
Een wereldwijd brein. Zo noemt hoogleraar Francis Heylighen het intelligente netwerk dat hij ziet ontstaan tussen mensen van over de hele wereld, met elkaar verbonden via het internet. Het internet zal slimmer worden dan de mens. Het zal zelfstandig kunnen nadenken en ons denken kunnen aanvullen. ‘Het internet wordt het brein van de mensheid en niemand is er de baas van.’
Heylighen denkt al jaren een systeemfilosofie uit over de toekomst van onze samenleving. Hij richtte daarvoor zijn eigen instituut op: het Global Brain Institute. Het internet is volgens Heylighen cruciaal op weg naar een samenleving die minder hiërarchisch is en de rijkdommen eerlijker verdeelt.
Het globale brein bestaat nu ook al, maar dan in de vorm van ideeën die we onder elkaar verspreiden. Het internet tilt dat proces volgens Heylighen nu naar een hoger plan. ‘We zullen niet alleen constant verbonden zijn met het internet, het internet zal ook intelligent genoeg worden om op onze vragen te anticiperen. Je krijgt het antwoord vóór je de vraag stelt.’
De kiemen van Heylighens ideale samenleving ziet hij al overal om ons heen. In Wikipedia, open source-software, succesvolle experimenten met het besturen van computers door middel van hersengolven: allemaal wijzen ze naar een toekomst waarin het menselijk brein een extern, collectief geheugen krijgt dat zelf intelligent is en kan leren. Op basis van online data kan de collectieve mensheid de wereld besturen. Heylighen is niet bang voor technologische ontwikkelingen. Hij probeert ze juist in te zetten voor het algemeen belang. Alleen de wereld kan wereldproblemen oplossen.
Heylighen bestudeert de organisatie van complexe systemen en combineert in zijn filosofie evolutionaire denkbeelden met principes uit de cybernetica, systeemtheorie, wiskunde en natuurkunde, maar ook met ethiek, psychologie, economie en antropologie. Hij probeert een allesomvattend, coherent wereldbeeld te formuleren.
Als hoogleraar is hij aan de universiteit waar hij werkt een zeldzaamheid. Zijn onderwijsopdracht is met de twee vakken die hij doceert beperkt. Kantoor houdt hij buiten de campus, ver weg van de andere filosofievakgroepen, in een onopvallend rijtjeshuis.
Aan Heylighen zelf doet evenmin iets vermoeden dat hij zelfs maar geïnteresseerd zou zijn in het internet. Met zijn grijzende haar, dito ringbaard, sobere kleding en zalvende stem kon hij evengoed doorgaan voor een New Age-goeroe. Het enige dat zijn fascinatie met technologie verraadt is een computer met een groot beeldscherm, die na een uur plotseling iets begint te mompelen.
In een paper vergelijkt hij de opkomst van dat wereldwijde brein met andere grote evolutionaire transities zoals het ontstaan van multicellulaire organismen uit eencelligen of nog fundamenteler: het ontstaan van het leven. Het globale brein kan meer complexiteit aan dan de mens. Ook de regel dat het geheel meer is dan de som der delen gaat voor het collectieve brein op: het internet wordt intelligenter dan de mensen die er deel van uitmaken. Het komt zelf op ideeën die je niet kunt herleiden tot individuen.
In 1993, toen het internet nog jong was, stond Heylighen aan de basis van een van de eerste complexe websites in de wereld. Die site was gewijd aan een internationaal wetenschapsproject: Principia Cybernetica. Volledig volgens de idealen van Heylighen is de site er om de samenwerking tussen filosofen en andere wetenschappers te bevorderen. Het evolutionaire wereldbeeld zal interdisciplinair zijn of zal niet zijn.
Het internet leek toen nog amper op het internet van vandaag. ‘Het was begin jaren negentig ondenkbaar dat er commerciële activiteiten zouden plaatsvinden op het net. Oorspronkelijk was het web een academische omgeving, gefinancierd met publiek geld’, zegt Heylighen.
