Het meest voorkomende thema is wellicht de maatschappelijke dwang tot conformisme, waar de zieke geest in zijn onbevangenheid en onvermogen tot zelfcorrectie niet aan kan voldoen. Denk aan Wozzeck, die als buitenbeentje keer op keer zijn kop stoot en door de autoriteiten hardhandig wordt terechtgewezen; of de recente opera Wolvendorp van de Chinese componist Guo Wenjing, waarin de paranoide ik-figuur letterlijk wordt besprongen door de voltallige dorpsgemeenschap om de dokter in staat te stellen een drankje bij hem naar binnen te gieten, met als uiteindelijk doel een aangepast bestaan als ambtenaar. Je zou haast kunnen zeggen dat in de twintigste eeuw de medische stand de ambivalente rol van de kerk heeft overgenomen, die van redder en repressieve macht in een.
Aan dit mer a boire heeft zich ondertussen een nieuwe, aan de neuropsychologie ontleende benadering toegevoegd: de verkenning van de disfunctionerende geest. Bernlefs bestseller Hersenschimmen kan daartoe worden gerekend. Peter Brook deed in zijn theaterversie van Oliver Sacks’ The Man Who Took His Wife for a Hat een poging inzicht te geven in verschillende defecten van het menselijk brein. En componist/pianist Gene Carl heeft voor zijn elektronische werk Gray Matter een verhaal uit The Man with a Shattered World van de Russische arts A. R. Luria genomen.
Niet langer staat de mens in relatie tot zijn (vijandige) omgeving centraal, maar de mens die opgesloten zit in zijn eigen wereld. Waar Sacks vooral de tragiek benadrukt, zet Gene Carl een angstaanjagend sfeerbeeld neer. De ik-figuur, Private Zasetsky, heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog door schoten in zijn hoofd een hersenbeschadiging opgelopen. Terwijl deze traumatische gebeurtenis hem nog glashelder voor ogen lijkt te staan, beschikt hij niet over het vermogen die onder woorden te brengen. Via trefwoorden en associatieve verbindingen krijgt zijn verhaal langzaam contouren, maar neemt ook de gruwelijkheid ervan toe.
Carl begint zijn stuk heel ongedwongen. Een relaxte beat die wordt ingevuld met tegenaccenten en verschillende timbres, zet de toon. Tot een gesmoorde stem (door Carl door een megafoon gesproken) zijn intrede doet. De letters die hij uitspreekt vormen het begin van een stroom elementaire woorden, waar een nauwelijks te onderdrukken gevoel van angst en paniek doorheen sijpelt. Hoewel de beat onverminderd doorgaat, raakt de muziek allengs verknipter en verbrokkelder: hortend en stotend vormt ze een contrapunt tegen kortademig geroepen woorden. Met hun nerveuze en onregelmatige versnellingen en vertragingen verbeelden tekst en muziek beide het haperende brein. Krampachtig probeert Zasetsky greep te krijgen op de beelden en de woorden, of liever gezegd de juiste woorden voor de beelden te vinden. De beat die aanvankelijk zo onschuldig klonk, wordt steeds beklemmender en naar het eind toe vindt een accellerando plaats die de hartkloppingen haast voelbaar maken.
De intensiteit van Gray Matter is onontkoombaar en voert de luisteraar mee in een ware nachtmerrie. De overige werken op deze cd - die is genoemd naar Gray Matter - hebben dat niveau helaas niet. De pianowerken Pink Suite en Claremont Concerto zijn aardig, maar missen de impact die Gray Matter zo bijzonder maakt.