
In een uithoek van het immense Victoria Albert Museum, tussen zalen met Constable en Victoriaanse tapijten, wandel je zomaar een woonkamer binnen. Er is een marmeren schouw, een dik tapijt en een monumentale eettafel die is gedekt voor tien personen. De grandeur van de ruimte wordt onderstreept door de kristallen kroonluchter, minstens vijf meter hoog in de lucht. Een butler met een karakteristieke lange neus zit onbewogen in rokkostuum in de hoek van de kamer. Vanachter een gesloten deur klinkt het geluid van stromend water.
Na de woonkamer volgen een gang, een keuken, een studeerkamer en een slaapkamer, stuk voor stuk ingericht als een klassiek stadspaleis vol antiek, maar met opvallend veel sculpturen van naakte mannen. Het Scandinavische kunstenaarsduo Elmgreen Dragset bouwde het huis, genaamd Tomorrow, voor hun fictieve personage Norman Swann. De extravagante smaak van deze Norman en de stoïcijnse blik van de butler maken dat voorzichtig rondlopen al snel omslaat in ongegeneerd rondneuzen. Achter een kamerscherm in de slaapkamer staat een rollator geparkeerd. In een boekenkast staat The Fountainhead van Ayn Rand, links en rechts staan modellen van gebouwen, er slingeren onbetaalde rekeningen. Foto’s op de zwarte vleugel, op steenworp afstand van een onopgemaakt bed, tonen jongetjes in zwembroek en een paard met een erectie. Het potje Prezista Darunavir op het empirestijl nachtkastje blijkt hiv-medicatie.
Bij een nadere inspectie van het huis valt nog iets op. De mosterdgele keukenmuren zijn voor de helft wit geverfd, de verfroller staat er nog. Ook staan er verhuisdozen in een hoek, volgeladen met kunstwerken, en liggen er pizzadozen op de keukenvloer. Vierkante verkleuringen op de hoge muren verraden schilderijen die er niet meer hangen.
Conclusie: Norman Swann is een oude, failliete architect met een loodzware adellijke familie-erfenis op zijn schouders en een sociale worsteling met homoseksualiteit als een molensteen om zijn nek. Waarom willen de kunstenaars dat wij deel uitmaken van zijn huishouden?
Tomorrow is niet het eerste huis dat Michael Elmgreen (1961) Ingar Dragset (1968) als kunstwerk bouwen. Op de Biënnale van Venetië verbouwden ze twee paviljoens tot het huis van een kunstverzamelaar, die zelf op zijn buik in het speciaal voor de gelegenheid aangelegde zwembad dreef. Zijn schoenen en sokken wachtten vergeefs aan de zwembadrand. Midden in de woestijn van Texas installeerden ze een vestiging van Prada, met de nieuwste collectie in de etalage. De Onderzeebootloods in de Rotterdamse haven veranderde voor een zomer in een achterbuurt, met een reuzenrad.
Steeds lijkt de bezoeker in deze ‘totaalinstallaties’ een filmset op te lopen, die hem of haar naar onvermoede plaatsen voert. Elmgreen Dragset zijn niet de enige kunstenaars die met dit genre experimenteren. Op Art Basel kon de bezoeker dit jaar dwalen door het domein van Arthur Cook, een personage van kunstenaars Jonah Freeman en Justin Lowe. Nauwe doorgangen en akelig smalle gangen leidden van een stoffige wachtkamer met een lekkend systeemplafond en vergeelde informatiefolders (‘Southern Accents for Business’) naar een vunzige Indiase toko, met in een vitrine rijstsculpturen in de vorm van elektronica.
Heel realistisch was Mike Nelsons installatie I, imposter op de Biënnale van Venetië, waarvoor hij het Britse paviljoen omtoverde tot een Turks huis. Alles in de kleine kamers ging gehuld onder een dikke laag stof, van kapotte lampen aan het plafond tot matrassen en dekens op de grond. Bezoekers liepen in opperste concentratie over gammele trapjes en schuurden hun jassen langs beschimmelde muurtjes. Na zich een weg door deze claustrofobische nachtmerrie te hebben gebaand, kwam de verademing in de vorm van een kleine binnenplaats, waar het dak van het Britse paviljoen voor was opengebroken.
Nelson vertelde dat hij zich voor zijn kunstwerken laat inspireren door sovjetsciencefiction. In Roadside Picnic (1971) bijvoorbeeld bezoeken buitenaardse wezens de aarde. Na hun vertrek krijgen de plekken waar zij zaten het aanzien van het Vondelpark op een zomeravond. Nelson vindt dit spoor van achtergelaten spullen fascinerend en wil het publiek laten ervaren wat deze zouden kunnen betekenen. Het hol in Venetië zou best eens de grot van een terrorist kunnen zijn, maar even zo goed de schuilplaats van een vluchteling.
De cross-over met film, theater en literatuur geeft de hedendaagse kunst niet alleen nieuwe dimensies, maar levert ook een nieuw sociaal verhaal. Kunstenaars plaatsen uiteenlopende menselijke condities in een zo realistisch mogelijk decor en laten onvoorbereide bezoekers, vertegenwoordigers van het ‘echte’ leven, hier in los. Als in een videogame vergapen deze zich aan het realiteitsgehalte van de omgeving, het vernuft van de special effects, waarna ze op zoek gaan naar aanwijzingen. Hun route door de installatie is enigszins te sturen – in Tomorrow trekt een emmer op een Lodewijk XVI-tafeltje de blik omhoog, naar een bruine lekkagevlek in het plafond – maar voor het grootste deel is de betekenis die de toeschouwer ontdekt afhankelijk van het eigen oog voor detail. De nieuwe ‘scenariokunst’ leest als een literaire thriller.
