Parijs Het hart van de speelvloer is beplakt met een roomkleurig, rechthoekig zeil. Er staan wat witte stoelen, een verrijdbare tafel. Rechts achter twee musici. De kleine vrouw in het zwart spreekt in een warm, laag stemregister over de schatkamers van haar kindertijd, herinneringen aan haar moeder. Ze blijkt op een krant te werken en beschikt over een wonderlijk geconstrueerd, alomvattend geheugen, waarvoor onderzoeksartsen belangstelling hebben. Sammie heet ze. Ze is een ‘fenomeen’. Een van de artsen doet een test. Hij citeert de openingszin uit Dante’s Inferno: ‘Juist midden op de reistocht van ons leven/ zag ik mij in een donker woud verloren/ daar ik van het goede pad was afgeweken.’ Maar dan in de veertiende-eeuwse Italiaanse volkstaal van Dante Alighieri. Sammie moet de tekst memoriseren en ze doet dat feilloos. Ze legt daarna uit hoe het werkt. Dat woorden cijfers worden. Of een dikke dame. Of een beweging, een vergezicht, een kleur, een jeugdherinnering. Sammie en haar fenomenale geheugen hebben in de neurologie een naam: synesthesie. Een constante verbinding in het menselijk brein tussen waarneming en voorstellingen van de onderscheiden zintuigen – geluiden die bij kleuren horen, of geuren bij beelden.

Over synesthesie en andere wonderlijke kronkelwegen van het menselijke brein gaat de nieuwste toneelproductie van toneelmaestro Peter Brook (1925), The Valley of Astonishment, de vallei (of het dal) van de verbazing. Gedurende het komende Holland Festival is deze voorstelling drie avonden te zien in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Ze lijkt een vervolg op eerdere producties, ontstaan binnen de internationale troep van toneelspelers uit alle culturen van de wereld die Brook in Parijs bij elkaar bracht – als theaterkunstenaar is Peter Brook zo ongeveer de eerste globalist onder de regisseurs. Ze zijn allemaal hier gemaakt, op dezelfde wonderlijke plek in de wijk achter het Parijse Gare du Nord: Thèâtre des Bouffes du Nord, de ‘narren van het noorden’.

Het vrijdagverkeer naar de noordelijke banlieues raast over de boulevard de la Chapelle, de rue Faubourg Saint-Denis lijkt een Indiaas-Afrikaanse markt, grote groepen toeristen sjokken bepakt en bezakt de hoek om richting Montmartre, boven het lawaaierige metrostation Chapelle is een kleine maar overvolle markt. Daar schuin tegenover ligt het theater. Veertig jaar geleden, in 1974, vonden Peter Brook en zijn artistieke compagnons, producent Micheline Rozan en schrijver-dramaturg Jean-Claude Carrière, op deze hoek, onherkenbaar verborgen achter laat-negentiende-eeuwse woonhuizen, een oud en vervallen vaudevilletheater dat ergens rond 1880 was gebouwd en dat in de jaren vijftig definitief in de steek was gelaten. Het territorium van zwervers, drinkebroers en daklozen, op de lijst om gesloopt te worden: er was een parkeergarage op die plek gepland. Daar staken de onverwachte bezoekers een stokje voor. Jean-Claude Carrière: ‘Liefde op het eerste gezicht, de plek was uitzonderlijk. Toen we er voor de eerste keer kwamen, lag de vloer vol met puin, het dak lekte. Het was een plek in sluimertoestand, klaar om gewekt te worden. We waren net op tijd om de ruimte te redden van de renovatiedrang die in de jaren zeventig verwoestend tekeer is gegaan, te beginnen met het verdwijnen van Les Halles in 1970.’

