
Of Bert wel eens naar Veteranendag gaat? ‘Ben je gek!’ Nee, Bert mijdt het jaarlijkse bedankje voor oudgedienden in Den Haag als de pest. Hij blijft liever hier, in Winschoten, aan de grote ronde stamtafel van het veteranenhuis. Veilig tussen de militaire snuisterijen en zijn vaste klanten, met heel veel zwarte koffie en rookwaren binnen handbereik. Bert heeft zijn eigen monument gecreëerd: een ontmoetingsplek voor veteranen van alle missies en leeftijden in een oud bedrijfspand dat is ingericht met een simpele bar, een paar tafels met rode kleedjes en een paar paspoppen in uniform.
Libanon-ganger Bert Nanninga runt dit veteranenhuis De Molenhoeve met eigen geld en hoopt zo ‘de jongens’ uit Oost-Groningen te helpen. ‘Laatst belde de gemeente nog met een probleempje, een Afghanistan-veteraan die een kip jatte uit het hertenkamp. Die jongen zwierf en moest toch eten? Hij had honger en geen cent te makken.’
Via de Whatsapp-groep van De Molenhoeve schakelde Bert meteen hulptroepen in. Er werd snel een woning geregeld en een uitkering. Overal kwamen tweedehands spullen vandaan zodat de Afghanistan-ganger snel zijn nieuwe huis kon inrichten. ‘Wij veteranen helpen elkaar. Altijd.’ En ze begrijpen elkaar. Of het nu een drank- of drugsprobleem betreft, een scheiding of het verlies van de (zoveelste) baan: de vaste klanten van De Molenhoeve weten als geen ander hoe eenzaam een veteraan zich soms kan voelen.
Volgens Bert beschrijft een fragment uit de kaskraker Rambo: First Blood (1982) het best dat gevoel. Ex-commando John James Rambo komt net terug uit Vietnam en gaat als een waanzinnige tekeer tegen zijn kolonel, waarbij stoelen door de ruiten vliegen. ‘Dáár kon ik een aanvalshelikopter besturen’, schreeuwt Rambo. ‘Ik reed in een tank en ik beheerde materiaal van miljoenen dollars. Hier, in de burgermaatschappij, kan ik nog geen baantje als taxichauffeur in een simpele auto vinden.’
Die onbreekbare muur van onbegrip, zegt Bert, kennen vrijwel alle bezoekers van De Molenhoeve. Veel van hen zijn oneervol uit dienst gegaan of ze namen zelf ontslag. Ze kregen psychische problemen en een ‘normale’ baan vinden bleek een hopeloze missie. Financiële problemen volgden, en ruzies met partners die er niets van begrijpen.
Bert werd eind 1979 voor ruim een half jaar naar Libanon gestuurd na ‘een opleiding van twintig dagen’. ‘Ik had nog nooit met een wapen geschoten.’ Nog steeds ziet hij de Libanese vrouw voor zich die na een heftige beschieting vocht voor haar leven. ‘Ze was helemaal opengescheurd, haar darmen hingen uit haar buik.’ Vaak lag hij onder vuur, eigenlijk verkeerde hij de hele missie in doodsangst.
Toen hij thuiskwam in het vredige Oost-Groningen en op stap ging vroeg zijn moeder: ‘Ben je wel voor elf uur binnen? Het is heel gevaarlijk op de weg.’ Over Libanon werd thuis niet meer gesproken. ‘Na een week hou je er maar over op.’ Het leven gaat door – voor de rest van de wereld, maar niet in het hoofd van de veteraan, daar blijft het maar stormen.