Elmgreen Dragset besloten zelf een scenario bij Tomorrow te schrijven, dat gratis kan worden gedownload op de website van het Victoria Albert Museum. Het is herfst 2013, even voor middernacht. Daniel Wilder, een jonge succesvolle ontwerper, staat samen met de zojuist door hem opgepikte serveerster Wendy te morrelen aan het slot van zijn nieuwste aankoop: een herenhuis in South Kensington. Binnen zit de nietsvermoedende Norman Swann, de oude eigenaar van het huis die er al lang uit had moeten zijn, maar weigert te vertrekken. De woede die het onverwachte bezoek teweegbrengt is onverteerbaar wanneer de mannen elkaar blijken te kennen. Ooit werkte Norman als deeltijddocent architectuur en was Daniel zijn ambitieuze student. Oude machtsverhoudingen, voorbije liefde en een pijnlijk verschil in sociale klasse blazen de objecten in het huis leven in. Daniel is trots op de rvs-designkeuken die hij vast in het huis heeft laten installeren, working class Wendy vermoedt dat zoiets minimal heet. Norman benadert Wendy als prostituee, Wendy heeft op haar beurt medelijden met de oude man. Norman houdt van paarden, Daniel van honden. Daniel proost met cheers, Norman met santé en wel op ‘sociale kameleons’. Norman houdt van Ingmar Bergmans Face to Fac __e_ ,_ Daniels lievelingsfilm is E.T., Wendy is gek op Despicable Me. De laatste keer dat Norman een pizza at was op een studiereis naar Rome, Daniel belt naar Domino’s voor een pizza hawaï op het moment dat de ongemakkelijke situatie uit de hand dreigt te lopen.
Het kan geen toeval zijn dat Norman Swann van de kunstenaars een huis krijgt in het jaar dat Du côté de chez Swann, het eerste deel van À la recherche du temps perdu, zijn honderdjarig jubileum viert. De familie uit de roman van Marcel Proust lijkt geknipt voor het huis in het Victoria Albert. Antiquiteiten moeten hen herinneren aan de geërfde geschiedenis. Mijmeringen over objecten en de manier waarop we sommige objecten boven andere stellen, vullen de pagina’s met een fijnzinnig oog voor details. Ook mensen vallen onder deze objecten: een huisvriend van de familie, M. Swann, houdt zich op in verschillende sociale klassen, een doorn in het oog van een aantal familieleden. ‘Onze sociale persoonlijkheid is een geestelijke schepping van de anderen’, concludeert de jonge protagonist.
Elmgreen Dragset plaatsen hun Norman Swann in een gefortuneerde sociale positie, maar wie langer rondkijkt, ziet de tragedie. Zijn kamers zijn ingericht met honderden kostbare kunstobjecten uit de museumcollectie, maar werden door de kunstenaars aangevuld met prullaria van de rommelmarkt en met eigen kunstwerken. Kroonluchters uit 1771 hangen in dezelfde ruimte als een theepot uit de kebabshop op de hoek van de straat. En niemand die het verschil ziet.
Voorzichtige pogingen van Norman om te ontsnappen aan zijn leven krijgen gestalte in balorige details, zoals een sleutelhanger van Pinokkio die op een porseleinen schotel met een afbeelding van Queen Elizabeth ligt. Maar het centrum van Normans dromen ligt in zijn studeerkamer. Een enorme werktafel ligt hier bezaaid met ontwerptekeningen en maquettes voor nooit uitgevoerde gebouwen. Stapels architectuurtijdschriften uit de jaren tachtig en een poster met ‘Building for the Masses, Utrecht 1959’ vormen het bewijs van oude idealen. Midden op zijn bureau prijkt een Macintosh Classic, aangeschaft in een tijd dat hij nog in de dag van morgen geloofde. De ramen naast zijn tekentafel bieden een wrang uitzicht op Daniels glimmende designkeuken. In het script vraagt Norman aan Daniel: ‘Did you know that Foucault once said that he wanted to be re-born as a goldfish?’ ‘Oh fuck yes, so radical’, antwoordt Daniel spottend. ‘So fucking radical, Swann, yes! Fucking Foucault, let’s hear it!’
In een interview vertellen Elmgreen Dragset dat ze filmregisseur Ingmar Bergman bewonderen, omdat hij in zijn films één leven exemplarisch weet te maken voor een hele tijd. Met Tomorrow hebben de kunstenaars dat zelf ook bereikt. Niet alleen is de installatie visueel spectaculair, maar een bezoek is ook alles behalve vrijblijvend. Fotografie is verboden, dus ongemak verbergen achter een camera of telefoon is uitgesloten. Om Tomorrow te doorgronden moet de toeschouwer de manier van kijken aannemen die door de kunstenaars juist wordt bekritiseerd. Een omhooggevallen ontwerper die zich verkneukelt over zijn buitensporig dure vastgoed. Oud geld dat ten onder gaat aan een elektriciteitsrekening. Het ware script schuilt in het oog, en de achtergrond, van degene die de set betreedt.
Aan de buitenmuur van het Victoria Albert timmerden Elmgreen Dragset een groot billboard: ‘New Residential Development at a Prime Heritage Location’, met het nummer van een makelaar. De oppervlakte van deze unique property beslaat 557 vierkante meter with all its cultural heritage. Een medewerkster van het museum vertelt dat de telefoon vanaf dag één roodgloeiend heeft gestaan.
Elmgreen Dragset: Tomorrow, t/m 2 januari, Victoria Albert Museum, Londen