Vincent van Gogh, Kreupelhout met twee figuren, 1890. Olieverf op doek, 49,5 x 99,7 cm © Cincinnati Art Museum / legaat van Mary E. Johnston / Bridgeman Images

De korte geschiedenis van Vincent van Goghs verblijf in Auvers-sur-Oise zou je kunnen lezen als de kroniek van een aangekondigde dood. Een psychiatrische patiënt hoopt, tegen beter weten in, op een nieuw perspectief. Hij vertrekt uit het ziekenhuis en vestigt zich in een frisse, rustige, onbekende omgeving, ver buiten het gewoel, en daar gaat hij ijverig aan het werk. De inspanning is vergeefs. Oude en nieuwe demonen steken de kop op. Hij slaat de hand aan zichzelf.

Dat is per saldo wat er in Auvers is gebeurd. Vincent van Gogh schoot zich op 27 juli 1890 in de borst en overleed twee dagen later. Het was zelfmoord – geen moord, verhalen daaromtrent zijn al lang tot het rijk der fabelen verwezen – en die zelfmoord was onvermijdelijk: in zijn leven hadden de problemen, de ziekte, de zorgen en de obsessies zich samengebald tot een onontwarbaar kluwen. Toch schort er iets aan die onvermijdelijkheidskroniek. Ja, die angsten en obsessies bedreigden het leven van de man Vincent van Gogh, en ze verwoestten het uiteindelijk, maar dat is niet het hele verhaal: door de zelfmoord werd mede het leven van de kunstenaar Van Gogh beëindigd. Het zijn twee gebeurtenissen, niet één.

Vincent van Gogh, Dokter Paul Gachet, 1890. Olieverf op doek, 68,2 x 57 cm © Patrice Schmidt / Musée d’Orsay, Parijs

Alles begint met optimisme. In de lente van 1890 is Vincent van Gogh ontslagen uit de kliniek in Saint-Rémy, waar hij in 1889 was opgenomen. In de Provence zijn zijn dromen over een kunstenaarsleven met gelijkgestemden op een ramp uitgelopen, met verschrikkelijke ruzies, psychotische aanvallen, het afsnijden van het oor, gedwongen vertrek vanwege protesterende buurtbewoners, opname in de kliniek. De behandelend arts, Théophile Peyron, verklaart Van Gogh echter ‘genezen’ en staat toe dat hij vertrekt. In Saint-Rémy heeft de schilder ernstig geleden onder aanvallen van ‘huiveringwekkende angsten’, die hem een paar maal tot een zelfmoordpoging hebben gebracht, maar die aanvallen zijn al enige tijd uitgebleven en Van Gogh is kennelijk ‘volkomen kalm en helder’. Peyron laat hem gaan.

De schilder arriveert op 20 mei 1890 in Auvers-sur-Oise. Hij gaat direct op bezoek bij de arts Paul Gachet, deskundige in ‘melancholie’, die een oogje in het zeil kan houden. Gachet is bovendien bevriend met allerlei bekende kunstenaars en liefhebbert zelf ook in de kunsten. Van Gogh neemt zijn intrek in het Café de la Mairie. Hij gaat met nieuwe energie aan het werk.

Volgens Louis van Tilborgh, emeritus conservator, mede-samensteller van de tentoonstelling, zag Van Gogh de verhuizing naar het Noord-Franse platteland als een mogelijkheid tot verlichting, maar niet als een oplossing. Hij hoopte zich in de landelijke omgeving ‘beter te kunnen verweren tegen zijn geestelijk lijden’ en er werk te kunnen verzetten. Zo lag immers de puzzel: Van Gogh zag zijn maatschappelijke en persoonlijke toestand als uitzichtloos, doch hij besefte dat hij dat leed als een Christus zou moeten dragen. Door zijn kunst zou hij echter nog altijd uitzicht kunnen bieden op een humane, zinvolle wereld, voor zichzelf, en voor iedereen. In alles wat hij vanuit Auvers schrijft klinkt echter een tergende twijfel door. Wat als dat werken onmogelijk wordt? Wat als dan alleen de pijn van het bestaan overblijft?

