‘Stelt u zich een virtueel gevangeniswezen voor’, schreef het managementadviesbureau Deloitte dit voorjaar in een aan de Amerikaanse overheid gericht rapport getiteld Beyond Bars, ‘dat gebruik maakt van geavanceerde risicomodellen, ruimtelijke analyse, smartphone-technologie en gedragswetenschappelijke principes om superieure resultaten te bereiken.’ Zo schetsten de managementconsultants een oplossing voor de overbevolking en de daarmee gepaard gaande kosten waarmee het Amerikaanse gevangeniswezen kampt: dankzij digitale technologieën zouden veroordeelden voortaan hun straf thuis kunnen uitzitten, waarbij ze met smartphones zouden worden gadegeslagen door casemanagers die al hun activiteiten in real

time_ konden volgen.

Het idee inspireerde Evgeny Morozov, een Wit-Rus die regelmatig over de politieke en sociale implicaties van digitale technologie schrijft, tot een venijnig opiniestuk in The New York Times. ‘Dat we dankzij smartphones twee keer zo veel mensen tegen de helft van de kosten kunnen opsluiten, is het soort baanbrekende innovatie waarover alleen managementconsultants en technologie-entrepreneurs opgewonden kunnen raken’, schreef hij. ‘Zulke doorbraken zouden best lovenswaardig kunnen zijn, als ze ons niet zouden afleiden van de radicale (en simpelere) oplossing voor het probleem van overvolle gevangenissen: minder mensen opsluiten.’

Het was Morozov ten voeten uit, niet eens per se vanwege de polemische toon (in één bijzin worden twee beroepsgroepen afgeserveerd), maar vanwege de felheid waarmee hij zich tegen de depolitisering van het onderhavige onderwerp afzet. Morozov heeft grote problemen met wat hij noemt ‘solutionisme’: de neiging te geloven dat met digitale technologie voor elk probleem een oplossing is te vinden – een app om automobilisten te helpen files te vermijden, een app die dikkerds helpt afvallen, een app die vuilnisbakken zo slim maakt dat we er niet meer abusievelijk recyclingafval in kunnen dumpen. ‘Solutionisten beperken zich niet tot het oplossen van problemen van individuen, ze willen ook de problemen van onze instituties oplossen’, zegt Morozov tijdens een interview in Cambridge, Massachusetts. ‘Liefst door die instituties overbodig te maken.’

Dat maakt hem, benadrukt hij meteen, geen technofoob, of Luddiet – de activisten die ten tijde van de industriële revolutie in Engeland machines vernielden, zo genoemd naar hun voorman Ned Ludd. ‘Hoe meer technologie, hoe beter. Maar de proliferatie van technologie of de technificatie van de wereld, als ik dat woord mag gebruiken, vraagt ook om meer denkwerk, meer instituties, meer politieke inzet om te voorkomen dat diezelfde technologieën niet ontsporen, beschadigd raken of ingezet worden door politieke ideologieën die ik onaanvaardbaar vind’ – al is het alleen maar omdat ‘het gebruik van veel hedendaagse digitale technologieën een dataspoor achterlaat.’

In het denken over de rol van digitale technologie in de wereld vervult Morozov, hoewel pas 29 jaar oud, een vooraanstaande rol: hij is zonder twijfel de meest geciteerde criticus van de utopische beloften die uit Silicon Valley komen. Zijn essays en kortere opiniestukken verschijnen onder meer in de Frankfurter Allgemeine Zeitung, de London Review of Books, The New York Times en The New Republic.

In zijn eerste boek, The Net Delusion: The Dark Side of Internet Freedom (2010), uitte hij scepsis over het wijdverbreide idee dat het internet bijdraagt aan de democratisering van autoritaire regimes. Het internet kan immers ook uitstekend worden ingezet voor grootschalige surveillance, politieke repressie en propagandadoeleinden.

In het dit voorjaar verschenen To Save Everything, Click Here: The Folly of Technological Solutionism gaat hij een stapje verder door zich af te vragen of digitale technologie op eigen kracht überhaupt in staat is de wereld te verbeteren. In dit boek begon Morozov ook voor het eerst ‘het internet’ tussen aanhalingstekens te schrijven – waarmee hij wil bewerkstelligen dat de lezer alles wat hij ooit over technologie heeft geleerd in twijfel trekt, zelfs of het internet wel bestaat.

