Op 3 september opent in Arti aan het Rokin de expositie U zult begrijpen dat…, een poging om met het eigen oorlogsverleden in het reine te komen. In juli 1941 royeerde het bestuur van de kunstenaarssociëteit onder druk van de bezetter vijftien joodse leden. Zij werden van hun uitstoting op de hoogte gebracht door een briefje met een schrijnend beroep op hun begrip, dat nu fungeert als tentoonstellingstitel. Twaalf van de vijftien geroyeerde leden zouden de oorlog niet overleven. Arti toont in haar bovenzalen werk van deze kunstenaars in een reprise van een tentoonstelling uit 1947, die met terugwerkende kracht de rol van de vereniging in en kort na de oorlog ter discussie stelt.
Een van de omgekomen ex-leden was Felix Hess (1878-1943). Voor de oorlog was hij een Bekende Nederlander, vooral dankzij de spotprenten die hij twintig jaar lang tekende voor De Groene. In zijn rubriek ‘Uit het kladschrift van Jantje’ stak hij met zijn pseudo-kindertekeningen opgewekt de draak met alles en iedereen. Het jennende Jantje nam alle gewichtigheid op de hak en was jarenlang het geliefde enfant terrible van de Nederlandse pers. Zoals zovele in de oorlog vermoorde joodse kunstenaars is Hess uit het collectieve geheugen gewist. Vrijwel niemand kent nog zijn naam, van zijn schilderijen is amper iets bewaard gebleven en geschriften heeft hij niet nagelaten. De ‘Jantjes’ die hij tekende voor De Groene zijn de voornaamste bron voor de reconstructie van zijn bestaan. Ze geven een beeld van de tijd waarin ze zijn gemaakt, maar zijn ook vermomde zelfbeelden van de maker.
Hess, geboren in 1878, groeide op in een geassimileerd joods gezin in Amsterdam. Zijn ouderlijk huis aan de Keizersgracht, dicht bij de Blauwbrug, was een paar honderd meter verwijderd van de Jodenbuurt, maar stond daar mentaal veel verder vanaf. Vader Joseph Hess was beurshandelaar en probeerde zoonlief in zijn voetsporen te laten treden. Felix wilde echter schilder worden en liet zich in 1901, na het overlijden van zijn vader, inschrijven aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Tijdens zijn opleiding werd hij vooral beïnvloed door directeur August Allebé, die de nadruk legde op ambachtelijkheid en wiens stijl voortborduurde op de Haagse School.
Na zijn studie werd Hess lid van de kunstenaarsverenigingen Arti en Sint Lucas. Te midden van leeftijdgenoten als Jan Sluijters, Piet Mondriaan, Leo Gestel, Kees van Dongen en Lodewijk Schelfhout probeerde hij naam te maken. Zijn debuut viel samen met de revolutie die de kunstwereld voorgoed op haar kop zette. Het ene -isme na het andere propageerde een algehele vernieuwing van de schilderkunst – fauvisme, luminisme, kubisme, futurisme, expressionisme en ga zo maar door. Hess sloot zich aan bij de in 1912 opgerichte Onafhankelijken en experimenteerde een tijdlang met een expressionistische penseelvoering. In 1914 nam hij deel aan een tentoonstelling van de Onafhankelijken, maar zijn schilderijen werden door de kritiek afgekraakt. Na dat fiasco zwoer hij elke vorm van modernisme af en bleef trouw aan de traditionele stijl die hij op de Rijksacademie had geleerd.
In 1911 was Hess in De Pijp gaan wonen, destijds een arbeidersbuurt met een artistieke inslag. Hij nam deel aan groepstentoonstellingen van Arti en Sint Lucas, tekende nu en dan spotprenten voor het satirische blad De Ware Jacob, verkocht wel eens een schilderij of ets, maar een doorbraak bleef uit. Op aandringen van zijn vriendin en latere vrouw Eliza Binger maakte hij in de zomer van 1916 een tekening van een grote demonstratie voor het vrouwenkiesrecht en stuurde die naar De Groene. Hij tekende de feministische parade in de krabbelstijl van een schooljongen die hij Jantje noemde, met kriebelig geschreven toelichtingen. De ironische naïviteit van zijn stripachtige prent viel in de smaak, en hij kreeg een vaste rubriek onder de titel ‘Uit het kladschrift van Jantje’. Het weekblad kon nieuw bloed gebruiken nadat de afgetreden hoofdredacteur Henri Wiessing in 1915 de concurrerende Nieuwe Amsterdammer had opgericht. Jantje sloeg aan bij de lezers, hij werd algauw een icoon en mascotte van het blad. Het ventje kreeg in 1918 een eerste tentoonstelling, gevolgd door vele andere. Hess’ pentekeningen werden voor het drukproces geclicheerd, maar hij vroeg de originelen terug, beschilderde die en verkocht de kleurrijke kunstwerkjes op zijn exposities.
Dankzij Jantje werd Hess een bekende kunstenaar, al zag hij zichzelf meer als schilder dan als cartoonist. Hij leverde bijdragen aan diverse bladen en illustreerde talrijke boeken. Spotprenten waren in die tijd bepalend voor het aanzien van De Groene en het driemanschap Johan Braakensiek, Leo Jordaan en Felix Hess was het artistieke gezicht van het blad, overigens niet zonder rivaliteit tussen de laatste twee. Hess’ bekendheid valt af te meten aan het feit dat drie landelijke kranten in 1938 aandacht besteedden aan zijn zestigste verjaardag. Tussen 1916 en 1936 tekende hij ongeveer duizend prenten voor De Groene, die terug te vinden zijn in het gedigitaliseerde archief.
Ter illustratie werk ik twee daarvan uit. Hess verzette zich tegen de oprukkende automobiel, die wandelaars naar het leven stond en door vooruitstrevende bestuurders werd aangegrepen als excuus om grachten te dempen. Voor dit dubbele gevaar bedacht Jantje in 1931 een elegante oplossing. Onder de stad moesten autotunnels worden gegraven, zodat de mensen bovengronds geen last hadden van lawaaiige en stinkende ‘benzine-slubbers’. In plaats van grachten dicht te gooien, zoals de ‘demperdompers’ wilden, stelde Jantje voor de grachten die al in de negentiende eeuw waren gedempt weer open te graven. De Amsterdammers konden dan leuk vissen en bootje varen in hun grachten en als vanouds rustig wandelen in hun straten, zonder te worden overreden. Jammer genoeg schoof het Amsterdamse gemeentebestuur deze briljante oplossing terzijde, die alle toekomstige verkeersproblemen zou hebben voorkomen.

