
Astur Khadra (25) is een vriendelijke, goedlachse randstedelinge. In het dagelijks leven is zij ambtenaar. Zij beschrijft zichzelf als een geëmancipeerde vrouw die tegenwoordig volop van het leven geniet. Dat was niet altijd het geval. Ze vertelt ons over haar strijd om van de lichamelijke en emotionele wonden te herstellen na als jong kind genitaal verminkt te zijn. Zij spreekt vlot en zelfverzekerd, maar als zij vertelt over de verwarring waarin zij heel lang verkeerde, verandert haar toon.
Khadra werd geboren in Somalië, en kwam naar Nederland toen zij zeven was. In haar land van oorsprong is het percentage genitaal verminkte vrouwen het hoogste ter wereld: 98 procent. De verminking zelf herinnert zij zich niet, zij moet nog een kleuter zijn geweest. Als jongvolwassene vroeg ze zich af wat er met haar aan de hand was, ze had geen idee dat ze ‘besneden’ was. ‘Ik herinner mij’, vertelt ze, ‘dat ik mijn moeder vragen ging stellen en dat zij reageerde: nee hoor, je bent in orde, er is niets gebeurd. Of soms: o, maar dat was geen erge hoor, bij jou is alleen de soenna gedaan. En ik vroeg me af wat die “soenna” in ’s hemelsnaam was.’
Wat in de volksmond soenna heet, in het bijzonder in de Somalische gemeenschap, wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (who) beschreven als ‘type één genitale verminking’ en bestaat uit het geheel of deels wegsnijden van de clitoris.
Ook andere familieleden konden of wilden haar geen uitleg geven. Het onderwerp is taboe in de Somalische gemeenschap. Khadra: ‘Ik voelde dat er iets aan de hand was, maar ik kreeg geen zekerheid. Dat doet iets met je gedachten, als niemand je wil vertellen wat er is gebeurd of dát er iets gebeurd is.’
De soenna is een vorm van genitale verminking die moeilijk is te ontdekken voor ongeoefende ogen; zelfs artsen die er niet in gespecialiseerd zijn, kunnen het moeilijk vaststellen. Laat staan een tiener die zich niets kon herinneren van wat er was gebeurd toen zij nog heel jong was. Maar Khadra was vastbesloten uit te vinden hoe het zat en dus sprak ze met vriendinnen op school. ‘Ik moest en zou het weten. Ik herinner mij dat ik het aan mijn vriendin vroeg en die zei: je moet ernaar kijken, want ik weet het niet.’
Er zijn veel vrouwen zoals Khadra: genitaal verminkt zonder dat zij weten dat dat het geval is, of hoe erg het is. Ook veel medici en verloskundigen herkennen de fysieke tekenen van verminking niet. Daarnaast is er nog steeds schroom om het onderwerp ter sprake te brengen, zo blijkt uit onze gesprekken met besneden vrouwen; vooral huisartsen blijken het onderwerp te mijden of nauwelijks op de hoogte te zijn van het probleem.
Vertrouwensarts Jolande Schoonenberg van Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland bevestigt dat het lastig kan zijn om sporen en signalen van genitale verminking te herkennen. ‘Dat lichamelijk onderzoek wil je maar één keer doen bij een kind’, zegt ze, ‘dus je wil het honderd procent uitgesloten of aangetoond hebben. Je hebt hele lichte varianten die erg moeilijk te zien zijn. Kijk, zo’n grove variant ziet iedereen eigenlijk, maar als er echt iets te zien is, dan zit je ook in het strafrecht. Dan wil je ook een goede letselbeschrijving.’
Verloskundige Marina, die niet met haar echte naam in de krant wil, vertelde ons over een geval in het noorden van het land, waar een Somalisch echtpaar naar het plaatselijke gezondheidscentrum kwam om vaccinaties te halen voor een reis naar Somalië. De twee vertelden de dienstdoende verpleegkundige zonder blikken of blozen dat zij de reis ondernamen om hun jonge dochters te laten besnijden. ‘De verpleegkundige heeft daar niets mee gedaan, heeft het alleen maar geregistreerd’, vertelt Marina. ‘In de grote stad hebben ze hier ervaring mee, maar ergens bij een plaatselijke ggd in de provincie denken ze: het zal wel.’
