het hoofd van een Oba te zien op de vaste tentoonstelling in Museum Volkenkunde, Afrika © Lourens Smak / Museum Volkenkunde

Als uit de duisternis komen ze tevoorschijn, de zestig objecten behorend tot de collectie van Benin bronzen die staan opgesteld in een vitrine in een hoek van de zaal gewijd aan het Afrikaanse continent in Museum Volkenkunde in Leiden. Bundels licht schijnen op de reliëfs van hun bronzen, houten en ivoren huid, waarop figuren en patronen in detail en kleurschakering uiteenvallen, en zorgen voor dramatische schaduwen van hun silhouet op de zwarte wand die dient als achtergrond. Het is prachtig hoe het licht weerkaatst op het schild in de hand van een hofdignitaris, op een van de reliëfplaten, of op de wangen van een hoofd op een stuk dat gedragen werd als heupsieraad. De ceremoniële zwaarden blinken, de bellen hangen vrij om geluid te worden. Een viertal hoofden, één van hout en drie van messing of brons, staan op plateaus met dunne poten op ongelijke hoogten opgesteld, als luxe taarten in de etalage van een Franse patisserie.

Al twintig jaar staan de objecten in deze opstelling in deze vitrine, voorwerpen versierd met mens- en dierfiguren als een hechte familie, overgekomen vanuit Benin. Een bordje geeft de disclaimer ‘oorlogsbuit’, ook al twintig jaar, maar het stof van hun geschiedenis is ogenschijnlijk neergedaald, zo vanzelfsprekend staan ze op hun plek. In werkelijkheid maken ze deel uit van een complexe historische puzzel waarvan geen mens de precieze omvang kent, bekend onder de verzamelnaam Benin bronzen. En werd er in de 125 jaar dat ze nu in het Westen zijn, waarschijnlijk niet eerder zo veel over ze gesproken.

Toen Britse troepen op 18 februari 1897 Benin City innamen en een eind maakten aan het Koninkrijk Benin, een eeuwenlange koninklijke dynastie, stuitten ze in het paleis op een schat waarvan ze maar moeilijk konden geloven dat het volk dat ze zojuist verdreven hadden het kon hebben gemaakt. Journalist Barnaby Phillips, voormalig Afrika-correspondent, beschrijft de geschiedenis uitvoerig in Loot: Britain and the Benin Bronzes (2021). Vierhonderd jaar relatief goede betrekkingen tussen de koning van Benin, de Oba, en de koloniale machten uit Europa kwam tot een einde.

Op de conferentie in Berlijn in 1884-1885 was het Afrikaanse continent onder Europeanen verdeeld, maar Oba Ovonramwen lag dwars. De Britten lieten hem een contract tekenen (dat hij zelf niet kon lezen) waarin hij feitelijk zijn koninkrijk overhandigde aan dat van de Queen. Het hielp de betrekkingen niet en in januari 1897 ging plaatsvervangend commissaris en consul van de Niger Coast Protectorate, James Robert Phillips, verhaal halen, maar hij liep in een dodelijke hinderlaag. De ‘strafexpeditie’ die daarop volgde was er een van wapenvertoon en brute kracht. Toen Britse soldaten Benin City binnentrokken, verlaten op vele doden na, vermeende offers aan de goden, was de Oba gevlucht (hij werd later gevangen genomen en verbannen) en kwam de buit in zicht.

De mannen vulden hun zakken met fijngesneden ivoor en bronzen beelden, poseerden tussen de slagtanden en beelden van figuren en beesten die ze voor de foto vrolijk overeind hadden gezet. Voor de inwoners van Benin vertegenwoordigden die schatten het complete verhaal van hun geschiedenis, aldus auteur Phillips, en stonden ze gelijk aan ‘Benins nationale bibliotheek, kathedraal en museum’. Veel objecten overleefden de strijd, maar die functie raakten ze kwijt. Ze kwamen in handen van mensen die ze niet konden lezen.

De pilaren van het paleis van de Oba - de koning - waren van onder tot boven met bronzen reliëfplaten bekleed. Op deze reliëfplaat is een hofdignitaris afgebeeld. Te zien op de vaste tentoonstelling in Museum Volkenkunde, Afrika © Museum Volkenkunde

Afgelopen november maakte het National Museum of African Art in Washington DC bekend zijn objecten uit Benin van zaal te hebben verwijderd en niet meer tentoon te stellen totdat de stukken teruggaan naar Nigeria. De nieuwe directeur noemde het tonen van de collectie ‘een klap in het gezicht’ van Afrikanen. Dat moet elk museum voor zichzelf weten, zegt Annette Schmidt, conservator van de Afrika-collectie van het Nationaal Museum van Wereldculturen (nmvw), waartoe Museum Volkenkunde, het Tropenmuseum, het Afrika Museum en het Wereldmuseum Rotterdam behoren, maar jammer vindt ze het wel.