Typerend is ook een prent uit 1933, waarin Hess voor de eerste keer de NSB van Mussert opvoert. Het Koninklijk Nederlandsch Circus Staten-Generaal begint op de derde dinsdag van september aan zijn nieuwe tournee. Colijn, sinds het voorjaar premier van zijn tweede kabinet, treedt op als spreekstalmeester. Op de voorgrond wringt ‘Ali barda, de slangemensch’ [Alberda, leider van de SDAP] zich in alle bochten om de aandacht te trekken. Wijnkoop van de CPN oreert vanuit zijn ‘sofjetkraam’ voor dovemansoren. Links van hem bralt Mussert op z’n Mussolini’s tegen een publiek dat uitsluitend bestaat uit Jantje en een duimsabbelend meisje. Naast hem staat Van Rappard van de eveneens fascistische NSNAP, afgebeeld als een harlekijn met hakenkruis.

Hess’ infantilisering van communisten en nederfascisten toont de beperkingen van zijn stijl. Jantje’s goedmoedige pseudo-kinderlijkheid was niet berekend op de groeiende gewelddadigheid van de jaren dertig, zijn jongensstemmetje klonk steeds schriller tegenover het aanzwellende politieke gebral. Hij was in twintig jaar niet veranderd, maar de tijden wel en zo ook De Groene. Jantje had zijn tijd gehad en verdween in oktober 1936 van het toneel. Hess verzorgde nadien wekelijks een paginagrote prent in Het Liberale Weekblad, het orgaan van de Liberale Staatspartij. Zijn tekeningen in dat blad waren veel braver, hij was gebonden aan het partijgareel.
Evenals andere joden werd Hess tijdens de Duitse bezetting steeds meer gemarginaliseerd. Het Liberale Weekblad hield in februari 1941 op te verschijnen en ook zijn andere bronnen van inkomsten droogden op. In juli van dat jaar, synchroon met zijn royement als lid van Arti, vond hij emplooi als artistiek leider van een fabriekje waar in serie schilderijtjes werden vervaardigd. Deze opmerkelijke onderneming met de naam Michaplast bood een tijdlang enig inkomen en een precaire bescherming aan zo’n vijfentwintig medewerkers, merendeels van joodse afkomst. Begin 1943 ging het bedrijfje ter ziele, vermoedelijk na een Duitse inval. Felix Hess en zijn echtgenote Eliza werden een paar weken later opgepakt en op zaterdag 27 maart 1943 via de Hollandsche Schouwburg gedeporteerd naar Westerbork. Op 6 april werden ze op transport gesteld naar Sobibor, waar ze drie dagen later in de gaskamer werden vermoord.
Felix Hess, de wereld van Jantje - Een vergeten Joodse tekenaar van spotprenten, geschreven door historicus Sytze van der Veen, is te koop in de webwinkel van De Groene Amsterdammer. Prijs: €30,00 inclusief verzendkosten.

De tentoonstelling U zult begrijpen dat… is van 3 september t/m 2 oktober te zien in Arti et Amicitiae, Rokin 112, Amsterdam. Op woensdag 14 september om 16.00 vindt daar de presentatie plaats van Sytze van der Veen, De wereld van Jantje. Felix Hess, schilder en tekenaar, 1878-1943.