Op het vlakke land van Fochtelooërveen, waar vroeger de arbeiders in de turfkoloniën zich een kapotte rug werkten, waait altijd de wind. Het dorpje Fochteloo, 425 inwoners, is in het uitgestrekte hoogveengebied als een geborgen haven. Een bebost lint waar je in een minuut doorheen bent gereden. Aan weerszijden van de rechte klinkerweg liggen boerderijen, woonhuizen, een kerkhof, een voetbalveld en dorpshuis Et Legien, dat in jarenzeventig-terminologie formeel «multifunctioneel centrum» heet. Daarin zijn ook de lagere school De Vogelrij, de kleedkamers van de voetbalvereniging en het Dorpsbelang gehuisvest.
Deze niet-politieke «vereniging voor dorpsbelangen» bestaat honderd jaar, wat aanleiding is voor een feestje. Kort voor aanvang van de bijeenkomst heerst doodse stilte in het dorp. Maar opeens komen ze eraan, de dorpelingen in stevige winterjas op de fiets of lopend. Exact op tijd is het zaaltje geheel gevuld met koffie drinkende en geanimeerde dames en heren.
Het zijn boeren en burgers van vrijzinnige snit. Dat zijn ze altijd al geweest in dit overgangsgebied van de Drentse zandgronden en de Friese venen. Zij verdienen hun brood in de landbouw en melkveehouderij en sinds een aantal jaren toenemend in de fokkerij van het door de hele wereld geliefde Friese raspaard of in aanverwante industrieën, zoals Friki en Fano Food in Ooststellingenwerf. Anderen werken in de gevangenis in Veenhuizen en in de lichte industrie in Drachten. Enkele bewoners zijn gemeenteambtenaar in de omringende dorpen.
Een klein deel van de gemeenschap gaat nog ter kerke in de Nederlands Hervormde kerk in Oosterwolde of naar de maandelijkse Nederlands Hervormde dienst in de oude melkfabriek van Fochteloo. Hier hangt de onafhankelijke, strijdbare geest van Domela Nieuwenhuis, ex-predikant, die in de negentiende eeuw in deze arme streek inspiratie vond voor zijn socialistische en later anarchistische gedachtegoed en politieke partij. Us ferlosser schreef in 1888 naar aanleiding van de erbarmelijke omstandigheden waarin de veenarbeiders leefden: «Mijn ideaal is dat er geen hutten zullen zijn maar ook geen paleizen, geen armen maar ook geen rijken, geen edellieden maar ook geen bedellieden die de straten onveilig maken.»
Die tijd ligt ver weg. Keuterboeren en veenarbeiders hebben plaatsgemaakt voor welvarende dorpelingen. Zij zijn tevreden over hun leefomgeving en koesteren voor de nabije toekomst overzichtelijke wensen, zoals het inperken van de snelheid waarmee autos over de hoofdweg scheuren of betere mogelijkheden voor het scheiden van afval. Dat blijkt uit een enquête onder de Fochtelooërs die bij deze speciale gelegenheid wordt gepresenteerd door Hans van Borselen, samen met zijn echtgenote Marian Boers een van de importdorpelingen en nauw betrokken bij het sociale leven. Zijn oorspronkelijke woonplaats Rotterdam mist hij geen seconde. De Randstad kent hij net als de andere bewoners voornamelijk uit de krant. Angst voor terrorisme en criminaliteit, emoties over de oprukkende islam en hoofddoekjes, overlast van drugsverslaving en hangjongeren, discussies over de afbrokkelende rechtsstaat en het asielbeleid van Verdonk: het is hen vreemd.
Hoewel, enkele jaren geleden werd het dorp opgeschrikt door de ontdekking van een van de grootste xtc-laboratoria van Nederland. Het oppakken van de betrokken «boeren» buitenstaanders uiteraard gaf wekenlang stof tot «even bijpraten».
Tijdens de viering van het Dorpsbelang laat een aantal opgewekte sprekers hun licht schijnen over het «gouden erfgoed» van Fochteloo, zowel in cultuurhistorisch als in sociale zin. Zij tonen hoe in deze kleine gemeenschap de oude waarden, waarop politici in Den Haag maar blijven hameren, niet verloren zijn gegaan. Onderlinge betrokkenheid is vanzelfsprekend. De gemeenschapszin wordt sterk bevorderd door het bloeiende verenigingsleven: er zijn dertien verenigingen. Nieuwkomers worden niet met brochures voorgelicht, want «vraag het maar aan uw buurman». Het dorp is zo veilig dat bij wijze van spreken de deur niet op slot gaat. Ontploeteren hoeft niet via een cursus te worden geleerd. Kinderen kampen niet met een teveel aan calorieën, omdat ze niet achter de computer kruipen maar rondzwerven in het ommeland. De jongeren fietsen in weer en wind naar de middelbare school in Oosterwolde.