Het wonder is tot op de dag van vandaag gebleven. Ik ben er jaren niet meer geweest. Het voelt als thuiskomen. Vanuit het café links of de sobere foyer rechts kom je via een kleine trap in een gewelfachtige stenen rondgang die om de hele toneelzaal heen loopt. Bij het betreden van de parterre en de eenvoudige stallestribune (in een halve cirkel om de speelvloer heen aangelegd) vallen de grote houten trappen op die vanuit het auditorium naar de drie balkonlagen voeren. Er is een immens hoge toneellijst van muren, de manteau, waar het oorspronkelijke (houten) podium indertijd tussenuit is gesloopt. Je kijkt dus in feite naar een ontmanteld lijsttoneel dat zich voor de ogen van de toeschouwer ontvouwt als een massieve vlakke-vloerzaal, met een door de twee ‘armen’ van de tribunes omgeven speelvloer en daarachter, voorbij de manteau, een ondiepe vlakte, de tweede speelplek. De hoge achterwand van die tweede vloer is van zwaar beschadigd dieprood steen. Het verval heeft aan de muur een nieuwe schoonheid geschonken. Aan de hele ruimte trouwens. Het geheel heeft de allure van een Elisabethaanse speelhal uit de dagen van William Shakespeare. Maar dan met de intimiteit van een negentiende-eeuwse theatrale bonbondoos, à la de Groningse of de Leidse schouwburg.

Peter Brook: ‘Bouffes du Nord is a good place. Het is er bijvoorbeeld altijd warm – het gebouw is immers omringd door bebouwing, de buitenmuren werken als binnenmuren. Het gebouw is niet neutraal, het is verre van onpersoonlijk. Het heeft de poëtische magie van een ruïne. De zaal is intiem, ze bewerkstelligt het directe contact tussen toneelspelers en publiek. De zaal is ook ruig, uitdagend. Ze tart de acteurs om boven zichzelf uit te stijgen. De zwevende bogen geven aan de ruimte de proporties van een moskee. En de speelvloer heeft een zogeheten dubbele diepte. Je kunt dicht bij het publiek spelen, op één of twee meter van de toeschouwers, je kunt als het ware close-ups in de voorstelling maken. Als je de achterruimte bespeelt, is het net alsof de mise-en-scène wordt opengetrokken naar filmische long shots, breedbeeld-toneel. Bouffes du Nord is als toneelruimte een kameleon.’

Een flink deel van het theater van Peter Brook ontstaat in en door deze ruimte, de voorstellingen zijn gekleurd door de openheid van de zaal. Je zou willen dat hij en zijn toneelspelers de plek zouden kunnen meeslepen naar overal waar ze buiten Parijs hun publiek zoeken. In de ruim veertig jaar dat het internationaal theatraal onderzoekscentrum van Brook cum suis hier gevestigd is geweest en er producties zijn gemaakt voor lange internationale toernees is ook herhaalde malen geprobeerd om de sfeer van ‘Bouffes’ om te zetten naar andere theaterruimtes. Bijvoorbeeld naar Théâtre de la Place in Luik, naar het oude Museum voor Transport in Glasgow en naar de Kampnagelfabriek in Hamburg. Allemaal zalen die in de loop van de afgelopen drie decennia vaste speelplekken zijn geworden voor Brook en zijn troep. De kameleontische flair van het toneel van Peter Brook gaat sowieso altijd mee op reis.

Sammie, het synesthetisch geheugenwonder in The Valley of Astonishment moet hoognodig het theater in. Dat vinden de haar behandelende artsen. Ze maken een afspraak voor haar met een legendarische goochelaar die een Magic Show heeft in een oude Music Hall. Daar zou ze op haar plek zijn. Vinden de artsen. Behalve met de unieke theaterpersoonlijkheid Kathryn Hunter (klein van stuk, Grieks van geboorte, Angelsaksisch van cultuur en opleiding, stem als een Welshe kerkklok), die Sammie speelt, werken Peter Brook en zijn sidecoach Marie-Hélène Estienne in deze nieuwe productie samen met de acteurs Marcello Magni en Jarred McNeill, die van Simon McBurney’s Théâtre de Complité komen. Samen bouwen ze in het middendeel van de voorstelling een kleine show met vernuftige kaarttrucs waarin het publiek meespeelt.

