Sinds ik deze zomer Mary Gaitskills korte verhaal The Agonized Face las (opgenomen in de bundel Don’t Cry uit 2009), zie ik het overal: het gekwelde gezicht.

In het verhaal bezoekt een journalist een literair festival in Toronto. Ze hoopt een luchthartig stuk te kunnen schrijven over een schrijver die ze aanduidt als ‘the feminist author’, al is dat tamelijk spottend bedoeld: de journalist kijkt neer op deze schrijver, die in haar jonge jaren een poosje in de prostitutie heeft gewerkt en er een gewoonte van heeft gemaakt prostituees te bestempelen als frontstrijders tegen het patriarchaat.

Maar tijdens haar optreden zegt ze iets wat op de journalist overkomt als onverwacht diepzinnig en kwetsbaar – om daar vervolgens overheen te walsen met het voorlezen van een obsceen verhaal, vol harde, scherpe woorden, ‘the kind of words that think everything is funny’. Het is, denkt de journalist, alsof ze zit te kijken naar een sigarettenreclame, vol mooie mensen, rokend in loungestoelen. Maar dan, ergens in het diepblauw van de achtergrond, tekenen zich plotseling de contouren van een schedel af. ‘I sensed a disturbing subliminal message bleeding through the presentation’, zegt de journalist, ‘a face of sex and woman’s pain.’

Ze ziet een gezicht dat met woorden wordt weggemoffeld, een gezicht met allerlei varianten van duisternis waar helemaal geen woorden voor bestaan. Het gezicht is een taboe dat niet doorbroken kan worden, omdat ieder spreken gladstrijken betekent, en een verraad aan haar ware aard. Empathie en ergernis strijden bij de journalist om voorrang, ergernis wint, wordt een gemeen soort woede. Ze heeft zin om de schrijver te slaan, haar bang te maken in een donkere steeg in de nacht, haar te stenigen, haar te dwingen haar ware gezicht te tonen.

Ik dacht: misschien is Bessel van der Kolk toch minder kalm dan hij het doet voorkomen

Het is raadselachtig, dat gekwelde gezicht en de stortvloed aan conflicterende emoties die het losmaakt bij de journalist. Het is raadselachtig, en toch begrijp je het precies, want je ziet het overal. Het schemert door het opgewekte gezicht van de buurvrouw, de gastvrouw, de crècheleidster. Een jonge moeder, baby onrustig in haar armen, poging tot gesprek. De vriendin van een vriendin die in een scheiding ligt, je eigen moeder. In retrospectief herken je het in het meisje van de middelbare school, dat eerst mollig was en lachte, daarna mager en niet meer lachte, daarna gewoon weg.

Dat er ook zoiets bestaat als het tegenovergestelde van een gekweld gezicht, realiseerde ik me toen ik naar psychiater Bessel van der Kolk keek bij Zomergasten. Dit was een gezicht dat goed had gekeken naar het gekwelde gezicht en dat gebruikte als een masker om een ánder gezicht te verhullen. Het gezicht kende gepijnigde uitdrukkingen en verbaasde uitdrukkingen, maar die waren allemaal zo dik aangezet dat je niet anders kon dan zoeken naar de kier waardoor dat andere gezicht tevoorschijn kwam. Je zou dit het superieure gezicht kunnen noemen. Aan alomtegenwoordigheid doet het niet onder voor het gekwelde gezicht, het manifesteert zich alleen in andere mensen.

Hoe langer de uitzending duurde, hoe vaker zijn taal dat andere gezicht verraadde. Na ruim twee uur durfde Janine Abbring voor het eerst een kritische vraag te stellen – of eigenlijk: te vragen om een reactie op kritiek die door anderen op Van der Kolk was geuit, onder andere in de Volkskrant. De kritiek betrof (en betreft al jaren) zijn ideeën over verdrongen herinneringen, die in de wereld van de psychiatrie en daarbuiten – bijvoorbeeld die van de rechtspraak – niet onomstreden zijn. Zij: ‘Het is omstreden hè.’ Hij: ‘Niet omstreden.’ Zij: ‘Begrijp je de kritiek?’ Hij: ‘Die mensen hebben nooit trauma bestudeerd.’

Elizabeth Loftus, zo’n beetje de invloedrijkste psycholoog van deze en de vorige eeuw als het gaat om de psychologie van het geheugen, wapperde hij in een bijzin weg als ‘juffrouw Loftus’. Ik keek naar zijn gezicht en dacht: het superieure gezicht biedt wel opvallend vaak ruimte aan het misogyne gezicht. Ik dacht ook: misschien is hij toch minder kalm dan hij het doet voorkomen.

Dat vermoeden werd bevestigd toen Van der Kolk zijn critici vergeleek met Poetin-aanhangers, die te bang waren onder ogen te zien wat er werkelijk gaande was in de wereld. ‘Wie zijn die mensen, die zo bang zijn van de werkelijkheid?’ ratelde hij. ‘Ze willen absoluut nooit weten wat we echt weten.’ Er ontstond een schimmig gesprek over fake news, je zag dat Janine Abbring ook niet precies wist hoe ze hierin terecht was gekomen. Misschien wist Van der Kolk het evenmin, en bestond zijn masker van het gekwelde gezicht toch eerst en vooral om zijn gekwelde gezicht te verhullen.