Een van de meest aanstekelijke vertellers is Ype Dijkstra (62), burgemeester van Zeewolde: een man uit één stuk, een echte sociaal-democraat, die het gezicht van de PVDA in een klap weer gezond blozende wangen geeft. Dijkstra is blij dat hij is opgegroeid in Fochteloo, zegt hij tegen de zaal. Zijn generatiegenoten knikken mee met zijn jeugdanekdotes: «Weet u het nog, vuurtje stoken op de heide, machtig mooi was dat. We zwierven hele middagen op het veen of in het Oranjewoud. Wat een vrijheid. Of smid Zeinstra die de hoefijzers aan de paarden sloeg. Dat wilde ik ook worden: smid. En dan die speciale geur in de knipsalon van Hendrik Kats, als we bij hem kwamen sjoelen. Hij was behalve kapper ook winkelier en varkensboer. Dat ruik ik nog. Ik ben opgegroeid in de wereld van Drees en Vondeling, maar ook met het motto oppassen voor de communisten. We hadden het thuis niet ruim. We leerden op zondagsschool: eerst je eigen geld verdienen, dan pas uitgeven. Vrijheid in gebondenheid.»
Dijkstra laat de geschiedenis van zijn dorp als een film voorbijtrekken. Over hoe hij zich in zijn kleine wereld opeens bewust werd van die andere, grote wereld. Hij schetst het beeld van de dagelijkse rij zwijgende arbeiders met hun broodtrommels achter op de fiets onderweg naar het veen om te spitten. Door de komst van het Molukkerskamp realiseerde hij zich dat er ook mensen met een andere huidskleur en cultuur waren. Als pubers hingen ze rond bij de barakken, die waren gevestigd op het terrein van het voormalige werkkamp Ybenhaer, dat in de oorlog als voorpost van Westerbork diende. En dan die dag dat de Ambonezen, met wie ze altijd goed contact hadden, tegen een rijksmaatregel in opstand kwamen en Fochteloo volstroomde met MEers en in de lucht helikopters rondcirkelden: «Ik was geschokt. Plotseling was mijn dorp grimmig. Als kind denk je dat alle mensen net zo zijn als jij bent. Van de verzuiling had ik bijvoorbeeld eerst niets door. Later besef je dat het niet zo is, en niet iedereen de Avrobode op de zwart-wittelevisie heeft liggen.»
Dijkstras blik op zijn jeugd wordt getekend door dankbaarheid: «Toen het melkgeld nog aan een bus langs de weg hing, haalde niemand het in zijn kop om het weg te halen. Mensen zijn in deze gemeenschap nog bereid elkaar te helpen. In een dorp zit je op goud. Het heeft me sterk gemaakt. Hier staat een dankbare jongen uit de Fochtel.»
Aan «fochtel» ontleent het dorp zijn naam, aldus kunsthistoricus Peter Karstkarel. Het woord is afgeleid van focht, pijnboom. En van loo, bos. Ook de naam Fogteloo stamt vrijwel zeker uit deze streek. Op uitnodiging van Hans van Borselen ben ik als «redacteur van het oudste opinieblad van Nederland» speciaal met mijn vader uitgenodigd voor dit lustrum. Als hij dat aan de zaal meldt, volgt een gul applaus.
Van het pijnboombos is niets meer te zien. Het is een en al drassig veen. Bijzonder veen welteverstaan, want het Fochtelooërveen is een van de weinige stukken levend hoogveen in Europa. Nadat het turfsteken werd afgeschaft, als gevolg van de komst van nieuwe brandstoffen, lag het gebied er decennialang «wild» bij. Het werd zodanig hersteld dat sinds enkele jaren kraanvogels het voor het eerst in 350 jaar tot hun broedgebied hebben uitgekozen.
De streek is inmiddels aanleiding geworden van heftige discussies tussen boeren en natuurliefhebbers, zoals over het rapen van kievietseieren en het afschieten van vossen. Maar de rijke Oudhollandse fauna van uilen, spechten, fazanten, hazen, wilde ganzen, egels, herten en patrijzen wordt niet bedreigd. Niemand wenst aantasting van dit gebied, hoewel de aanbevelingen uit de lokale enquête wel spreken over «sterke bevordering van toerisme».
De boeren die ermee ophouden, verkopen hun land tegen hoge prijzen aan Natuurmonumenten en zijn daarmee illustratief voor de agrarische sector in Nederland, die door de Europese liberalisering van de landbouwproducten een tanend bestaansrecht heeft en zoekt naar nieuwe bestemmingen, zoals recreatieboerderijen met een camping voor de stedelingen om er te onthaasten en paardenfokkerijen. Of: het land wordt teruggeven aan de natuur en van het geld gaan boeren rentenieren. Dit deel van het noorden is onderdeel van de grote Ecologische Hoofdstructuur, die in 1990 werd geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het ministerie van Landbouw. Het betreft een aaneensluitend netwerk van gebieden diagonaal door Nederland, waar planten en dieren voorrang hebben. De «ruggengraat» van de Nederlandse natuur moet in 2018 zijn voltooid.
Het Dorpsbelang staat achter deze ontwikkeling. «We maken ons sterk voor behoud van flora en fauna», zegt oud-wethouder Jannes Stoker, die de hoogtepunten uit de honderdjarige geschiedenis van het Dorpsbelang opsomt. Concrete resultaten zijn de aanleg van de verharde Rijweg, de komst van een ijsbaan, straatlantaarns, een bibliotheek en in de jaren negentig een bescheiden nieuwbouwwijk. Fochteloo moet volgens Stoker niet al te veel hebben van ingrijpende veranderingen. «Maar we passen ons wel aan de moderne tijd aan. Waar vroeger de belangen van de boeren en veenarbeiders voorop stonden, gaat het nu om het leefmilieu. We brengen de natuur weer terug in de oude staat. Van vóór de tijd van de veenkoloniën.»