De problematiek was niet alleen maar geestelijk. Er waren praktische dingen, bijvoorbeeld de vervlogen hoop op zoiets als een huwelijk en een normaal familieleven. In februari 1890 was zijn neefje Vincent Willem geboren, het kind van Jo en Theo, en dat verheugde hem, maar het deprimeerde hem tegelijk, want dat soort geluk was voor hem niet meer weggelegd. Theo vertelde hem bovendien van zijn frustraties over het werken voor de kunsthandel en over zijn ambitie om voor zichzelf te beginnen; Vincent voorzag dat de financiële steun van zijn broer daardoor zou kunnen wegvallen.

Het evenwicht in zijn bestaan was dus precair. Hij kon werken, maar hij kon eigenlijk niet over een toekomst nadenken. Van Tilborgh: ‘Het negatieve zelfbeeld nestelde zich zelfs zo ferm in Van Goghs bewustzijn dat het op den duur een uitgesproken pijnlijk karakter kreeg. De toekomst verdween op deze wijze uit beeld. De wanhoop van het moment slokte alle energie op…’

De daad kwam onverwacht, maar Theo voelde de crisis aankomen. Hij schrijft op 20 juli aan Jo: ‘Als hij maar niet melancholiek is & er weer een crisis op handen is, het ging zoo goed’, en aan Vincent schrijft hij: ‘Ga (…) eens bij dr. Gachet langs, hij zal je misschien iets geven waar je van opknapt.’ Te laat. Zeven dagen later pikt Van Gogh de revolver van de herbergier, schiet zich in de borst, en sterft.

Wat als dat werken onmogelijk wordt? Wat als dan alleen de pijn van het bestaan overblijft?
Vincent van Gogh, Velden bij Auvers-sur-Oise, 1890. Olieverf op doek, 50 x 101 cm © Johannes Stoll / Belvedere Museum, Wenen
Vincent van Gogh, Boomwortels, Auvers-sur-Oise, 1890. Olieverf op doek, 50,3 cm x 100,1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting) © Van Gogh Museum, Amsterdam / Vincent van Gogh Stichting

Tot zover die kroniek van onvermijdelijkheid: zenuwpatiënt slaat de hand aan zichzelf. Maar dan is er de productie van de kunstenaar Vincent van Gogh, 74 schilderijen in zeventig dagen, één schilderij per dag, vier dozijn tekeningen en in samenwerking met Gachet zelfs een ets. En er is dat dorp, Auvers-sur-Oise, waar dat allemaal werd vervaardigd. Het is niet heel groot. Het ligt in een slank dal langs de rivier, het had (en heeft) maar een paar lange, evenwijdige straten, een dorpsplein met een gemeentehuisje, een middeleeuwse kerk. Iets hogerop bevind je je op het Noord-Franse plateau met schier eindeloze zacht glooiende velden, akkers, graan, kleine groepjes bomen, hoge Ruisdael-achtige luchten.

Sinds het een treinverbinding met Parijs had gekregen waren er meerdere kunstenaars beland. Cézanne zat er in de jaren zeventig, Daubigny had zich er gevestigd, Pissarro en Renoir kwamen daarna. In Auvers moet Van Gogh met zijn verminkte oor, zijn borstelige rode haar en zijn slordige kleding zeker zijn opgevallen, maar de dorpelingen waren wel wat gewend. Van Gogh was aanvankelijk enthousiast: ‘Hier ben je ver genoeg van Parijs om je echt op het platteland te voelen (…), geen fabrieken, maar fraai groen in overvloed en goed geordend.’

Aan het werk, dus. De kunstenaar Van Gogh had zich immers in korte tijd zeer goed ontwikkeld. In Arles had hij, geïnspireerd door Japanse kunst, heel sterke series gemaakt, bloesems in de lente, korenvelden in de zomer. In Saint-Rémy maakte hij series olijfbomen, die je als ensemble best een conceptueel kunstwerk over Getsemane en het lijden van Christus zou kunnen noemen, producten van een volwassen kunstenaarschap en onmiskenbare eruditie.