In 2018 was Museum Volkenkunde host voor de Benin Dialogue Group, een internationaal samenwerkingsverband waarin westerse musea met Nigeriaanse partners praten over het toekomstige lot van de collectie. Schmidt is lid van het eerste uur en was verheugd de afgevaardigden uit Nigeria, onder wie een zoon van de huidige Oba, de collectie te kunnen laten zien. Zij waren tevreden over de opstelling, onder meer omdat het museum altijd transparant is geweest over de herkomst, en spraken de wens uit dat de objecten getoond zouden blijven worden, liever dan dat ze in een depot zouden staan. ‘De stukken zijn de ambassadeurs van hun cultuur’, vertelt Schmidt, ‘en zo zien wij ze ook.’

Ik spreekt Schmidt bij de vitrine in Museum Volkenkunde. De bronzen hoofden zijn gestileerde afbeeldingen van overleden koningen of koninginnen die op het altaar werden vereerd: de koning is de divine king die contact kan maken met goden en geesten met hulp van deze voorouders. De gaten in de hoofden zijn bestemd voor een slagtand die als het ware reikt naar de bovenwereld, maar de reusachtige slagtanden hier in de vitrine zijn te groot voor deze hoofden. Eén hoofd mist in de vitrine, dat is momenteel uitgeleend voor de tentoonstelling What A Genderful World in het Wereldmuseum Rotterdam.

De schatten van de koning van Benin werden verkocht om zijn eigen ondergang te bekostigen

Zo is er veel bekend, en eigenlijk ook heel weinig. Over de ouderdom van de meeste stukken kan Schmidt geen uitspraken doen, de samenstelling van het materiaal is nog niet onderzocht en ook naar de authenticiteit van enkele stukken moet nog in meer detail worden gekeken. Naar de totale omvang van de objecten die de Britten uit Benin meenamen, blijft het vooralsnog gissen. Neem bijvoorbeeld de reliëfplaten die werden gebruikt om de wanden van het paleis te bekleden. ‘Zolang we niet weten hoeveel reliëfplaten er zijn geweest, in wat voor volgorde ze hingen en waar ze aan refereerden, kun je ook niet reconstrueren wat het verhaal is geweest dat deze objecten vertellen.’ Meer onderzoek is geboden en samenwerking met Nigeria noemt ze daarbij onontbeerlijk.

Toch speelden de Benin bronzen in de afgelopen eeuw ook in het Westen een belangrijke rol, vertelt Schmidt, waar ze werden onthaald als Afrikaanse kunstobjecten. ‘Voor die tijd dacht men niet dat “hogere” kunstvormen afkomstig konden zijn van het Afrikaanse continent: de Benin-collectie heeft ervoor gezorgd dat men in de global west het besef kreeg dat Afrikaanse volkeren daar wel degelijk toe in staat waren. Dat neemt niet weg dat de rol in het gebied van oorsprong vele malen groter is.’

Het boek van Barnaby Phillips laat de aan alle kanten tragische geschiedenis schitteren in details, zoals het ziekenhuisschip dat met de strafexpeditie meevoer met aan boord een state of the art ijsmachine, tegen de onvermijdelijke koorts. Maar minstens zo indrukwekkend als de lange voorgeschiedenis, de bloederige roof en de pijnlijke nasleep, die voortduurt tot de dag van vandaag, is de droge tijdlijn voor in het boek. Door de eeuwen heen zie je de Europeanen komen, eerst de Portugezen, dan de Nederlanders en dan de Britten. Eind negentiende eeuw blijft de tijdlijn steken, met na de roof in februari 1897 in mei al de eerste veiling van Benin bronzen in Londen en in september de eerste (uiterst succesvolle) tentoonstelling in het British Museum. Gedurende de twintigste eeuw lopen de prijzen in de handel op, met 5500 pond voor een hoofd op de veiling in 1953 naar ruim een miljoen in 1989, naar tien miljoen in 2016. De opbrengst van die eerste veiling in Londen ging naar de staat als geldschieter van de expeditie – de schatten van de koning van Benin werden verkocht om zijn eigen ondergang te bekostigen.