Maar het geheugenvernuft wordt voor Sammie een te zware last. Haar unieke capaciteit is een kwelling geworden. Ze is bang dat het jongleren met herinneringen en ezelsbruggetjes op den duur haar hersenen zal aantasten, haar brein zal oververzadigen met beelden. Ze zou het liefst alles schoon en leeg maken. Ze wil opnieuw leren contact met zichzelf en haar omgeving te maken. Door te leren weer alles te vergeten. Dat levert een ontroerend mooie scène op waarin de herinneringen letterlijk worden verbrand. En daar raken we ook een rode lijn in het werk van Peter Brook.

Al in de jaren zestig, toen hij nog in Engeland werkte bij de Royal Shakespeare Company, deed hij onderzoek naar Artauds ‘theater van de wreedheid’ en regisseerde hij Peter Weiss’ Marat/Sade-stuk over de Franse Revolutie en de waanzin van de collectiviteit tegenover de eenzaamheid van het individu. Brook is al heel lang gefascineerd door wat zich in de kelders van het menselijk brein allemaal afspeelt. Hoe zoiets als opstandigheid en nee-zeggen zich in de menselijke geest ontwikkelt. Hoe vriendelijkheid als wapen tegen razernij en wanhoop ontstaat. Hij is nooit meer echt van die fascinatie losgekomen. In The Valley of Astonishment grijpt hij er ook frequent op terug, waarbij hij als het ware citeert uit zijn eerdere voorstellingen. In 1993 maakte hij L’homme qui prenait sa femme pour un chapeau, op basis van de case studies van de vermaarde Britse neuroloog Oliver Sacks, een productie die hier in het Holland Festival te zien is geweest. De man die zijn vrouw voor een hoed hield handelt over fysiologische aandoeningen die ontstaan uit hersenbeschadigingen. Een eenvoudige, aanraakbare voorstelling, een confrontatie met onszelf, met onze hersens, dat gebied dat zich laat bereizen als een andere planeet, zo vreemd en toch zo gewoon. Het was toen compact toneel over het simpele feit dat bij iedereen morgen een paar aderen achter het voorhoofd kunnen springen, waarna we in een onbekend gebied verzeild raken. Het onderzoek in die voorstelling richtte zich op wat hier, in The Valley, opnieuw een belangrijk thema is: de helende functie voor op het oog ernstige hersenaandoeningen door de aanraking met kunst, de rustgevende werking van muziek, van beelden.

De op het oog tragische defecten van de figuren in L’homme qui… werkten toen en werken nu nog steeds komisch in hun overmaat aan nerveuze energie, in hun productie van vreemde bewegingen, tics en grimassen. The Valley gaat over de doodsangst van iedere toneelspeler en dus van ieder mens: de angst om niet meer te kunnen communiceren met wie of wat dan ook. Die is hier verbonden met die andere wezenlijke angst van de toneelspeler, de kwaal waar Sammie in The Valley onder lijdt: de schrik om niets meer te kunnen vergeten. Het spookbeeld van een oneindig geheugen. Waardoor het oververzadigde brein dreigt alle opgeslagen beelden en informatie te vernietigen. Als gevolg waarvan álles wordt vergeten.

De titel The Valley of Astonishment verwijst naar de allereerste productie die Peter Brook en zijn toneelspelers hier in 1974 maakten op basis van het materiaal dat werd verzameld tijdens een grote reis door Afrika: The Conference of the Birds, gebaseerd op het in de twaalfde eeuw geschreven gelijknamige epos van de Perzische dichter Farid Attar. Een groep vogels, geschrokken van de wereld in totale chaos, gaat op zoek naar een charismatisch leider, een koning. In de loop van hun queeste sterven een aantal vogels uit eigenliefde. Degene die overleven kiezen een tijdelijk leider, die het initiatief neemt om elkaar verhalen te vertellen over de oorsprong van hun angsten en zwakheden. Een aantal van die verhalen behandelt de zwerftocht door de zeven valleien die zijn vernoemd naar de emoties die hen het meest dwarszitten, zoals liefde, isolement, armoede, nietigheid, verlangen naar eenheid. De vogels zullen daar doorheen moeten reizen om hun kennis en inzicht te verruimen. The Conference of the Birds werd destijds gespeeld in een decor van Oosterse tapijten, op de vloer en tegen de wand. De toneelspelers verbeeldden de vogels – de trotse valk, de melancholische duif, de arrogante pauw – met poppen en lappen. De menselijke alter ego’s van de vogels werden vormgegeven met Balinese maskers en in een eenvoudige gebarentaal. In deze nieuwe voorstelling wordt vooral de herinnering aan de zesde vallei teruggehaald, het dal van de verwondering, bij Attar ook wel The Valley of Bewilderment genoemd.