Khadra kwam pas achter de waarheid toen haar tweelingzus Bilan – van wie zij als baby gescheiden raakte – uiteindelijk naar Nederland kwam. Bilan kon het zich wel herinneren en deelde het verhaal van haar eigen verminking met haar zuster. Zij werd twee jaar later besneden, nadat Khadra al in Nederland was. Bilans verminking was zeer zichtbaar, omdat bij haar infibulatie was toegepast – type drie in de indeling van de who. Daarbij wordt niet alleen de clitoris verwijderd, maar ook de binnenste en buitenste schaamlippen, waarna de wond wordt dichtgenaaid en alleen een kleine opening voor urine en menstruatiebloed wordt opengelaten.
Hoewel Khadra begreep dat zij ‘geluk’ had gehad in vergelijking met haar zuster, was zij nog geen stap verder wat betreft kennis over zichzelf. Ze ging op internet op zoek naar iets dat op haar eigen lichaam leek. ‘Ik gebruikte Google om plaatjes van vagina’s te vinden en die vergeleek ik met die van mij. En ik zocht op “genitale verminking” om te zien of iets op mijn clitoris leek.’
De zusjes zochten samen naar antwoorden en vonden steun bij elkaar. Khadra werd steeds bezorgder over de ernstige verminking van haar zus Bilan. ‘Je hoort over vrouwen die type drie hebben ondergaan en die doodgaan tijdens de bevalling, of dat er eerst een grote operatie nodig is voordat zij een kind kunnen baren.’
Verloskundige Marina werkt in een arbeiderswijk in een grote stad. In haar praktijk krijgt ze veel te maken met vrouwen die genitaal verminkt zijn, zo’n zestig per maand, van wie één of twee in Nederland zijn geboren, ‘die worden besneden in het land van herkomst, soms in Engeland’. Het grootste deel van de vrouwen is afkomstig uit Eritrea, Egypte, Somalië en Koerdisch Irak.
Het is geen gemakkelijk onderwerp om over te beginnen. ‘Er wordt niet over gepraat, we moeten ernaar vragen. Ik heb twee keer een vrouw moeten openknippen, vlak voor de bevalling. Bij één van die twee zei de man dat ik haar na afloop weer moest dichtnaaien. Ik vertelde hem dat wij dat niet doen, dat het hier strafbaar is. Ik heb weleens gevraagd hoe zo’n vrouw zwanger kan worden, want dat gaatje is zo klein. De man snijdt dat open tijdens de huwelijksnacht en het wordt daarna weer dichtgenaaid of het groeit vanzelf dicht.’
Khadra bleef worstelen met vragen over zichzelf, over haar vrouw-zijn, het hebben van een partner, haar eigen lichaam. ‘Ik was meestal verdrietig. Het is schokkend om te beseffen dat jouw lichaam niet hetzelfde is als dat van andere vrouwen.’
Toen hoorden de zusjes over de mogelijkheid van een operatie die hun vagina’s zou reconstrueren, inclusief de clitoris. Samen besloten ze naar dokter Karim te gaan, een plastisch chirurg die als enige in Nederland reconstructieve chirurgie doet bij genitaal verminkte vrouwen. ‘Het nadenken over zo’n operatie was spannend, ook eng. Het was verwarrend, ik vroeg me af of ik echt zou veranderen, of het alles goed zou maken. Of dat ik me altijd, op de een of andere manier, zo zou blijven voelen.’
Het ergste moest nog komen: de strijd om financiering van de operatie. Haar ziektekostenverzekeraar weigerde de operatie te vergoeden, want ‘dit heeft geen invloed op jouw leven’. Khadra was woedend. ‘Ze vergoeden borstvergrotingen en clitorisverkleiningen, maar “dit doen we niet, behalve als de vagina geopend moet worden omdat de baby er anders niet uit kan”.’
De vergoeding van hersteloperaties is al jaren een heikel punt. Tweede-Kamerleden als Lilianne Ploumen (pvda) hebben keer op keer geprobeerd een vergoeding van deze zowel lichamelijk als emotioneel belangrijke operatie opgenomen te krijgen in het basispakket van de zorgverzekeringen. Tot nu toe zonder resultaat: een meerderheid van de parlementariërs vindt de kwestie niet belangrijk genoeg. Naar aanleiding van ons vorige artikel in De Groene Amsterdammer vond dit voorjaar een hoorzitting plaats van de vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid, waarin uitgenodigde organisaties en experts wederom aandrongen op het opnemen van hersteloperaties in het basispakket.
Khadra’s operatie viel mee. ‘Na zes uur was ik weer thuis. Ik genas heel snel; dokter Karim zei dat ik geluk had, dat de clitoris bij de verminking alleen beschadigd was en niet verwijderd. Hij zei dat degene die de verminking had uitgevoerd kennelijk geen idee had van wat ze deed.’ De operatie veranderde haar leven volkomen. ‘Mijn seksualiteit ging van nul naar honderd. Ik kreeg meer zelfvertrouwen en werd nieuwsgierig naar wat mijn lichaam allemaal kon doen. Het wordt natuurlijk nooit meer zoals het was bij mijn geboorte, maar het is goed genoeg.’