Het idealisme van toen schemert nog steeds door als hij praat over zijn visie op het internet. Volgens hem staat onze kapitalistische samenleving op een keerpunt, veroorzaakt door of misschien eerder dankzij het web. Ons economische systeem zal drastisch veranderen. Heylighen: ‘Tot nu toe was het net een plek waar informatie vrij en gratis toegankelijk werd. Wikipedia heeft zo hopen kennis voor nog meer mensen ontsloten. En vrijwilligers ontwikkelen nu al open source-software die gratis is en even goed of soms zelf complexer in elkaar zit dan commerciële software. Nu de ontwikkeling van 3D-printen rijp is, kan hetzelfde proces plaatsvinden voor materiële goederen. Iedereen kan ontwerpen online zetten, die anderen dan weer gratis kunnen downloaden, en “printen” in de vorm van dingen. De productiekosten worden lager en dat slaat de bodem onder het kapitalistisch systeem vandaan. Want het fundament van het kapitalisme is het bezit van de productiemiddelen.’

Heylighen vindt inspiratie bij de Amerikaanse econoom Jeremy Rifkin. Die schreef recent een boek getiteld The Zero Marginal Cost Society. Daarin zegt hij dat het kapitalisme zichzelf aan het opheffen is. Het economisch systeem van de toekomst is de deeleconomie. Heylighen: ‘Als de productie van kennis, gebruiksgoederen en energie quasi gratis wordt, is het niet meer nodig om bezit te vergaren. Je verzamelt bezit, als je vreest voor schaarste. Maar in de toekomst is daarvan geen sprake meer.’
Gratis informatie is de sleutel. ‘Schaarse goederen moet je verdelen: wat de een heeft, kan de ander niet hebben. Maar informatie is niet schaars meer. Dankzij het internet is het vrij toegankelijk voor iedereen. Een win-winsituatie in plaats van een situatie met winnaars en verliezers.’
‘Ik ben het grotendeels eens met Rifkin, maar hij legt de overgang van kapitalisme naar postkapitalisme niet echt uit’, vertelt Heylighen. ‘Momenteel zitten we in een tussenfase met veel onduidelijkheden. Bedrijven als Uber kapen de deeleconomie voor eigen gewin. Maar dat is niet hoe de toekomstige economie er idealiter uitziet. Die moet gebouwd zijn op zelforganisatie van mensen die met elkaar op gelijke voet staan.’
Dat klinkt bijna als een marxistische revolutie.
‘Ik spreek liever van een evolutie. Geen grote onteigening en herverdeling waar marxisten van dromen, maar wel een basisinkomen. De rijken hoeven niet armer te worden, maar de armen moeten een comfortabel welvaartsniveau bereiken. Door automatisering zullen onvermijdelijk veel banen verdwijnen. Dankzij een basisinkomen zou werk niet noodzakelijk moeten zijn voor een comfortabel leven. Hooguit verwerf je extra inkomen door arbeid en creatieve investeringen.
Bent u niet te naïef? Het zijn vooral grote bedrijven zoals Google en Facebook die ons online leven domineren. Zij hanteren geen principes die doen denken aan een deeleconomie.
‘De dominantie van het commerciële internet vind ik een van de meest negatieve tendensen van de afgelopen tien jaar. Facebook en Google zouden beter publieke instellingen zijn, zoals Wikipedia dat in feite is. Veel mensen maken zich zorgen over hun online privacy, maar de soort informatie die mensen niet in de openbaarheid willen, is niet de informatie waarin bedrijven geïnteresseerd zijn. Het interesseert Google niet of jij een maîtresse hebt. Bedrijven willen statistieken.