Om meer begrip te kweken wordt sinds 2005 jaarlijks, op de laatste zaterdag van juni, Veteranendag gehouden. Dit jaar kwamen er 95.000 bezoekers naar het strak georganiseerde evenement, dat ook live werd uitgezonden op de npo. Even was het Haagse Malieveld een grote militaire basis, met tenten, geavanceerde voertuigen, bier, en ijsjes voor de kinderen. Erboven klonk het bulderende geronk van gevechtsvliegtuigen. Koning Willem-Alexander nam het defilé af, een lange stoet van meer dan vijfduizend trotse veteranen trok door de stad. Ze dienden in Afghanistan of Bosnië, in Nederlands-Indië of Libanon en ga zo maar door.
Konraad (55) zal ook nooit meer naar Veteranendag gaan. ‘Die dag is voor burgers en media, de organisatie kost tonnen, alles moet perfect zijn, en ik pas niet meer in dat plaatje.’ Hij heeft een flinke staat van dienst, hij werd zes keer uitgezonden. Toch overwoog hij laatst al zijn medailles in de klikobak te gooien. Zijn vriendin hield hem tegen. Nu laat hij aarzelend, maar toch wel trots, een foto van al zijn blinkende erepenningen zien.
‘Ik kan me eigenlijk helemaal geen leven zonder Defensie voorstellen’, zegt hij zachtjes. Zijn vriendin begint te huilen. ‘Soms ben ik bang dat ik hem straks aan een strop zie hangen’, zegt ze. Konraad is een stevige vent die ontzag inboezemt, tot hij teder zijn vriendin een klopje op haar knie geeft, haar liefdevol aankijkt terwijl er een traan over zijn wang rolt. Dan voelt hij zich betrapt en doet hij snel zijn armen over elkaar, zijn blik weer star naar voren gericht. Hier zit een man die elk moment kan breken. Hij bevindt zich in het poepchique kantoor in Baarn van advocaat Michael Ruperti, een Bosnië-veteraan die hard aan de weg timmert binnen het straf- en militaire recht. Het was niet Konraads eigen idee om hier naartoe te komen. Zijn vriendin was ten einde raad, ging zoeken op internet en stuurde uiteindelijk een mail naar de advocaat.
Eind vorig jaar werd Konraad na 28 jaar dienst ontslagen, oneervol. Hij beheerde op de kazerne het budget, had thuis financiële problemen en ‘leende’ zonder toestemming uit de kas om zijn ergste huishoudelijke gaten te dichten. Daar kwam iemand achter en hij kon meteen zijn biezen pakken. Eigen schuld, zou je denken. Er is echter meer aan de hand. Konraad slaapt al jaren nauwelijks. ‘Twee tot drie uurtjes’, zegt zijn vriendin. ‘En in die paar uurtjes schreeuwt hij vaak.’ Hijzelf kan moeilijk onder woorden brengen wat er met hem aan de hand is. Volgens haar is hij ongeduldig en agressief. Hij is in zichzelf gekeerd en zit soms uren achter elkaar te staren.
Volgens hem zijn de problemen begonnen tijdens zijn vierde missie in Bosnië. Daarna begonnen de slapeloze nachten. Hij ging scheiden en kwam, zegt hij, mede daardoor in de financiële misère. Tijdens zijn laatste missie in Afghanistan ging het goed mis. Hij kreeg paniekaanvallen. ‘Ik durfde de poorten niet uit.’ Maar hij ging wel. ‘Je doet gewoon je ding en gaat natuurlijk niet rondbazuinen dat je bang bent.’
In 2009 kwam hij terug van zijn laatste missie en ging hij naar de kazerne. Hij kreeg een vragenlijst toegestuurd – in het kader van nazorg – maar vulde niets in. Het ging slecht met hem, maar hij zocht geen hulp. ‘Je wilt geen zielig militairtje zijn.’ Zijn vriendin schreef, nog ver voor zijn greep uit de kas, smeekbedes tot aan de hoogste rangen. ‘We, ik en zijn zoon, hebben hulp nodig, hij heeft zijn leven gegeven voor Defensie.’ De mails werden nooit beantwoord.