Plastisch chirurg Karim is een fel tegenstander van genitale verminking en is van mening dat als artsen of andere hulpverleners constateren dat een in Nederland geboren kind besneden is, zij aangifte moeten doen. ‘Het is gewoon kindermishandeling’, zegt hij. ‘Het is voor mij een no-brainer dat je dan moet ingrijpen.’
Hij legt uit wat hij doet tijdens een reconstructieve operatie. ‘Bij alle typen genitale verminking wordt de uitwendige clitoris weggesneden. Wat ik doe, is het vrijmaken van het onder de huid liggende deel van de clitoris. Dat kan omdat het overgrote deel van dit orgaan niet zichtbaar is, het loopt door naar binnen toe. Ik maak hem helemaal vrij van littekenweefsel, ik maak hem los van de buitenkant en ik zet hem zo naar buiten. Hij wordt vrijer gemaakt, dus daardoor zou je meer prikkeling kunnen krijgen. Ik zeg dat altijd voorzichtig.’
‘Ik ben boos dat kinderen die hier geboren zijn nog steeds deze verminking ondergaan’, zegt Khadra. ‘Niemand probeert hen te bereiken. Ik ben hier opgegroeid en ik weet dat tachtig procent van de Somalische vrouwen hier verminkt wordt. Niemand doet iets, onze huisarts heeft nooit iets gezegd, ik heb nooit iets van een campagne gezien.’

Istahil Abdulahi (48) kwam 29 jaar geleden naar Nederland. Zij is zelf als kind van zes in Somalië besneden. Als zeer jong meisje onderging ze de meest extreme vorm van genitale verminking, de ‘faraonische’, type drie volgens de who. Haar moeder en grootmoeder hielden haar vast terwijl haar clitoris werd afgesneden, waarna haar schaamlippen aan elkaar werden genaaid. Ook zij is boos dat hier geboren kinderen van Somalische ouders niet beter worden beschermd. Om zelf iets te doen werd zij ‘sleutelpersoon’, een vrijwilliger die binnen de eigen gemeenschap voorlichting geeft over de gevaren van genitale verminking.
Zij werd opgeleid door de Federatie van Somalische Associaties in Nederland, een organisatie die vorig jaar een subsidie van tweehonderdduizend euro ontving. Het concept is simpel: nieuwe immigranten en vluchtelingen uit landen waar genitale verminking voorkomt, moeten informatie krijgen, niet alleen dat het in Nederland verboden is, maar ook over de fysieke en psychologische schade die er het gevolg van zijn. Zij geven voorlichting in asielzoekerscentra, in buurthuizen, via vrouwengroepen en de laatste tijd ook steeds vaker aan groepen mannen. De sleutelpersonen worden inhoudelijk begeleid door experts van de ggd.
Het hele systeem wordt gecoördineerd door kenniscentrum Pharos, dat wordt gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, vorig jaar met 328.716 euro. Projectleider Diana Geraci vertelt: ‘We zijn op dit thema in Nederland een spin in het web.’ Ze bevestigt in antwoord op onze vraag daarover dat kinderen na de leeftijd waarop zij regelmatig worden gezien op het consultatiebureau min of meer uit zicht verdwijnen, althans ‘dat de contactmomenten veel minder intensief zijn’. Vanaf hun vierde jaar gaan kinderen op de basisschool slechts twee keer naar een jeugdarts en dan nog eens twee keer op de middelbare school. En dat terwijl de leeftijd waarop de meeste meisjes genitaal verminkt worden tussen de vier en tien jaar ligt.
Een belangrijke schakel in het geheel van preventie is Veilig Thuis, een instelling die zorgt voor doorverwijzing naar de Kinderbescherming of die kan beslissen dat er aangifte moet worden gedaan. Vertrouwensarts Schoonenberg vertelt dat bescherming tegen kindermishandeling het belangrijkste doel is. Als het om genitale verminking gaat, is daarbij vaak onderzoek nodig. ‘Maar je moet ook veiligheidsmaatregelen treffen met de instanties die daarvoor zijn. Dat kan van licht naar zwaar. Een gesprek met een sleutelfiguur kan beschermend zijn, maar kan ook veel te licht zijn’, zegt ze.
