Er liepen mensen rond met schema’s, er waren kleedkamers, flesjes water, broodjes, visagisten. Het tempo lag hoog maar tegelijk laag, alsof ik me urenlang in het oog van een orkaan bevond, wachtend, te veel broodjes met brie etend (niet goed voor je lippenstift).
De programma’s werden niet live uitgezonden, en daarom konden er dingen worden overgedaan. Soms moesten de presentatoren wel vijf keer opnieuw een intro afratelen, en steeds klonk het dan alsof ze het voor het eerst zeiden. Ik verbaasde me over de manier waarop ze dat deden, zonder ongeduld en zonder gêne.
Wanneer iemand mij een anekdote vertelt die hij al een keer eerder aan mij heeft verteld, voel ik altijd een grote plaatsvervangende schaamte. Het heeft ermee te maken dat die ander is vergeten dat ik het verhaal al ken, het in dezelfde bewoordingen herhaalt, zonder zich ervan bewust te zijn dat ik wéét dat het een herhaling is. Even schemert door hoe kunstmatig spontaniteit is, hoe kunstmatig in feite ons hele communicerende leven, en misschien is het kinderachtig, maar ik vind dat steeds opnieuw ontluisterend.
Vanaf de zijlijn keek ik toe hoe de ene na de andere gast aanschoof bij de presentator. Niemand haperde, niemand zei iets raars, iedereen gaf de presentator een hand en was gevat, zelfs een jongetje van godbetert twaalf jaar oud voerde een feilloos televisiegesprek. Hoe kwamen die mensen zo professioneel? Zelfs het publiek in de zaal leek dit allemaal erg normaal te vinden, zitten en klappen, zich precies te gedragen als publiek. Wat als ik nu ineens opsta, dacht ik, begin te springen, te schreeuwen, om me heen te maaien? Wat als ik zo aan die tafel zit en helemaal niets meer weet te zeggen?
Eerder die week had ik opgetreden in een bibliotheek, samen met een aantal andere schrijvers en dichters. Het publiek was ernstig en stil, maar één dichter kreeg ze toch tot een paar keer toe aan het lachen. Zijn gedichten waren van een bedrieglijke lichtheid, kort en grappig, maar met daaronder een heel reservoir aan levenservaring.
Na afloop zei ik hem dat ik zijn gedichten mooi vond, en dat ze zo te zien ook bij de rest van het publiek in goede aarde waren gevallen. Hij zei: ik doe dit, precies dit, al vijftien jaar. Hij stak zijn wijsvinger op, als grapje, maar ook in alle ernst, precies zoals zijn gedichten. ‘Mensen denken dat ze elke keer iets nieuws moeten doen, maar dat is niet waar. Het geheim is jezelf altijd te blijven herhalen.’
Natuurlijk veranderde ik aan tafel bij die presentator ook in een feilloze tafelgast. (Nou ja, ik vergat hem een hand te geven, en daarna hield ik mijn handen op een vreemde manier onder de tafel, maar dat was dan ook het enige). Ik praatte en hoorde mezelf dingen zeggen die ik al heel vaak, precies op die manier, had gezegd. De presentator knikte me bemoedigend toe, ik zag de laag schmink op zijn huid die ook op mijn eigen huid zat, ik dacht: dit is dus professionaliteit. Op de fiets terug naar huis nam ik me voor om gauw weer een verhaal te verzinnen dat ik nog nooit had verteld, de wijze woorden van de dichter ten spijt. Ik belde een vriendin, vertelde haar over mijn voornemen, hoorde mezelf praten en wist dat ik het zo, precies zo, die avond aan mijn vriend zou vertellen.