Meerdere onderzoeken wijzen nu uit dat Konraad ptss (posttraumatische stressstoornis) heeft. Defensie heeft echter de handen van hem af getrokken. Omdat hij niet eerder zelf om hulp vroeg, zijn er ook nooit problemen geweest, is de gedachte. Het is nu aan een rechter of zijn ontslag terecht was. Zo’n procedure duurt jaren en jaren, terwijl de financiële problemen zullen toenemen. Konraad heeft vandaag te horen gekregen dat hij door zijn ontslag geen recht heeft op WW. ‘Ik ben straks mijn huis, eigenlijk alles, kwijt.’
Ruperti ziet het vaak: veteranen met psychische problemen die te laat of geen hulp krijgen. Ze raken verslaafd, ze hebben korte lontjes die leiden tot kroeg- en verkeersruzies en soms krijgen ze een strafblad. Het zijn allemaal redenen voor Defensie om ze te ontslaan, waardoor ze meestal nog meer (financiële) problemen krijgen. ‘Er zou wel iets meer clementie mogen zijn.’
De mediagenieke advocaat Sébas Diekstra uit Leiden ergert zich enorm aan de houding van Defensie in de rechtszaal. ‘Als een militair wordt betrapt met een xtc-pil staat hij meteen op straat. Nooit wordt gekeken of hij dat pilletje slikt om zijn klachten te dempen, klachten die komen door een missie, terwijl juist drugsgebruik of het plegen van kleine delicten vaak een uitvloeisel is van alle shit waaraan de overheid veteranen heeft blootgesteld.’

Het zijn de relazen waaraan minister Jeanine Hennis van Defensie zo’n hekel heeft.
‘Vooral de verschrikkelijke verhalen halen de krant’, klaagde ze in juni tijdens het Kamerdebat dat traditioneel voor Veteranendag wordt gehouden. ‘Je zou het idee kunnen krijgen dat Defensie de eigen mensen, die in moeilijke omstandigheden werkten, volledig in de kou liet staan.’ Ze betoogde dat de overheid juist de laatste jaren beter is gaan zorgen voor de veteranen, dat binnen Defensie sprake is van ‘een cultuuromslag’, zoals dat in politiek jargon heet.
Inderdaad, sinds 2012 kent Nederland een Veteranenwet, waarin de zorgplicht voor de veteraan en de familie is geregeld. Dat is een doorbraak en sindsdien gaan er zeker veel zaken beter, maar wel vooral voor de veteranen die zelf hulp vragen. En dat gebeurt vaak niet in de machowereld die Defensie is.
De filosofie achter de wet is ‘de veteraan weer zo snel mogelijk te laten deelnemen aan het maatschappelijke verkeer’. Probleem is echter: niemand weet hoe het nu gaat met de ruim 117.000 veteranen in Nederland. Veel oud-militairen leven onder de radar. Er is jaarlijks wel een peiling van het Veteraneninstituut. De resultaten, althans de meest positieve bevindingen, worden opgenomen in de Veteranennota die door de minister van Defensie wordt geschreven. ‘Driekwart van de veteranen kijkt positief terug op de uitzending’, schreef Hennis in juni. ‘Ze zijn over het algemeen tevreden over het veteranenbeleid en de dienstverlening.’ Een kwart is dus minder tot helemaal niet tevreden.
Het is maar net hoe je de onderzoeksgegevens aan elkaar schrijft. ‘Bijna de helft van de veteranen heeft geen moeite ervaren bij de overgang van de militaire wereld naar de burgermaatschappij’, staat rooskleurig beschreven. Hoe zit het dan met de andere helft? Bovendien hebben vooral de jonge veteranen moeite zich aan te passen, en dat zijn nou net de Afhanistan-gangers (ongeveer twintigduizend) die meededen aan de grootste en gevaarlijkste buitenlandse missie sinds de Tweede Wereldoorlog.