De instrumenten die Veilig Thuis heeft, zijn afkomstig van de Raad voor de Kinderbescherming en variëren van een voorlopige ondertoezichtstelling tot uithuisplaatsing, om te voorkomen dat kinderen worden meegenomen naar landen waar zij besneden kunnen worden. ‘Dat is als we stevige signalen hebben dat daar ook een meisjesbesnijdenis plaatsvindt’, licht Schoonenberg toe. ‘Er kan ook medisch onderzoek worden gedaan als er een vermoeden is dat een meisje besneden zal worden. Daarvoor moeten de ouders toestemming geven en de afspraak is dan dat het meisje opnieuw wordt onderzocht als het gezin van de reis terugkomt.’
Genitale verminking is volgens de Nederlandse wet een vorm van zware kindermishandeling. Maar vreemd genoeg bevat het handelingsprotocol van de Kinderbescherming, dat in samenwerking met Pharos is opgesteld, een artikel dat het mogelijk maakt vervolging van de ouders te omzeilen. In de taal van het protocol: ‘[Er is] geen maatregel geïndiceerd als ouders vrijwillig meewerken aan psychologische hulpverlening en/of hersteloperatie na vgv.’ In een reactie stelt de Kinderbescherming dat zij buiten beeld blijft indien ouders vrijwillig meewerken.
Sleutelpersoon Abdulahi is niet tevreden met de resultaten van de voorlichting; zij ontmoet veel vrouwen in haar eigen Somalische gemeenschap die de ernst van de verminking ontkennen of bagatelliseren. Met passie vertelt ze over haar oplossing: zij wil dat vrouwen zoals zij op scholen voorlichting gaan geven. ‘Ik wil schoolkinderen zelf vertellen wat mij is overkomen, dat is de enige manier die ik kan bedenken die echt helpt.’ Ze benadrukt dat het ook belangrijk is om met de kinderen te praten en naar hen te luisteren. ‘Somalische ouders luisteren niet naar hun kinderen. Ik denk dat het helpt als er wel echt iemand naar hen luistert.’ Dit is haar eigen idee en ze wil dit project onafhankelijk van Pharos opzetten en uitvoeren. ‘Ik ga geen toestemming vragen of ik naar scholen mag. Ik doe mijn eigen ding.’
Niet alle sleutelpersonen zijn teleurgesteld in het effect van hun vrijwilligerswerk. In het oosten van het land is een groep enthousiaste sleutelpersonen actief in samenwerking met de ggd. Wij spreken op een avond met vier mannen en drie vrouwen, in aanwezigheid van Marthine Bos, medisch-antropoloog en werkzaam als coördinator van de activiteiten van de sleutelpersonen van de ggd in de regio IJsselland. De ggd ontvangt landelijk per jaar 78.000 euro voor de bestrijding van genitale verminking.
We worden hartelijk ontvangen in een buurthuis in een provinciestadje. De sleutelpersonen, die anoniem willen blijven om hun werk goed te kunnen blijven doen, zitten rond een grote tafel en spreken openhartig over hun ervaringen. Het is een bont gezelschap van mensen uit verschillende landen in Afrika: Somalië, Soedan, Eritrea, Sierra Leone en Congo.
Abraham, een uit Eritrea afkomstige man van 36, net begonnen aan zijn werk als sleutelpersoon, vertelt dat genitale verminking sinds 2014 streng verboden is in Eritrea, maar dat de praktijk buiten de steden gewoon doorgaat. ‘Onder christenen vindt de besnijdenis van meisjes plaats vóór de doop, dus tijdens de eerste veertig dagen. Onder moslims, die in het laagland bij de grens met Soedan wonen, gebeurt het later, maar daar gaat het om de meest extreme vorm, de faroun.’ Hij werkt in Nederland samen met een Eritrese priester, die openlijk zegt dat meisjesbesnijdenis niet in de bijbel staat en dat het dus niet hoeft.
Er is ook een imam die meegaat naar asielzoekerscentra om te vertellen dat meisjesbesnijdenis geen verplichting is; er staat niets over in de koran en de betekenis van de hadith (mondelinge overlevering), waarvan sommigen zeggen dat die erover gaat, is zeer dubieus. ggd-coördinator Marthine Bos en de sleutelpersonen hebben les gekregen van professor Hidir van de Islamitische Universiteit in Rotterdam. Hij maakte korte metten met de zogenaamde verplichting: als iets niet in de koran staat, is er geen sprake van een religieuze verplichting – wat er ook eventueel in een hadith zou staan.