Die scepsis is nodig, betoogt Morozov, omdat het publiek anders valt voor continu door digitale entrepreneurs aangereikte stopwoorden als ‘open’, ‘generatief’, ‘transparant’ en ‘participatory’. Dergelijke woorden leiden namelijk tot echte aannames, met echte gevolgen, zo waarschuwt Morozov – bijvoorbeeld dat privacy iets achterhaalds is of dat informatie ‘vrij wil zijn’.

Morozovs scepsis over de zegeningen van digitale technologie ontstond tijdens zijn werk voor Transitions, een organisatie die de ontwikkeling van onafhankelijke journalistiek in Europa en Centraal-Azië wil bevorderen. Gewapend met mooie verhalen over Wikipedia en YouTube arriveerde hij in landen als Tadzjikistan en Albanië, waar de mensen vaak niet eens elektriciteit hadden. Hij leerde zijn les: de ideeën die Transition hem vroeg te verspreiden hadden deze mensen niet veel te bieden.

Hij verliet Transitions en kreeg een beurs van Open Society in New York, waar hij zich aan het schrijven van The Net Delusion zette. Daarna volgden periodes als visiting scholar aan Georgetown en Stanford, waarin hij To Save Everything, Click Here schreef. Sinds kort is hij weer student: op Harvard hoopt hij te promoveren in de wetenschapsgeschiedenis.

In Cambridge, waar hij tijdens een lunch in een Japans restaurant uitgebreid de tijd neemt, vertelt Morozov waarom hij, juist nu hij zo succesvol is als publiek intellectueel, is teruggekeerd naar de collegebanken. ‘Ik heb geen enkele intentie om in academia te blijven. Ik vind dit een weerzinwekkende omgeving, vol afgesloten en oppervlakkige mensen die geen idee hebben van wat er in de rest van de wereld gebeurt. Ik ben hier alleen vanwege de feedback die ik van de historici op mijn faculteit krijg. En ik ben hier om een boek te schrijven, een geschiedenis van het internet die begint in de jaren veertig, met cybernetica en andere bizarre ideeën uit die tijd, en die doorloopt tot nu. Het boek wordt overigens geen product van mijn dissertatie. Mijn promotie wordt het product van mijn boek.’

Waarom een geschiedenis van het internet?

‘Ik vind het internet als een idee veel opwindender en fascinerender dan de impact van digitale technologie op de toekomst – deels omdat ik denk dat we die impact niet kunnen begrijpen totdat we volledig de intellectuele invloed beseffen van de mythes rondom het internet. Bijvoorbeeld dat het ontstaan is als bijproduct van militaire research of dat de romanschrijver William Gibson op een zeker moment cyberspace bij elkaar gefantaseerd heeft.

Het internet is een organiserende metafoor geworden voor de manier waarop we over digitale technologie denken. Tegenwoordig schrijf ik “het internet” tussen aanhalingstekens, omdat ik het gevaarlijk vind hoe we de term gebruiken. Ik wil niet dat mensen zeggen dat “het internet iets doet”, of, erger, dat “het internet Afrika gaat redden”. Dat zijn allemaal belachelijke uitspraken. Hopelijk zal mijn boek grote invloed hebben op de wijze waarop mensen over technologie en het internet praten.’

Wat is volgens u ‘het internet’?

‘Het is een verzameling van buizen, standaarden, technologieën en netwerken, die we om een of andere reden graag vergelijken met de drukpers of de radio – alsof dergelijke technologieën ooit zomaar uit het niets ontstaan zijn. Dat klopt natuurlijk niet. De radio was in 1920 iets heel anders dan in 1950 of 1990, toen dat medium eindelijk volwassen werd. Het huidige internet heeft alleen een toekomst als die toekomst een zekere vorm heeft. Die hoeven we alleen maar vorm te geven. Dus hebben mensen het nu over de noodzaak om apps te vermijden. Echt waar.’

Wat is uw grootste bezwaar tegen de manier waarop digitale technologie onze levens beïnvloedt?

‘Ik vrees dat onze technologische infrastructuur dusdanig gedigitaliseerd is geraakt dat onze beleidsmakers technologie kunnen misbruiken om redenen die niets te maken hebben met technologie. Die redenen hebben te maken met krimpende begrotingen en de proliferatie van de neoliberale agenda, waardoor de verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen steeds meer op de schouders van individuen terechtkomt – en wordt weggehaald van instituties en collectieven.

Dus in plaats van de voedselindustrie te hervormen door die strenger te reguleren of te verbieden voor kinderen reclame te maken, gaan we apps verspreiden waarmee burgers kunnen meten of ze genoeg groente en fruit eten. Dat wordt de standaardbenadering voor problemen als obesitas, onderwijsachterstand of klimaatverandering.’

