wel hedendaagse kunst blijven aanbieden, maar Ubbens geeft toe dat er nu weer een trend ontstaat naar wat hij ‘kunst met een geschiedenis’ noemt. Oude meesters, maar ook werk uit de klassieke moderne tijd of bijvoorbeeld goede Cobra-kunst. Christie’s wil hiermee inspelen op de wens van zekerheid en vastigheid. Ubbens: ‘De markt is nu een antispeculatie- en antihebzuchtmarkt geworden. Kopers gaan terug naar de waarde en willen meer vastigheid. Ze laten zich weer meer leiden door het “hedonistische rendement” en kopen spullen die ze graag willen hebben, niet om er geld mee te verdienen. Hierbij speelt kwaliteit een grote rol.’
Ook Matthijs Erdman, onafhankelijk kunstadviseur in Amsterdam, gaat ervan uit dat de ‘echte’ verzamelaars wel zullen blijven kopen: ‘De mogelijkheid van eventuele veelbelovendheid is natuurlijk verdwenen, het speculatieve is eruit, maar voor de serieuze verzamelaars zullen de prijsdalingen juist fijn zijn.’ Vervelender zou de crisis kunnen uitpakken voor jonge kunstenaars die op de hype konden meeliften. Erdman: ‘Ze konden nu eindelijk een keer van hun werk leven. Iedereen was steeds zo negatief over de hype, maar ik vond het eigenlijk wel mooi dat de jonge kunstenaars eindelijk met hun kunst hun brood konden verdienen.’
Olav Velthuis denkt ook dat jonge kunstenaars het zwaar zullen krijgen: ‘Het is voor kunstenaars heel vervelend als de prijs van hun werken op veilingen daalt. Dat wordt altijd gezien als een kwaliteitsprobleem en het vertrouwen in de loopbaan van deze jonge kunstenaars is aangetast.’ Dit jaar moet blijken welke kunstenaars weer naar de achtergrond zullen gaan verdwijnen en welke reputaties al zo gevestigd zijn dat de kelderende prijzen er geen afbreuk aan kunnen doen.
IN MEI ZAL bij de belangrijke veilingen in Londen en New York blijken hoe de markt ervoor staat. Dit zijn de eerste werkelijke veilingen in crisistijd. Doordat veilingen altijd een aantal maanden voorbereidingstijd vergen, waren de najaarsveilingen maar half in de crisis geworteld. Erdman, Velthuis en Baars zijn het erover eens dat de prijzen nog verder zullen zakken en dat er een aantal verplichte verkopen zal gaan plaatsvinden waar werken voor bodemprijzen over de toonbank gaan. Baars: ‘Bij gedwongen verkopen zijn er geen limieten, de kunstwerken móeten verkocht worden. Als er nu kunstwerken in groten getale gedwongen geveild gaan worden, dan kan dat de bodem weghalen uit de markt. Dan zullen de prijzen nog veel sneller gaan kelderen.’
‘Maar je moet je niet vergissen’, waarschuwt Erdman, ‘kunst zal vaak wel duur blijven.’ En ook Velthuis relativeert: ‘Met de dalingen van het afgelopen najaar zijn we nu op het niveau van ongeveer twee jaar geleden. Daar kan nog meer vanaf.’ Dat is ook wat Baars beweert: ‘Ondanks de dalingen zal de kunstmarkt waarschijnlijk niet lager dan het niveau van 2004 uitkomen, en daar is niets mis mee.’
DE GEVOLGEN VOOR
DE NEDERLANDSE KUNSTMARKT
Sotheby’s Amsterdam heeft volgens Willem Baars al tussen de veertig en vijftig medewerkers ontslagen, zodat er nauwelijks nog iets over is van de instelling. Christie’s heeft tot nu toe tien mensen in Amsterdam buiten de deur gezet, maar volgens Jop Ubbens, veilingmeester en chairman van Christie’s Amsterdam, vielen daarbij weinig gedwongen ontslagen. Hij is optimistisch: ‘De toekomst van Christie’s in Amsterdam ziet er heel gezond en solide uit. Misschien juist dankzij de crisis. We hebben net een grote herstructurering achter de rug en zijn nu helemaal klaar voor een nieuwe markt.’ Hij verwacht zelfs dat 2009 een winstgevend jaar wordt.
Het is onwaarschijnlijk dat er niet nog verder zal worden bezuinigd, maar Christie’s heeft het geluk dat het niet aan de beurs genoteerd staat. Bij Sotheby’s is de vrije val waarin de aandelen zijn beland publiekelijk bekend. Ineens is een beursnotering dan niet meer zo voordelig.
Maar met uitzondering van de vestigingen van de grote buitenlandse veilinghuizen zal de Nederlandse kunstmarkt weinig last hebben van de crisis. Olav Velthuis legt uit: ‘Nu is het ineens heel goed dat de Nederlandse galeries weinig vlees op de botten hebben, want dan valt er ook niet zo veel te verliezen. Nederlandse galeries zijn relatief klein, hebben weinig personeel en zijn vooral gewend om met weinig middelen rond te komen. De pieken in de Nederlandse galeriewereld zijn veel minder hoog dan op de internationale markt, daardoor zijn de dalen ook minder diep.’
Hetzelfde geldt voor de overheidssteun voor Nederlandse musea. Velthuis: ‘In Nederland zijn privé-mecenaten nooit echt van de grond gekomen. Het meeste geld komt hier van gemeenten en van de overheid. In tijden van crisis is de afhankelijkheid van de overheid ineens heel prettig en veilig, want ik kan me niet voorstellen dat het kabinet ineens alle subsidies voor de culturele sector gaat schrappen.’ Willem Baars denkt zelfs dat de musea baat hebben bij de crisis: ‘De afgelopen jaren konden ze bij veilingen alleen maar toekijken. Nu de prijzen dalen, kunnen ze eindelijk weer belangrijke werken voor hun collecties aanschaffen.’
Volgens Baars doet de Nederlandse kunstmarkt er helemaal niet toe: ‘Er zijn maar zes of zeven galeries die op internationale beurzen staan en daar dan ook maar in een randpositie.’ De reden hiervoor ligt volgens hem in het feit dat er in Nederland nauwelijks kunst wordt verzameld op een serieus niveau, waardoor de basis ontbreekt voor de kunstmarkt. Waar geen structuur was, valt ook niets te herstructureren.