Het is eigenaardig dat we in een land waar elke stoeptegel wordt gemonitord niet weten hoe het met deze mannen en vrouwen gaat. Vinden ze werk? We weten het eigenlijk niet. Vorig jaar bleek uit het onderzoek van het Veteraneninstituut dat bijna een kwart van de veteranen één of meer keren werkloos is geweest. Maar het onderzoek zegt weinig, aangezien het Veteraneninstituut slechts één procent van alle veteranen heeft ondervraagd. Dat is niet representatief.
Hoeveel veteranen plegen er eigenlijk zelfmoord? In opdracht van het departement deed het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu onderzoek. Veteranen plegen niet vaker zelfmoord, was de opgeluchte conclusie van het ministerie. Alleen deed het rivm slechts onderzoek naar militairen die tussen 2004 en 2012 zijn uitgezonden. Libanon, Cambodja en Bosnië zijn niet meegenomen, terwijl juist die missies in het militaire wereldje als probleemmissies worden beschouwd. ‘Onderzoek over een andere periode met andere missies kunnen andere uitkomsten geven’, meldde het rivm. Hennis vond het echter niet nodig meer onderzoek te doen.
Zo ontbreekt het ook aan concrete gegevens over echtscheidingen of huiselijk geweld. Veel advocatenkantoren die militairen bijstaan hebben opvallend genoeg ook een echtscheidingsdeskundige binnen de praktijk.
Hoeveel veteranen raken dakloos? ‘Onlangs belde een jongen, een Afghanistan-veteraan’, zegt advocaat Henk van der Meijden, ‘die door zijn vrouw uit zijn huis was getrapt.’ Ze was het procederen en het geldgebrek zat, en zijn moeilijke gedrag ook. ‘De jongen zwierf door België. Wat kun je dan nog als advocaat?’ Hij pleit voor een crisisopvang speciaal voor veteranen die plaats biedt aan zo’n dertig tot veertig man. ‘Voor hulp is er het Veteranenloket, dat werkt op zich goed, maar voor veel van de crisisgevallen is dat te ambtelijk.’
Bert en de stamgasten van veteranenhuis De Molenhoeve regelen nu vaak zelf slaapplekken voor veteranen die op straat terecht zijn gekomen. Het is volgens hem ingewikkeld om snel hulp te regelen via het Veteranenloket, bovendien zijn de meeste behandelcentra ver weg. ‘Vrijwel alle veteranen met problemen durven niet in de trein, ze willen geen lange ritten maken in de auto.’ Zelf is Bert al meer dan tien jaar niet de regio uit gekomen.
En er is vaak een aversie tegen de officiële instanties. ‘Zo’n burgerpsycholoog snapt er niets van, zit alleen maar op de klok te kijken’, zegt Bert. ‘Ik zeg gewoon tegen zo’n jongen: je spoort voor geen meter. De hulp krijgt hij hier aan de stamtafel, van de oudere veteranen. Die zijn ook allemaal verslaafd geweest, maar weten ook hoe je eraf kunt komen.’
Hennis verwijst graag naar de meerderheid van de veteranen die zegt juist sterker uit de missie te zijn gekomen. En natuurlijk is het niet alleen maar kommer en kwel, met het grootste deel van de veteranen gaat het goed. Volgens (internationaal) onderzoek krijgt zo’n twintig procent van de veteranen psychische klachten (bij ongeveer vijf procent wordt ptss vastgesteld) na een uitzending, lang niet alles is blijvend.
Pijnlijk wordt het vooral wanneer die klachten niet worden erkend. Jarenlang zijn de hulpverzoeken van vooral de Libanon- en Bosnië-veteranen genegeerd. Uiteindelijk veranderde die strijd door twee uitspraken van de hoogste bestuursrechter. Deze kwam in 2013 tot de slotsom dat Dutchbatter Dave Maat, die de val van Srebrenica meemaakte, onvoldoende zorg kreeg van Defensie. Afgelopen december concludeerde de Centrale Raad van Beroep dat Defensie ernstig te kort was geschoten in de zorgplicht voor Libanon-veteraan Christian Kriznaric. In beide gevallen wees het recht een schadeclaim toe.