Van Goghs problemen beïnvloedden dan ook vooral de praktische kant van het artistieke proces, de keuzes voor onderwerpen en materiaal, en niet de kern van zijn kunstenaarschap, dat verlangen naar een bijna religieuze zeggingskracht. Van Tilborgh zegt het helder, in de catalogus: ‘Van Gogh vatte zijn schilderijen (…) niet op als reflecties op zijn eigen gemoedstoestand. Hij streefde naar een meer universele betekenis, hoewel dit naar zijn mening alleen bereikt werd als de expressie gegrond was op een authentieke, persoonlijke ervaring. Ondanks de onvermijdelijke droefenis in elk bestaan wilde hij ook de lof van het leven en de natuur bezingen (…).’ In Auvers deed de wereld zich nieuw aan hem voor, en hij benaderde die zonder vooropgesteld plan, met een duidelijk ander palet, fris, met veel meer lichte groenen en blauwen. Het dorp bestond uit karakteristieke huisjes en boerderijtjes in schilderachtig los verband, vaak nog met rieten dak, en omdat je daar in de vallei van een wat hoger standpunt naar kon kijken vatte Van Gogh die gebouwen in een landschap van vloeiende ronde, golvende vormen, waarmee een beweging wordt gesuggereerd als van bomen in de wind, die zich voortzet in de golvende daken van de huisjes.

Op het plateau boven het dorp was het landschap grootser, wijder. Daar kwamen die panoramische, Ruisdael-achtige schilderijen tot stand met een nieuw formaat, 50 x 100 centimeter. In de tentoonstelling hangen er tien bijeen – een ongelooflijke prestatie. Het meest beroemde is Korenveld met kraaien, dat begin juli ontstond, twee dagen na een moeilijk bezoek aan Jo en Theo in Parijs. De kleine Vincent Willem bleek een huilbaby, de ouders zaten ónder de stress, en Theo begon over het opzeggen van zijn baan. Van Gogh begon bij terugkeer in Auvers direct aan drie grote doeken, waaronder dat Korenveld. Hij werd kennelijk tijdens het schilderen overvallen door een zomerse storm en legde in het doek de prachtige donkere onweerslucht vast en ook, zo lijkt het, de wind die onstuimig door de halmen waart.

Volgens de onvermijdelijkheidskroniek was dat zijn laatste werk (sombere lucht, opvliegende kraaien, doodlopend weggetje), maar dat was het niet. Het overzicht in de tentoonstelling laat zien dat het juist onderdeel is van een energieke serie experimenten. Het formaat leidde tot een heel ander soort landschapsschilderij en Van Gogh leefde zich uit in inventieve diversiteit. In De tuin van Daubigny heerst kleurrijke vrede (er loopt een kat); in Velden bij Auvers (uit Wenen) voert een rommelig papaverveldje de blik over een rijke aaneenschakeling van groene en gele akkers, in Kreupelhout met twee figuren (uit Cincinnati) is het beeld verticaal dichtgespijkerd met boomstammen, en in Regen – Auvers-sur-Oise (uit Cardiff) regent het zelfs pijpenstelen. Zeker, in dat Korenveld wilde Van Gogh ‘de la tristesse, de la solitude extrême’ uitdrukken, maar in dezelfde alinea schrijft hij dat het laat zien ‘wat ik op het platteland ervaar als gezond en versterkend’.

Daar ligt de buitengewone verdienste van deze tentoonstelling, lijkt mij: het toont van dag tot dag hoe het vertrouwen van de man Van Gogh in een toekomst afkalfde tot een breekpunt werd bereikt. Het toont tegelijkertijd dat de werkkracht van de kunstenaar Van Gogh groter en vruchtbaarder was dan ooit. De tragedie van Auvers is dat het artistieke zelfvertrouwen de man Van Gogh niet heeft kunnen redden.

Van Gogh in Auvers: Zijn laatste maanden. Van Gogh Museum Amsterdam, t/m 3 september.