Nu volgt het dal van de verbijstering,

Een plek vol pijn en knagende teleurstelling.

Ieder moment is hier een zucht en iedere

ademstoot

‘In alles wat Peter Brook de acteur opdraagt ligt de lat zeer hoog: het stimuleren van gewaarwording, het gevoel van eenvoud’

Lijkt op een snijdend zwaard dat hunkeren

doet naar dood.

De Engelse vertaling vervolgt:

If someone asks: what is your present state?

Is drunkenness or sober sense your fate?

And do you flourish now, or fade away?

The pilgrim will confess: I cannot say.

I have no certain knowledge anymore.

I doubt my doubt, doubt itself is unsure.

My heart is empty, yet wit love is full

my own love, for me incredible.

Een paar kilometer van hier, in het Bois de Vincennes, in de voormalige munitiefabriek van de oude Franse koningen Cartoucherie, speelt de theatertroep van Peter Brooks stadgenoot, Ariane Mnouchkine, het legendarische Théâtre du Soleil, op dit moment Macbeth, een van de voorstellingen waarmee ze het vijftigjarig bestaan van hun toneelgezelschap vieren – ‘Soleil’ werd in 1964 opgericht. Ze zijn zeer verwant en zeer verschillend, Mnouchkine en Brook. Mnouchkine is de regisseur van de sterke vormen, de bijzondere mentale acrobatie om toneelfiguren te creëren die absoluut niet reëel zijn, rijk opgetuigde, alleen in de verbeelding bestaande karakters. Brook is de regisseur die de klassieke (ook de Oosterse) vormen van toneelspelen allemaal uitentreuren heeft onderzocht en ze in de loop der jaren eigenlijk allemaal terzijde heeft gelegd. Hij probeert al decennialang met zijn spelers een toneeltaal te ontwikkelen van natuurlijke, menselijke vormen die over de hele wereld in grote lijnen hetzelfde zijn.

Zijn acteur van het eerste uur, die nu al enige tijd niet meer bij hem speelt maar zelf regisseert, Yoshi Oida, ziet het effect van die eindeloze zoektocht, het iedere keer weer opnieuw ontdekken waar toneel in wezen over gaat, als een vorm van jezelf schoonmaken. Oida: ‘Ik vergelijk het altijd met het schone gevoel dat je hebt als je onder de douche vandaan komt. In mijn ogen moet het publiek na afloop van een voorstelling precies hetzelfde gevoel hebben, maar dan veroorzaakt door een geestelijke douche. In alles wat Peter Brook de acteur opdraagt ligt de lat zeer hoog: het stimuleren van gewaarwording, het gevoel van helderheid, eenvoud en complexiteit tegelijkertijd.’

Daarover gaat het slot van The Valley of Astonishment. Onze voeten brengen ons een heel eind op weg, maar met iedere pas die we zetten belanden we dieper in het gebied van het onbekende, het mysterie van de adem, ‘het geheim van een regendruppel’, zegt een van de acteurs. Wanneer de voorstelling dat punt van bijna-verzadiging eenmaal heeft bereikt, spreekt bij Peter Brook alleen nog maar de muziek. De laatste adem van deze ragfijne toneelavond is daarom ook die van de fluitist Toshi Tsuchitori, een minuten durend, ijl en woordloos klankdicht. Daarna is het definitief stil.


The Valley of Astonishment van Peter Brook en Marie-Hélène Estienne door Bouffes du Nord is 5, 6 en 7 juni te zien, om 20.30 uur in het Muziekgebouw aan ’t IJ

Beeld: The Valley of Astonishment gaat over de wonderlijke kronkelwegen van het menselijke brein (Pascal Victor/Artcomart)