Honderden claims liggen er nu door deze uitspraken, het betreft miljoenen euro’s en Hennis weet niet meer waar ze het geld vandaan moet halen. In veel gevallen is de claim terecht, beweerde ze onlangs tijdens het Kamerdebat, maar ze ergert zich aan de veteranen die tot het gaatje gaan: die naast een militair invaliditeitspensioen, een ereschuld, nu ook nog een claim willen; de oud-militairen die maar blijven procederen, zeg maar. Ze wijt het aan ‘de maatschappelijke trend’ dat iedereen maar claimt.
Alleen is het vaak het departement zelf dat tot het uiterste gaat en blijft procederen. In zijn jaarrapport meldde de Veteranenombudsman dat Defensie veel te snel en te vaak in een juridische benadering schiet. ‘Er is echt iets mis als een militair aan de bel trekt’, zegt een voorlichter. ‘Dat maakt het extra pijnlijk. Veteranen zijn ontzettend loyaal aan de organisatie.’
De doorgaans timide advocaat Geert-Jan Knoops klinkt woedend als hij praat over hoe Defensie soms omgaat met veteranen. Hij stond Dave Maat bij. ‘Werkelijk alles werd uit de kast gehaald.’ En wie dacht dat het na de uitspraak makkelijker zou worden voor de andere Dutchbatters: ‘Nou, nee.’ Hij schreef namens een aantal Dutchbatters in 2013 een brief aan de Tweede Kamer. ‘Geef nou de landsadvocaat het mandaat om met ze te schikken.’ Hij hoorde er niets meer van.
Ondertussen staat hij Simon bij, een Dutchbatter met ptss die ook nauwelijks zorg kreeg na de missie. ‘Het is zo pijnlijk voor deze jongen om tegen zijn oude werkgever te procederen’, zegt Knoops. ‘De procedure duurt maar en duurt maar. Ondertussen wordt zijn situatie steeds schrijnender.’ Waarom het zo lang duurt? ‘Defensie wil niet aansprakelijk gehouden worden voor dit soort zaken en vreest een precedent te creëren. Er is geen geld.’
Op Veteranendag, 21 jaar na de val van Srebrenica, kwam er ineens die erkenning voor de mannen en vrouwen van Dutchbat van de minister van Defensie zelf. De veteranen gingen, zei ze, zonder adequate voorbereiding, met onvoldoende middelen, naar Bosnië. ‘Een opdracht die reeds op voorhand onuitvoerbaar was.’ Ze sprak expliciet ‘respect’ uit voor Dutchbat.
‘De minister staat bijna met tranen in haar ogen te vertellen hoeveel respect ze heeft voor de veteraan, ondertussen wordt hij door haar eigen departement keihard aangevallen in de rechtszaal’, zegt Knoops. ‘Al die zalvende woorden, wat heb je eraan als er daarna door de advocaten van Defensie nog net niet wordt gezegd: u staat te liegen.’
In de politiek wordt al jaren geroepen dat de zorg voor veteranen zoveel beter gaat. De verhalen in de krant zouden echo’s zijn uit het verleden, uit de tijd toen ptss nog niet bestond (Libanon, Cambodja) of toen politiek Nederland zelf een trauma had te verwerken (Srebrenica). Volgens Hennis neemt het aantal juridische procedures af. Maar wie even zoekt op rechtspraak.nl komt heel veel verhalen tegen – en niet alleen maar van veteranen uit het verleden.