Het zou wel beter zijn als die statistieken niet zouden dienen om specifieke bedrijven te bevoordelen, maar om het algemeen belang te dienen. Als je bijvoorbeeld uit verzamelde gegevens kunt concluderen dat bepaalde groepen kinderen moeite hebben met specifieke leerstof, dan kun je het onderwijs beter maken. De data moeten anoniem zijn, maar wel vrij toegankelijk voor onderzoekers.’
Hoe ziet de wereld er volgens u concreet uit over veertig jaar?
‘Het is moeilijk te voorspellen wat er op de lange termijn zal gebeuren. Ik denk dat de deeleconomie uiteindelijk zal overwinnen. Het kapitalisme zal zichzelf opheffen en plaatsmaken voor een digitaal “gratisverhaal”. Maar niet alleen ons economisch systeem zal fundamenteel veranderen. Ook de politiek zal drastisch veranderen. De politieke besluitvorming ligt nu voornamelijk bij landen die wetten maken en verdragen sluiten. Maar landen kunnen mondiale problemen niet oplossen.’
Maar wie moet die toekomstige wereld dan gaan besturen?
‘Niemand. Er moet geen groep bestuurders zijn, die de rest van de wereld de wet voorschrijft. Oplossingen voor problemen moeten komen van onze collectieve intelligentie. We moeten nadenken over een horizontaal systeem van besturen. Een systeem dat de besluitvorming van grote groepen mensen met verschillende belangen kan coördineren. Informaticasystemen kunnen mensen wereldwijd met elkaar verbinden en hen laten samenwerken om beslissingen te nemen. Daar heb je geen ministers, presidenten of CEO’s voor nodig.’
Kunnen we van de technologie echt wel zoveel goeds verwachten? Waarom zou je zelf nog nadenken als het collectieve brein dat al doet in jouw plaats? Een vooruitgang lijkt dat niet echt.
‘Het globale brein zoals ik het mij voorstel drijft op de input en creativiteit van de mensen die er deel van uitmaken. Het globale brein is er niet om het denken van individuen te vervangen. De mensen die eraan deelnemen vormen het en als we besluiten om het niet meer te gebruiken, dan stopt het met bestaan. Ik denk dat onze maatschappij zou moeten streven naar een internet dat een mobiliserende functie heeft en mensen aanzet tot een actief en creatief leven, in samenwerking met anderen en met de technologie die ons omringt.’
Hoe zullen mensen dan verbonden zijn met dat globale brein? Met een chip in hun hoofd? Want dat is vrij angstaanjagend.
‘Hersenen communiceren met elektrische impulsen. Die zijn op zich eenvoudig na te bootsen. Experimenten met verlamde mensen die computers opdrachten geven via hersengolven zijn daarvoor het bewijs. Wat het ingewikkeld maakt is de complexe organisatie van de hersenen: je kunt moeilijk op elk neuron elektrodes plaatsen. Misschien lukt dat over dertig jaar, maar voorlopig is het efficiënter om het internet via zicht, tast of gehoor met de mens te verbinden. Google Glass is een goed voorbeeld van wat ik bedoel. Stel: je loopt rond in Parijs en zou niet weten wat de Eiffeltoren is. Je ziet die vreemde toren en zonder dat je het moet intypen in de zoekmachine krijg je meer informatie over de geschiedenis van de Eiffeltoren. Google Glass is daar niet noodzakelijk de beste of de enige technologie voor, maar het gaat erom dat het internet voortdurend met de mens in contact staat en ons automatisch van informatie kan voorzien.’
Heeft u een bepaalde ideologie in gedachten als u uw utopie vormgeeft?
‘Het neoliberalisme is verouderd en ook het marxisme is niet meer geschikt om een toekomstige maatschappij te vormen. Je moet je als wetenschapper nooit laten meeslepen door een ideologie. Hou het wetenschappelijk: kom met een model dat plausibel is, waarvoor je solide argumenten kunt geven en dat je kunt testen met experimenten, simulaties of observaties. Een nieuwe bestuursvorm bedenken is niet eenvoudig, maar ik en mijn instituut werken eraan.’