Afrikazaal in Museum Volkenkunde © Museum Volkenkunde

De Benin bronzen verspreidden zich over de wereld en bevinden zich in naar schatting 160 instituten, naast tal van private bezitters. Nederland was er vroeg bij, blijkt uit het Provenance-onderzoek uit 2021 waarmee het nmvw voor het eerst de herkomst van de Benin-stukken uitzocht in relatie tot de strafexpeditie. Van 114 objecten in de collectie werd een directe link met de roof van 1897 vastgesteld. Van negen stukken die op een later moment op de kunstmarkt werden aangekocht, zou die link goed mogelijk zijn.

In december 1897 arriveerde het eerste stuk in het museum in Leiden, een ivoren slagtand. Het jaar daarop volgden veertien objecten, en zo voort – in 1902 bedankte een bericht in de Staatscourant de partijen die bijdroegen aan het verkrijgen van tientallen werken, waaronder een ‘vaasvormige pijpekop’, een ‘kalebasvormige kruitflesch’ en een ‘doos in den vorm van een muildierkop’. De meeste aangekochte stukken bevinden zich in Leiden, maar eigenaar is de Nederlandse staat – het museum is slechts beheerder.

In het voorwoord van het Provenance-onderzoek stelt Henrietta Lidchi, hoofd onderzoek en collectie van het nmvw en lid van de Benin Dialogue Group, dat dergelijk herkomstonderzoek essentieel is om het karakter en de geschiedenis van museumcollecties te begrijpen en tevens belangrijk om het toekomstige gesprek over teruggave te kunnen voeren. De teruggave van koloniaal erfgoed is eigenlijk een twintigste-eeuws vraagstuk, zegt ze aan de telefoon, dat momenteel in een nieuwe fase is beland met een proactieve houding van het Westen. Ze noemt naast het herkomstonderzoek ook de principes en de procedures die het nmvw in 2019 formuleerde om duidelijkheid te verschaffen aan partijen die mogelijk een claim willen indienen, over hoe ze dat precies moesten doen.

Veel van die richtlijnen werden overgenomen door de Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties, onder voorzitterschap van Lilian Gonçalves-Ho Kang You, waar Lidchi zitting in nam. De commissie concludeerde dat voorwerpen uit voormalige koloniën onvoorwaardelijk teruggegeven moesten worden en dat voor voorwerpen die niet uit voormalige koloniën afkomstig zijn dat moest worden overwogen. Minister Van Engelshoven nam die aanbevelingen over in haar beleidsvisie die ze in februari 2021 naar de Kamer stuurde.

Tot dusver kwamen er echter geen officiële claims voor Benin-stukken in de collectie van het nmvw. Op de vraag waarom antwoordt Lidchi dat dat speculeren zou zijn: ‘We hebben alle informatie verschaft die wij bezitten, we hebben het herkomstonderzoek gedeeld met de leden van de Benin Dialogue Group en ook online verspreid. Het is volledig aan de Nigerianen om te beslissen wanneer en op welke manier zij een claim willen doen.’

Als de Benin bronzen terug zijn in Nigeria wil het land zelf beslissen over eventuele bruiklenen

Waarom is het belangrijk dat zo’n claim officieel wordt ingediend, als overheid en museum weten wat zij in handen hebben? ‘Ik denk dat het vraagstuk van het koloniale verleden op meerdere manieren opgelost kan worden. Eén daarvan is teruggave, maar dat is niet noodzakelijkerwijs de enige manier of de manier die de voorkeur heeft bij partijen die structurele ongelijkheid aan de kaak willen stellen.’ Minstens zo belangrijk is volgens Lidchi het samenwerken, bijvoorbeeld aan onderzoeksprojecten die mensen en naties met elkaar verbinden, en het ontwikkelen van onderzoeksmethoden die ruimte laten aan andere stemmen en andere manieren van luisteren. ‘Dekolonisatie draait uiteindelijk om het begrijpen van verschillende standpunten.’

De brute roof van de Benin bronzen staat in schril contrast met de lange, stroperige weg terug over het diplomatieke pad. Na de belofte van teruggave van gestolen goederen door president Macron in 2017 leek er iets van een wedloop in de teruggave van koloniaal erfgoed uit te breken. Duitsland loopt daarbij inmiddels voorop met de afspraak om ruim duizend Benin bronzen terug te sturen naar Nigeria. De eerste stukken worden daar deze zomer verwacht en verschillende andere landen en musea spraken het voornemen van teruggave uit, maar tot dusver ging pas een handjevol objecten daadwerkelijk terug. In oktober bijvoorbeeld restitueerde Jesus College Cambridge een bronzen haan en de Universiteit van Aberdeen het hoofd van een Oba. De huidige Oba, Ewuare II, sprak daarbij de hoop uit dat andere instituten de onrechtvaardigheid inzien van het vasthouden aan stukken ‘die in werkelijkheid een herinnering voor hen zouden moeten zijn aan de grote onrechtvaardigheid die een volk zo ver weg en zo lang geleden is aangedaan’.