Zo werd soldaat A. in 2000 uitgezonden naar Kosovo. Daar stuitte hij op een massagraf, hij zag ook Servische monniken die waren opgehangen. Op het dak werd hij beschoten. A. mocht niet terugschieten, daar had hij geen mandaat voor. Het gaat nu slecht met de soldaat der eerste klasse. Hij denkt vaak de geur van lijken te ruiken en hij slaapt slecht of gewoon helemaal niet. Hij heeft een stoornis. Al heeft dat volgens Defensie niets met Kosovo te maken. De jonge A. moest na de scheiding van zijn ouders naar een internaat en zou daardoor ‘een ernstige hechtingsproblematiek’ hebben ontwikkeld.
Militair B. bouwde in 2008 gepantserde containers in de Afghaanse provincie Kandahar. Zelf sliep hij in een tent. Vrijwel elke nacht waren er raketaanvallen. Een raket sloeg in op tweehonderd meter van zijn tent. Hij hoorde hem fluiten voor de grote knal. Drie Bulgaren en een Amerikaan raakten gewond. Volgens de burgerpsycholoog heeft B. nu ptss. De deskundige van Defensie zegt echter dat hij geen last heeft van intense angsten.
C. diende eind 1992 in Bosnië. In 2012 kreeg hij het Draaginsigne Gewonden, een onderscheiding die niet vaak wordt uitgereikt (in 2015 maar vijftien keer). De eisen zijn strikt. De veteraan moet psychisch of lichamelijk letsel hebben dat door een militaire missie is veroorzaakt. C. heeft ptss, stelden de kolonel-arts, psychiater en majoor vliegerarts, door ‘de buitengewoon moeilijke omstandigheden’ van de Bosnië-missie. Omdat hij niet kan werken, wil C. een militair invaliditeitspensioen, een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering. Maar volgens de verzekeringsarts is er geen sprake van ptss en als er al problemen zijn, komen deze zeker niet door zijn militaire verleden. ‘Enkele kleuring door Bosnië is wel aanwezig’, schrijft deze arts, ‘deze is niet doorslaggevend.’
Dit is slechts een selectie van de afgelopen maanden. In alle zaken heeft de rechter de veteraan gelijk gegeven. In alle zaken is Defensie meteen in hoger beroep gegaan. De procedures duren maanden, soms jaren, en ondertussen krijgen de oud-militairen geen militair invaliditeitspensioen, dus geen geld. Veel zaken gaan over het zogeheten ‘ptss-protocol’ dat Defensie enkele jaren geleden invoerde. Dat is een nieuwe methode om aan te tonen in hoeverre iemand ziek is. Voor veel veteranen betekende het dat ze ineens veel minder geld kregen. Een Libanon-veteraan die al jaren voor tachtig procent een invaliditeitspensioen kreeg, krijgt nu ineens vijftien procent.
Volgens de advocaten gaat het er in deze zaken hard aan toe. ‘De hele doopceel wordt gelicht’, zegt raadsman Van der Meijden, ‘figuurlijk tot aan je geboorte met de tangbevalling, alles wordt erbij gesleept.’ Michael Ruperti: ‘Je waagt je leven voor Nederland en daarna krijg je te horen dat je je niet zo moet aanstellen.’ Advocaat Vincent Dolderman: ‘Ik heb echt grote moeite met keuringsartsen die zeggen dat de veteraan al psychische problemen had in zijn jeugd. Als dat al waar is, dan had Defensie hem toch nooit naar een missie mogen sturen? Je stuurt deze jongens met wapens weg!’ Knoops: ‘Het is schrijnend dat zo’n veteraan stapels bewijsstukken moet leveren.’ Dutchbatter Dave Maat had veertig ordners vol documenten.
Een man rijdt met zijn scootmobiel het veteranenhuis De Molenhoeve in Winschoten binnen. ‘Een chroom-6-slachtoffer’, zegt Bert. In de jaren tachtig en negentig werkte personeel van Defensie in diverse werkplaatsen met chroomhoudende verf die kankerverwekkend is. De zaak kwam in 2014 door een aantal onthullingen aan het licht. Honderden (oud-)defensiemedewerkers hebben zich inmiddels met ernstige gezondheidsklachten op het departement gemeld.
