NEW YORK Het waren de spannende dagen van «shock and awe», eerste juichende Irakezen, vallende standbeelden, zandstorm en plotseling: Jessica Lynch vermist! Gesneuveld? Gevangen? In handen van Saddam persoonlijk?
Ook uw verslaggever miste geen televisiejournaal, had met de dappere negentienjarige private te doen, hoopte op een wonder.
Dat kwam. Ze werd bevrijd, bleek er betrekkelijk heelhuids vanaf te zijn gekomen. Dat wordt een boek, dacht ik, en ik was de enige niet.
Zeven maanden later is het zo ver. Drie dagen voor het verschijnen heeft NBC een gedra matiseerde documentaire over haar avonturen uitgezonden. Die heb ik jammer genoeg niet gezien. Ik ga af op het oordeel van Frank Rich in The New York Times.
Samengevat: de makers hebben de Mona Lisa van de operatie Iraqi Freedom niet als een Rambo voorgesteld. De film komt dichter bij de waarheid dan de triomfantelijke reportages uit de oorlogsdagen. Ze heeft niet als een tijgerin voor haar leven moeten vechten, haar bevrijding is niet gepaard gegaan met verschrikkelijke schiet partijen. Het is een gewone, feitelijke reconstructie van een gelukkige ontsnapping.
Moeten we daaruit conclu deren dat het publiek genoeg begint te krijgen van het getetter over zegepralen die geen zegepralen zijn?
Zeven maanden nadat president George W. Bush, op de volgende top van zijn populariteit, de oorlog voor afgelopen had verklaard, worden er in Irak gemiddeld dertig aanslagen per dag uitgevoerd, sneuvelen daarbij twee Amerikaanse soldaten, vindt volgens het onderzoek van The Washington Post vorige week 51 procent van de Amerikaanse bevolking dat Bush het niet goed aanpakt en is het percentage dat een snelle aftocht de beste oplossing vindt, gestegen tot 38.
Wat zegt dit alles? Dat de statistiek van deze oorlog vooral wordt bepaald door de directe resultaten, waarbij het grote einddoel, de democratisering van het hele Midden-Oosten, verder uit het zicht verdwijnt naarmate er meer body bags binnenkomen.
Na 1 mei heeft zich de ontmaskering voltrokken; of het begin van de revolutie? Het recentste onderzoek, dat van Newsweek, meldt dat 44 procent van de bevolking van de Verenigde Staten George Bush opnieuw zou kiezen, en vijftig procent niet.
Over een jaar weten we of Bush aan zijn tweede ambts termijn is begonnen. Op dit ogenblik bevindt hij zich in de absurde situatie dat zijn coalitie in Irak voor haar politieke leven vecht.
Misschien wordt het front nog uitgebreid. En absurder: het ligt zoals de zaken er nu voorstaan feitelijk binnen de macht van Saddam Hoessein en Osama bin Laden om via de Amerikaanse verkiezingen George W. Bush af te zetten. Dit alles vanzelfsprekend alleen als het Vietnam-achtige model de ontwikkeling in Irak nog bijna een jaar verder zou bepalen.
Ontruiming van Irak is onwaarschijnlijk, ten eerste omdat de president, hoe dan ook, daarmee het einde van zijn politieke loopbaan zou bezegelen. En ten tweede omdat het vertrek van de Amerikanen in deze toestand van chaos een nog grotere chaos, misschien een burgeroorlog tot gevolg zou hebben. Bij zon krachtmeting zouden de buurlanden zich niet onbetuigd laten.
Het is kiezen: tussen de zekerheid van de chaos die de hele wereld zal raken, en de kans op een trage voortgang naar een wederopbouw die impliceert dat het verzet zal worden verslagen. Of daarmee, zoals de neoconservatieve ideologen zich dat voorstellen, de democratisering van de regio wordt bevorderd, is van later zorg.
Hieruit volgt het voorlopige slot van de aaneenschakeling van absurditeiten. Ook de landen die tegenstander van de oorlog waren, en nu de helft van de Amerikaanse kiezers die spijt begint te krijgen, hebben er belang bij dat de operatie in Irak zo vlug mogelijk slaagt, in die zin dat het land weer op orde komt en niet langer een jachtterrein van het internationale terrorisme zal zijn.
Wordt dat doel binnen een jaar bereikt, dan kunnen we er donder op zeggen dat de president dit succes zonder blikken of blozen op zijn conto zal schrijven, om als wereldstaatsman aan de volgende vier jaar te beginnen. Als daarbij de economie zich zal blijven herstellen, dan is Bush op 4 november 2004 volstrekt onkwetsbaar. Dan mogen we rekenen op de volgende vier jaar van unila teralisme.
Hoe ver reikt het geheugen van de Amerikaanse kiezers? In deze fase van de ontmaskering, met het toenemende publieke wantrouwen, het verdwijnen van de angst in de media en tevens bij de Democraten om ook bij het uiten van de hardste kritiek voor onvaderlandslievend te worden aangezien, begint zich een opstand af te tekenen.
Maar het is nog een opstand zonder overtuigende leider. De Republikeinen maken zich op voor een binnenlandse propagandaoorlog, de meest genadeloze verkiezingsstrijd.
Bush en de zijnen hebben bij hun opmars naar de macht de natie gesplitst. Zoals de zaken er nu voorstaan, zal de campagne van 2000 een stoeipartij zijn in vergelijking met wat er gaat komen.
De hypermacht raakt in een worsteling met zichzelf. Dat hadden Osama en Saddam niet durven dromen.