Sommige problemen kunnen daarentegen wel degelijk worden opgelost met een handige app, nietwaar?

‘Je zou kunnen zeggen dat het goed is dat je nu data kunt verzamelen met je slimme tandenborstel of vuilnisbak, omdat je daardoor meer geld kunt verdienen of omdat je daardoor milieuvriendelijker leeft – en dat wordt dan ook nog eens gecommuniceerd en gereguleerd door commerciële logica, wat aanzienlijk aantrekkelijker is dan op de oude wijze, die op moraliteit gebaseerd was.

Maar ik zie ook nadelen die niets met technologie te maken hebben en alles met de manier waarop ons beleid tot stand komt en met de ideologische agenda die onze economie voorstuwt. Onze agenda’s zijn gekaapt door technocraten die een benadering voorstaan die geworteld is in populaire psychologie en gedragseconomie. Dat zijn de mensen die opgewonden raken bij het idee dat politieke transformatie en directe democratisering mogelijk zijn als iedereen maar een smartphone en een internetverbinding heeft. Alsof technologieën zomaar uit de hemel in een vacuüm vallen. Alsof technologieën geen geschiedenis hebben. Als je al het goede wilt behouden van wat de toegang tot nieuwe technologie heeft teweeggebracht, dan zul je politieke instituties moeten bouwen die daarvoor kunnen zorgen. Wie denkt dat het vanzelf gaat, creëert een situatie waarin het internet een cadeau is voor de National Security Agency. En wie dat niet ziet als gebrekkig institutioneel denken, is een dagdromer.’

Dus er zijn heel veel dagdromers.

‘We hebben vooral hier in de Verenigde Staten veel dagdromers die, vaak om politieke redenen, een hekel hebben aan instituties. Ze haten instituties. Dat is een gevaarlijke houding, want instituties zijn goed. Publieke instituties zijn zelfs beter. Moderniteit heeft altijd om de uitbreiding van instituties gedraaid. Veel mensen in Silicon Valley verzetten zich, soms vanwege hun commerciële belangen, soms vanwege hun libertaire ideeën, letterlijk tegen het idee dat instituties ook maar ergens goed voor kunnen zijn. En daar profiteren ze enorm van. Hoewel je zou kunnen zeggen dat dit komt doordat de mensen met geld en kapitaal de mechanica van het debat controleren – en aldus sterk beïnvloeden welke ideeën gespuid worden op sites als Blogger, Boing Boing of TechCrunch. Dit zijn ook de mensen die de congressen organiseren. Daarom kijk ik naar mensen als Tim O’Reilly, mensen die op de achtergrond termen als “gratis software” veranderen in “open source software”. Denk niet dat dit op natuurlijke wijze gebeurt; het is het resultaat van doelgericht werk. Daarom benadruk ik ook het grote belang van taal. Die taal wordt vormgegeven door intellectuelen als Lawrence Lessig en Clay Shirky, maar net zo goed door uitgevers, redacteuren en congresorganisatoren. Daarnaast zijn er de mensen die ik de “schaduwpartners” noem. Iemand als Jared Cohen, co-auteur met Google-chairman Eric Schmidt van het boek The New Digital Age. Cohen werkte onder Hillary Clinton op Buitenlandse Zaken, dus hij heeft invloed op buitenlands beleid. Hij kent Jared Diamond, die weer heel veel invloed heeft op denktanks in Washington. Cohen heeft gestudeerd aan Stanford. Zo iemand fungeert als een brug tussen Silicon Valley en Washington. En hij verkoopt onzin over internetvrijheid alom.’

Wanneer u het heeft over de behoefte aan instituties die het potentieel van digitale technologie waarborgen, hoe ziet u dat dan voor zich?

‘Voor veel mensen in Silicon Valley doen universiteiten niet meer dan content produceren, zoals ook journalisten of popartiesten dat doen. Als je content hebt, heb je afnemers, en daar kun je geld mee verdienen. Aan de hand daarvan alloceren ze kapitaal en maken ze beslissingen. Mijn doel is om universiteiten weer op de kaart te zetten als plaatsen waar kritisch denken gevrijwaard is van de tirannie van het contentdenken. Als onze regeringen in de jaren tachtig niet zo makkelijk in de neoliberale val waren getrapt, hadden we deze problemen niet gehad.’

Bestaat er in de VS en in landen als Duitsland en Nederland zoiets als de ‘corporate state’?