In het laatste inhoudelijke statement dat de Benin Dialogue Group naar buiten bracht, wordt gesproken over een permanente tentoonstelling van de bronzen in Nigeria. Het British Museum, met de grootste collectie uit het Koninkrijk Benin, is ook lid van de groep en geeft wat betreft teruggave tot nog toe geen duimbreed toe. Op de website geeft een tekst de schijn van openheid, met ferme woorden ter veroordeling van de strafexpeditie en grote woorden van respect, maar met geen andere belofte dan die van de inzet voor een permanente tentoonstelling in Benin City, met ook werken te leen uit Londen.

In Nederland staat de bereidwilligheid inmiddels op papier, maar van teruggave van stukken aan Nigeria is nog geen sprake. De beleidsvisie van minister Van Engelshoven werd controversieel verklaard en de behandeling uitgesteld in afwachting van een nieuw kabinet. Het ministerie laat weten dat de staatssecretaris van Cultuur en Media zich nog nader zal verdiepen in de beleidsvisie en verdere implementatie.

Jesus College, Cambridge Master Sonita Alleyne met de directeur van Nigeria’s National Commission for Museums and Monuments Prof. Abba Isa Tijani (rechts) voorafgaand aan een ceremonie waar de geroofde bronzen haan, bekend als de Okukur, zal worden teruggegeven aan Nigeria. 27 oktober 2021 © Joe Giddens / ANP

Nigeria treft intussen voorbereidingen voor wat zij noemen de repatriëring van de Benin bronzen, op bruikleenbasis of voorgoed. De gerenommeerde architect David Adjaye werkt aan het Edo Museum of West African Art in Benin City en ondertussen bereidt de Oba, die in het huidige Nigeria een ceremoniële functie bekleedt, een eigen, koninklijk museum voor. Belangen en rechtmatig eigendom liggen gecompliceerd in een land dat nog niet als land bestond in 1897, met tradities die niet langer in zwang zijn.

De National Commission for Museums and Monuments is aangewezen als hoofdverantwoordelijke en directeur-generaal prof. Abba Isa Tijani werd onlangs een uur lang geïnterviewd over de kwestie op de nationale televisie, waarbij hij onder meer Black Lives Matter noemde als katalysator van het restitutiedebat. Ook Tijani is lid van de Benin Dialogue Group en werkt intensief samen met westerse musea, maar over zijn missie is hij in een telefoongesprek duidelijk: ‘Wij willen de rechtmatige eigenaren van de Benin bronzen worden. Natuurlijk gaan we elke vorm van samenwerking met musea aan en staan we open voor elke vorm van overeenkomst die deze artefacten betreft. Maar er is geen weg terug, wij willen volledige repatriatie.’ Als de Benin bronzen eenmaal terug zijn in Nigeria wil het land zelf kunnen beslissen over eventuele bruiklenen, bijvoorbeeld aan instituten in het Westen. ‘Voor hoe lang en onder welke condities, dat soort afspraken zullen worden gemaakt op onze voorwaarden.’ Hij noemt ook de mogelijkheid van replica’s waarmee bijvoorbeeld Europese musea hun publiek kunnen blijven onderwijzen.

Hij ziet musea als global institutions en wijst op de Unesco-afspraken die op de World Heritage Conference in 1972 al werden gemaakt: gestolen culturele eigendommen moeten worden gerestitueerd. Nu pas is er sprake van werkelijke progressie en Tijani vertelt trots en geëmotioneerd te zijn om dit moment in de geschiedenis mee te maken. Dat het museum in Washington DC ervoor koos om de Benin bronzen niet langer te tonen, samen met het perspectief van teruggave, vindt hij een teken van groot respect.

Een belangrijk probleem in Nigeria vandaag is het gebrek aan kennis van de eigen cultuur onder de jongere generaties, vertelt hij, dat mede is ontstaan door het gestolen erfgoed. ‘Dit vacuüm moet worden gevuld. Onderdeel van de repatriatie is het betrekken en aanmoedigen van de jeugd. De geschiedenis kan gecorrigeerd worden en mensen zullen zich ervan bewust zijn dat deze artefacten zijn teruggekeerd.’

En een officiële claim op stukken in Nederlandse collecties? Die komt eraan, zegt Tijani. We kunnen een brief verwachten, al volgende week.