Christa Wolfs roman moest destijds door de censuur © Mary Evans Picture Library / ANP

De nieuwe zat misschien al maanden in haar klas op de Hermann-Göringschool, maar meer dan haar lange armen en benen en haar slingerende manier van lopen kende de vertelster niet van haar. Het was 1943, huiswerk was er niet meer bij, de scholieren zwierven over straat tussen de soldaten en oorlogsweduwen.

En toen, terwijl ze weer eens met een groepje rondslenterden, begon de nieuwe te roepen. Ze liep vooruit, met opgeheven hoofd, en hield plotseling een opgerolde krant voor haar mond en stootte haar roep uit: ‘Hoohaahoo, zo iets was het. Ze blies op haar trompet, en de soldaten en onderofficieren van de plaatselijke kazerne hadden net pauze en keken hoofdschuddend naar haar om. Moet je die zien, nou vraag ik je.’

Die roep, vanuit het niets, vormde het begin van de vriendschap tussen de vertelster en de nieuwe, die Christa T. heette. Christa T. was anders, ze had lef, zoveel was meteen duidelijk. Het werd een vriendschap met gaten, want zoals de oorlog ze even bij elkaar in de klas had gebracht, zo dreef de oorlog ze, op de vlucht voor het Rode Leger, ook weer verschillende kanten op. Ze ontmoetten elkaar zeven jaar later weer op de universiteit in Leipzig, trokken samen op, maar ook daarna dreef het leven hen uiteen. Ze bleven elkaar bezoeken en schrijven. Tot de vroege dood van Christa T. aan leukemie, toen ze 35 was.

Nachdenken über Christa T. (1968, Nadenken over Christa T.), de roman waarmee de Oost-Duitse schrijfster Christa Wolf haar doorbraak beleeft, gaat over deze vriendschap met Christa Tabbert, die ook echt heeft bestaan. Christa Wolf krijgt de beschikking over dagboeken, aantekeningen en brieven uit haar nalatenschap en doet veel meer dan de biografie reconstrueren van Christa T.; ze probeert ook haar innerlijk leven te ontrafelen, en dat van haarzelf. Dat ‘uiterlijke’ leven is ook behoorlijk triviaal: studie, een aantal verliefdheden, huwelijk, kinderen, een paar verhuizingen. Waar het haar om gaat: hoe hadden ze zich ontwikkeld van idealistische scholier en student in een ‘nieuwe wereld’, de ddr, tot volwassene in een maatschappij waarin het reëel bestaande socialisme hun vroeg zich te voegen naar het collectief?

De volwassenwording van Christa T. loopt, net als bij Wolf, parallel aan het ontstaan van de socialistische Boeren- en Arbeidersstaat. Christa Wolf is van 1929; ze wordt geboren in Landsberg an der Warthe, dat nu in Polen ligt en Górzow Wielkopolski heet. Als scholier maakt ze de nazitijd bewust mee; ze schrijft er later de dikke roman Kindheitsmuster(1976, Patronen van een jeugd) over, waarin ze subtiel het in de ddr dominante idee verwerpt dat het fascisme louter de kapitalisten aan te rekenen is. Ook in het ‘goede Duitsland’ heeft de nazi-erfenis volgens haar littekens nagelaten op de nationale psyche.

In 1949 doet Wolf eindexamen en kort daarna wordt ze lid van de sed, de communistische partij in Oost-Duitsland, die de absolute macht heeft – ze zal tot juni 1989, een paar maanden voor de val van de Muur, lid blijven. Ze studeert germanistiek in Jena en Leipzig, werkt daarna onder meer als redacteur, tot ze zich vanaf 1962 volledig aan het schrijven gaat wijden. Ze gelooft in de idealen van het ‘andere Duitsland’, in het democratisch-socialisme, maar al snel groeit haar kritiek op hoe dat in de praktijk wordt gebracht.

Die kritiek verwerkt ze in haar boeken. Al in haar eerste echte roman, Der geteilte Himmel (1963, De gedeelde hemel) over twee geliefden die door de bouw van de Muur gescheiden worden, sijpelt de weerzin over de afscheidingsmuur door. Ook schrijft ze erin over zelfmoord, een fenomeen dat in de ddr officieel niet bestaat. En ze breekt van begin af aan met het dogma van het sociaal-realisme, waarin exemplarische hoofdpersonen in een chronologische vertelling een positieve maatschappelijke ontwikkeling doormaken. Haar stijl is fragmentarisch, de vormen die ze kiest zijn experimenteel, ze springt heen en weer in de tijd, monteert verschillende soorten teksten aan elkaar en stelt veel existentiële vragen.