‘Het is verleidelijk om te denken dat het verhaal als volgt gaat: er zijn al die goedwillende mensen in de overheid die het belang van openbare instituties erkennen, maar hun handen zijn gebonden door de lobbyindustrie, waardoor de bedrijven het voor het zeggen hebben. Het echte verhaal is dat de regering en de overheid voor een groot deel gevuld worden door mensen die oprecht geloven dat meer marktwerking altijd beter is en dat publieke functies uitbesteden aan de private sector altijd tot betere resultaten leidt. Het probleem is niet alleen een gebrek aan regulering. Het is een intellectueel probleem.’

Hoe kan dit intellectuele probleem worden opgelost?

‘Ik weet het niet. Discussie zou helpen. Maar ik merk dat het technologiedebat, als je dat zo mag noemen, vaak een handige aanleiding is om de discussie te vermijden. Als ik bijvoorbeeld klaag over solutionisme, dan wordt mijn kritiek onmiddellijk verpakt als een kritiek op technologie met een grote T, en niet als een kritiek op waarheen de moderniteit zich ontwikkelt op politiek, sociologisch en cultureel vlak.

Ik heb daardoor een delicate taak. Het technologiedebat gaat aan de haal met politieke kwesties door ze te depolitiseren en waarin je positie alleen die van technofoob of technofiel kan zijn. Dat is afschuwelijk. Alle belangrijke debatten over beleid zijn politiek van aard – de toekomst van de journalistiek, de toekomst van het onderwijs, de toekomst van de gezondheidszorg – maar ze worden allemaal geperst in het meta-narratief van de Luddiet versus de technofiel. En alle politieke invalshoeken gaan verloren omdat mensen kunnen zeggen: “Ach, jij haat die dingen omdat je technologie haat.”’

Hoe kijkt u aan tegen de openbaringen door Edward Snowden en het verspreiden ervan door onder anderen Glenn Greenwald?

‘Ik zou niet weten wat Glenn anders had kunnen doen: iemand contacteert hem en dumpt een enorme hoeveelheid materiaal. Snowden kan ik er eigenlijk alleen van beschuldigen dat hij wat harder had moeten nadenken over zijn reisplannen na het lekken. Hij had zijn bewegingen ook kunnen maken zonder China, Rusland en Bolivia erbij te betrekken. Snowden heeft een debat gecreëerd over een kwestie waarover de afgelopen jaren veel meer had moeten worden gesproken. Daarvoor zal ik hem altijd dankbaar zijn. Misschien zal blijken dat hij zelfs een nieuwe orde heeft gecreëerd waarin meer verantwoording en minder geheimzinnigheid de norm wordt rond de dataverzameling door de National Security Agency hier in de VS en in Europa.’

Hoe ziet de toekomst eruit als het neoliberale denken, zoals u dit om u heen ziet, blijft domineren?

‘Ik zie geen tekenen dat we in intellectueel opzicht het tij spoedig kunnen keren. En in de praktijk zie ik dat bedrijven alleen maar grotere invloed op beleid gaan krijgen. Dat zal leiden tot nog minder politieke betrokkenheid onder burgers. Er komt meer consumentisme. Mensen zullen veel minder bereid zijn om in termen van allianties en collectieven te denken. Het overheersende idee zal zijn dat mensen hun eigen keuzes en consumptiepatronen voorrang geven zonder zich af te vragen wat de gevolgen daarvan zijn voor anderen. Individuele optimalisering. Maak je niet druk om het milieu, koop gewoon je carbon offset credits.

Het kortere antwoord is dat het poolijs zal krimpen en verdwijnen. Zodra het poolijs is verdwenen, zijn we overgeleverd aan de technocraten die willen dat wij ons gedragen zoals zij denken dat het beste voor ons is, nudging. De meeste burgers zullen ermee instemmen, ook omdat ze niet zouden weten hoe ze zich ertegen kunnen verzetten. Het wordt een zeer saaie en hoogst onreflexieve wereld.’


Heerlijke nieuwe wereld?

De wereld bevindt zich op een snijvlak. De alomtegenwoordige crisis – niet alleen in de economie, maar ook in de politiek en het milieu – doet vermoeden dat er een tijdperk is afgesloten. ‘Niets wordt meer als vroeger’, betogen politici van links tot rechts. Maar hoe wordt het dan wel? Hoe moeten we de huidige crises begrijpen, wat kunnen we verwachten van de stormachtige technologische ontwikkelingen, wat betekent dit voor ons mensbeeld, en waar gloort er hoop?

In een serie interviews met De Groene Amsterdammer buigen de meest toonaangevende denkers van het moment, uit binnen- en buitenland, zich over deze vragen – en komen al tastend tot een antwoord: hoe ziet die heerlijke nieuwe wereld eruit?