Bert heeft een kantoortje in zijn veteranenhuis. Daar helpt hij ‘de jongens’ met het invullen van formulieren. Ook het chroomslachtoffer. ‘Hij kreeg tweeduizend euro. Maar hij heeft recht op een invaliditeitspensioen, wist die ouwe baas helemaal niet.’ Ze gaan snel een aanvraag doen.
Zelf zit Bert ook in een procedure. Na zijn missie in Libanon heeft hij een paar jaar gewerkt. Toen kwamen de paniekaanvallen. Hij durfde de straat niet op, raakte verslaafd en scheidde van zijn vrouw. Heel langzaam, door psychiatrische hulp en het vorderen van de jaren, gaat het beter. Hij slikt sinds drie jaar geen medicijnen en is tevreden in zijn eigen veteranenhuis. Maar nog steeds slaapt hij ’s nachts slecht. ‘Wij moesten salvo’s afvuren. Nu ik wat ouder ben vraag ik me steeds af: heb ik toen mensen doodgeschoten? Die vraag zal nooit worden beantwoord.’
Volgens de arts van het uwv kan hij vrijwilligerswerk doen zolang het maar in zijn eigen veilige omgeving is. Hij durft nog steeds het dorp niet uit. Vandaar dat de arts hem voor tachtig tot honderd procent afkeurt. Een ‘echte’ baan zit er niet in. Zijn veteranenhuis runt hij van zijn ereschuld die hij jaren terug van Defensie kreeg. Dat geld is bijna op, waarschijnlijk moet De Molenhoeve dan dicht.
Hij leeft verder al jaren van een volledige uitkering. Tot de invoering van het ptss-protocol in 2012, ineens kreeg Bert tien procent van het militaire invaliditeitspensioen. Na een jarenlange bezwaarprocedure werd dat vijftien procent. Nu wacht hij nog een bezwaar af voordat hij naar de rechter kan. ‘Ik heb godverdomme geen auto-ongeluk gehad.’ Ondertussen verzamelt hij elk stukje bewijs dat hij maar kan vinden, zoals bonnetjes van de kosten van de psychiater in de jaren tachtig. ‘Welkom in de wereld van de veteraan: een grote papierzooi.’
Minister Hennis geeft toe dat het een en ander niet goed is gegaan bij de invoering van het ptss-protocol. Begin 2015 is op het departement een evaluatie begonnen, die waarschijnlijk eind 2016 afgerond zal zijn. Tot die tijd moeten veel veteranen op een houtje bijten. Het zijn fouten en juridische procedures uit het verleden, benadrukte Hennis tijdens het veteranendebat in juni. Maar vrijwel wekelijks buigt zich nog steeds een rechter ergens over het ptss-protocol. Ook bij de Veteranenombudsman komen steeds meer klachten binnen. Juist ook over de jongste lichting uit Afghanistan.
De Veteranenwet biedt meer zorg voor de nieuwe generatie veteranen. Er zijn vlak na een uitzending meer gesprekken met een psycholoog. En elke oud-militair krijgt een half jaar na een missie een vragenlijst toegestuurd – zo kan Defensie een indruk krijgen hoe het psychisch gaat met de militair. Alleen vult maar veertig procent die lijst in. De niet-invullers worden door Defensie gezien als ‘zorgmijders’. Met andere woorden: als de veteraan dan in de problemen komt, heeft hij het aan zichzelf te danken.
De Veteranenombudsman oordeelt daar hard over. Volgens hem hebben de veteranen met wie het slecht gaat juist niet de energie om zo’n lijst in te vullen. Defensie is het zicht op de Afghanistan-ganger kwijt. ‘Tussen nu en tien jaar gaan we nog heel wat meemaken met deze jongens’, zegt Bert. ‘Er komen er al een paar hier, maar degenen met de grootste problemen zie je juist niet.’
De naam van Simon is gefingeerd. Zijn echte naam is bekend bij de redactie.