Maar Wolf breekt niet met de ddr; ze vlucht niet. Hoeveel reizen ze als auteur ook heeft mogen maken door Europa en Amerika, ze keert altijd terug. Vanwege haar kritiek groeit ze uit tot ‘het geweten van de ddr’ en wordt ze ook omhelsd in West-Duitsland, al plaatst ze evenveel kanttekeningen bij het conformistische materialisme dat daar heerst. Zo schrijft ze spottend over familiebezoek van Christa T. met haar man in het Westen. ‘Wij hier weet je’, laat ze zijn nichtje zeggen, ‘zijn eigenlijk vreselijk materialistisch, je ruikt het en je trekt je neus op zodra je over de drempel stapt’ en ze biedt Christa T. de eerste whisky van haar leven aan. De eerste? Dat kan niet waar zijn – ‘mijn god, wat jij allemaal nog zult beleven!’

Er komen nog een paar tantes en die brengen ‘een golf van medelijden’ met zich mee. Ze spuien het ene cliché na het andere. ‘Terreur zeggen ze, terwijl ze een notengebakje eten, arme kinderen, ze krijgen jullie echt nog zo ver dat jullie haar niet missen… Wie niet meer missen, tante Hermine? – Haar gezicht is dan een en al verwijt, en uit haar mond komt geheimzinnig de leuze: Vrijheid…’ Bij haar vertrek krijgt Christa T. kruiden toegestopt, die hebben ze toch niet ‘bij jullie’. Of wil ze liever een beha?

Een ‘loyale dissidente’, zo komt Christa Wolf, in een oxymoron, bekend te staan. Ondanks haar kritiek op de ddr wijst ze het principe van socialisme met een menselijk gezicht niet af. Met het Westen, waar het idealisme evenzeer is gesmoord in slogans, kan ze zich niet vereenzelvigen. Ze is, om het met de titel van een van haar romans te zeggen, nergens op haar plaats: Kein Ort: Nirgends (1979).

De zoektocht in Wolfs werk naar hoe je een authentiek bestaan moest leiden, strekte zich verder uit dan leven in een dictatuur

Het is Nadenken over Christa T. dat haar die in zekere zin dubbele positie bezorgde. Ze schreef de roman na het elfde zogenaamde Plenum, waarop het Centrale Comité van de ddr nieuwe culturele restricties uitvaardigde: literatuur moest de jeugd opvoeden tot volgzame communisten en het politieke beleid ondersteunen. Wolf nam op die vergadering als enige schrijver het woord en pleitte voor artistieke vrijheid, maar ze kreeg niemand mee. De roman was het resultaat van de diepe persoonlijke crisis die het Plenum bij haar veroorzaakte.

In Nadenken over Christa T. gaat het over de individualiteit die Christa T., en ook Wolf zelf, wil veroveren tegenover de autoritaire staat. Een term als ‘autoritair’ is in de roman overigens niet te vinden, net zomin als begrippen als ‘socialisme’ en ‘partij’. Het politieke is af te lezen aan het gevoelsleven van Christa T. en in omfloerste bewoordingen als ‘nieuwe wereld’, ‘nieuwe namen’, ‘anders’ en ‘aanpassing’. Als ze jong zijn heeft ‘de idee van de volmaaktheid’ ze in de greep, dan voeren ze gesprekken over ‘de aard van het paradijs’, aan de drempel waarvan zij denken te staan. Maar allengs neemt het ongenoegen toe, over de aanpassing die wordt gevraagd.

En Christa T. en zich schikken, dat gaat niet samen. Ze heeft het niet klaargespeeld, zegt een oude docente over haar, ‘de grenzen te erkennen die iedereen nu eenmaal gesteld zijn’. Haar verzet is het individualisme dat ze opeist. Ze beseft dat ze niet meer is dan ‘een schroefje’ in het mechanisme van tandraderen, snoeren en stangen van het apparaat – concreter dan ‘apparaat’ wordt het niet. Zij streeft juist naar zelfverwerkelijking, waarachtigheid en authenticiteit. Naar: ‘Jezelf, heel sterk jezelf worden.’ Eenvoudig is dat allerminst. ‘De grote verwachting of de moeite die het kost “ik” te zeggen’, noteert ze.

