
‘Draagvlak is a Dutch disease’, zei Joyeeta Gupta onlangs tijdens een discussieavond over de Green New Deal. Behalve hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam is Gupta een van de hoofdauteurs van de zesde Global Environmental Outlook van de Verenigde Naties en haar presentatie was gevuld met verontrustende grafieken, die haar tot een glasheldere conclusie brachten: alleen krachtig politiek leiderschap kan ons uit deze ecologische crisis helpen. Het zinnetje schoot door mijn hoofd toen afgelopen vrijdag het klimaatakkoord werd gepresenteerd. Eindelijk lag daar, een kleine twee jaar na het aantreden van het zelfbenoemde ‘groenste kabinet ooit’, het langverwachte plan om Nederland te verduurzamen. Er gaat een hoop veranderen, zoveel is duidelijk, maar vicepremier Hugo de Jonge werd niet moe te benadrukken dat die veranderingen vooral heel geleidelijk worden doorgevoerd. We hebben de tijd, suste hij. Laten we niet te hard van stapel lopen, anders verliezen we – god verhoede – het draagvlak.
Dat deze regering niet van plan is om haast te maken, bleek al uit haar opstelling in de Urgenda-zaak. Al in 2015 oordeelde de rechter dat de overheid in 2020 de CO2-uitstoot met minstens 25 procent teruggebracht moet hebben ten opzichte van 1990. De staat ging in hoger beroep, maar het Hof maakte korte metten met het verweer. Aangezien de tijd begint te dringen, kwam Urgenda vorige week met een lijst van veertig maatregelen die het kabinet kan invoeren om aan het vonnis te voldoen, inclusief ingrijpende stappen, zoals minder koeien, en laagdrempelige common sense-oplossingen, zoals het verlagen van de maximumsnelheid. Voor het kabinet bleek het een brug te ver. In plaats daarvan kwam het aanzetten met energiebesparende radiatorfolie en extra controles voor bandenspanning. Alsof je een brand wil blussen met een plantenspuit.
Er bestaat een gekke discrepantie tussen het wetenschappelijke debat over klimaatverandering en het politieke debat over klimaatbeleid. Wetenschappers schrijven rapporten vol over de misoogsten, superstormen en conflicten die ons te wachten staan als gevolg van planetaire opwarming, terwijl beleidsmakers blijven soebatten over warmtepompen, subsidieregelingen en rekeningrijden. Dat is best begrijpelijk, er bestaat nu eenmaal geen panacee en je zult ergens moeten beginnen, maar het is ook een beetje bevreemdend. En frustrerend. Want terwijl de toekomstscenario’s alleen maar angstaanjagender werden, polderden wij in Nederland rustig voort.
Socioloog Willem Schinkel noemt het ‘diluviale politiek’, waarbij volksvertegenwoordigers de moeilijke beslissingen telkens doorschuiven, met een houding van ‘na ons de zondvloed’. Je zag het ook bij het inmiddels beruchte stikstofdossier. Iedereen kon voorspellen dat de plannen voor nieuwe snelwegen, megastallen en vliegvelden zouden botsen met Europese milieuregels, maar de regeringspartijen vertrouwden erop dat ze met boekhoudkundige trucs een uitweg konden vinden, zoals dat in het verleden zo vaak was gelukt. Op papier was alles in orde, maar ondertussen takelde de Nederlandse natuur verder af. Toen de Raad van State hier vorige maand een stokje voor stak, ontstond er paniek op ministeries, omdat ambtenaren halsoverkop een nieuwe list moeten verzinnen.
Eerlijk is eerlijk: dit klimaatakkoord is meer dan een tekentafeloplossing. Het is bemoedigend om te zien dat er aandacht is voor een eerlijke lastenverdeling en het bevat genoeg goede voornemens, al moeten er nog steeds een hoop details worden ingevuld en belanden veel hete aardappelen op het bordje van toekomstige kabinetten. In potentie vormt dit pakket een goede aanzet voor een klimaatvriendelijker Nederland, maar dan is het wel zaak dat onze landsbestuurders zich voor de verandering aan de zelf gestelde doelen houden; dat ze niet besmet raken met de Dutch disease en daadkracht tonen op het moment dat er lastige keuzes gemaakt moeten worden. Het is dus te hopen dat Rutte III de titel ‘groenste kabinet ooit’ na de volgende verkiezingen alweer kwijt is.