Want onder de belofte van de volmaakte samenleving sluimert het geweld. Christa T. heeft dat al meegemaakt in de nazitijd: een kat die tegen een stalmuur doodgeslagen wordt, het zigeunergezin dat uit het dorp moet vertrekken, het bevroren lijk van een kind op de vlucht. Maar ook in de ddr is de wreedheid er: jongens die stenen gooien naar een hond, ekstereieren die worden verbrijzeld. Ze is tijden van slag door een uitje dat ze als lerares met haar klas maakt en waarbij een leerling de kop van een pad afbijt. Ze krijgt van de schoolleiding op haar kop omdat ze overgevoelig is.

De dissidente leeslijst

De onvrijheid rukt op, autoritaire leiders drukken hun hakken in het vrije woord. In Poetins Rusland zijn bepaalde woorden zelfs in de ban gedaan – daarom herleest De Groene Amsterdammer deze zomer romans die in onderdrukking zijn geschreven en die hun lezers toch een glimp van vrijheid gaven, al had hun publicatie vaak grote consequenties voor de auteurs – zoals Vasili Grossmans Leven en lot, Lu Xuns Zwerftocht en Ai Weiwei’s 1000 jaar vreugde en verdriet. In het voorjaar van 2023 is deze leeslijst in uitgebreide versie als boek verschenen bij uitgeverij Das Mag. Deze essaybundel is te koop in onze webwinkel.

Jaren later komt ze een van haar leerlingen tegen. Hij herinnert zich dat ze Gorki aanhaalde, over het half reële, half fantastische bestaan van de mens. Dat fantastische had hem verontrust, maar dat is verdwenen na zijn studie als arts. Het reële bestaan is voor een arts genoeg, heeft hij ontdekt: ‘De kern van gezondheid is aanpassing.’ Overleven, dat is altijd het doel van de mensheid geweest, zegt hij ook nog. ‘Dat wil zeggen, het middel voor alle tijden: Aanpassing. Aanpassing tot elke prijs.’ Dat ‘half fantastische bestaan’ van de mens, bedenkt Christa T. later, is ons morele bestaan, anders niet.

Nadenken over Christa T. is nu, door de omsluierde manier van vertellen, door de noodzaak de betekenis tussen de regels door te lezen, moeilijk te verteren. Het scheelt ook dat de spanning die in het boek is vervat nauwelijks meer te volgen is na het einde van de geschiedenis van de ddr. De roman moest destijds wel degelijk in verschillende ronden door de censuur, en mocht eerst alleen in kleine oplage in Oost-Duitsland verschijnen. Boekhandels kregen zelfs de instructie het boek alleen te verkopen aan vaste klanten die professioneel met literatuur bezig waren. Ondertussen werd de roman in West-Duitsland een bestseller. ‘Christa T. sterft aan leukemie, maar ze lijdt aan de ddr’, oordeelde literatuurpaus Reich-Ranicki.

Het morele schrijverschap van Wolf raakte ook in West-Duitsland een snaar. Ze was meer dan het geweten van de ddr, ze was het Duitse geweten. De zoektocht in haar werk naar hoe je een authentiek bestaan moest leiden, strekte zich verder uit dan leven in een dictatuur. Maar juist de morele inslag van haar werk maakte dat er na de Wende hard met haar werd afgerekend toen bekend werd dat ze van 1959 en 1962 ‘IM’ (Informelle Mittarbeiterin) was geweest van de Stasi. Dat ze maar drie onbenullige gesprekken had gevoerd en het ene mapje met informatie die zij had verstrekt in het niet viel bij de forse rij ordners over haar, deed er niet toe. Ze werd nu opeens de ‘Staatsdichteres van de ddr’.

Het was een onheuse afrekening vanuit een overwinningsroes. Christa Wolf was een moedige schrijver die zich volkomen authentiek in de grote debatten van haar tijd mengde.

Dit artikel is onderdeel van de zomerserie De dissidente leeslijst. In het voorjaar van 2023 is deze leeslijst in uitgebreide versie als boek verschenen bij uitgeverij Das Mag. Deze essaybundel is te koop in onze webwinkel.