Maar daarmee is het probleem niet opgelost, zegt de uit Soedan afkomstige Abdullah. ‘Mensen gaan naar de moskee, zoals die moskee in Den Haag, en die mensen luisteren naar de imam. Die imam zegt dat het moet en niemand luistert naar die professor.’ De uit Congo afkomstige journalist Victor, die ook sleutelpersoon is, vult aan: ‘Het blijft moeilijk, al zeg je dat het niet hoeft van de religie. Het zit in de hoofden van de mensen. Het is traditie en dan zeggen mensen: het is onze cultuur.’
Vrouwenrechtenactiviste Shirin Musa van Femmes for Freedom deed vorig jaar aangifte tegen de Haagse As Soenna-moskee, nadat zij een video had gezien waarin een predikant van deze moskee meisjesbesnijdenis aanraadde. Ze deed aangifte tegen meerdere personen, maar uiteindelijk heeft het Openbaar Ministerie gekozen om maar één persoon te vervolgen en dat is de man die in die video genitale verminking aanbeveelt, omdat dit volgens hem zo bepaald is in het geloof. ‘Hij werd vervolgd’, vertelt Musa. ‘Dus niet het moskeebestuur, maar de man die het heeft aanbevolen. Dat was een heel belangrijke stap en ik ben er heel erg blij mee. Het was een soort proefproces en dan mag de rechter bepalen of je genitale verminking mag aanbevelen.’ De predikant is inmiddels veroordeeld tot tachtig uur taakstraf.

De vier mannelijke sleutelpersonen die wij spreken, benadrukken dat de aanpak van voorlichting aan mannen anders is dan die aan vrouwen of gemengde groepen.
Driss, een uit Sierra Leone afkomstige man die nu twintig jaar in Nederland woont, richt zich op zijn seksegenoten, omdat in zijn cultuur de rol van de man zeer belangrijk is bij de besnijdenis. Hij probeert mannen ervan te overtuigen dat meisjesbesnijdenis heel schadelijk is en iets heel anders dan het besnijden van jongetjes. ‘Mannen hebben geen idee van wat het inhoudt. Ik leg dan uit dat bij vrouwen een stukje van het orgaan wordt weggehaald en bij mannen alleen maar een stukje vel. Daar schrikken ze dan wel van, zeker als ik vraag hoe het zou voelen als hun vinger werd afgesneden.’
De uit Soedan afkomstige Abdullah woont zo’n 25 jaar in Nederland en is via zijn vrouw Laila betrokken geraakt bij het werk van de sleutelpersonen. Hij is vrolijk en vertelt met humor over zijn werk. Dat neemt niet weg dat hij een zeer felle tegenstander is van genitale verminking. Zijn aanpak is anders. ‘Soms werkt het het beste om het gewoon direct ter sprake te brengen. Ze reageren dan eerst heel verbaasd.’
Dan vertelt hij dat het niet mag in Nederland en waarom dat zo is, wat de gevolgen zijn van besnijdenis. ‘Veel huwelijken gaan erdoor kapot. Als hij tijdens de huwelijksnacht de vrouw niet open krijgt, voelt hij zich geen man. Hij moet dat met zijn penis doen, anders is hij een watje. En na de huwelijksnacht controleert de moeder of grootmoeder of het gelukt is. Maar ook als het wel gelukt is en de vrouw wordt zwanger, dan kun je tijdens de bevalling je vrouw verliezen. Of het kind. Dat gebeurt vaak, er wordt niet over gepraat, maar het is de waarheid. En na de bevalling wordt de vrouw weer dichtgenaaid. Ze blijft daarna veertig dagen in bed om weer dicht te groeien. En na die veertig dagen mag de man bij haar komen en weer een kindje maken.’
Zijn vrouw Laila heeft samen met Fatima, een uit Somalië afkomstige vrouw die al 25 jaar in Nederland woont, een vrouwengroep opgericht waar vrouwen hun verhaal kwijt kunnen. Eerst wordt er voorlichting gegeven door Marthine Bos van de GGD IJsselland, waarbij ze modellen laat zien van verminkte en normale vagina’s. Tijdens de vervolgbijeenkomsten komen de emotionele verhalen over hun eigen besnijdenis los en ontstaat er een band, door het gedeelde besef dat hun lichamelijke en emotionele klachten daarvan het gevolg zijn. Laila: ‘Als je vertelt dat je zelf ook besneden bent, vertrouwen ze je ook meer.’ Bos vult aan: ‘Ze zetten elkaar aan om hulp te zoeken. In mijn ervaring is goede nazorg de beste preventie. Door een hersteloperatie word je aan het denken gezet.’ Vrouwen die beseffen dat hun leven zonder genitale verminking heel anders zou zijn geweest, zullen hun dochters dit onnodige leed willen besparen, zo is de ervaring in deze vrouwengroepen.
De Somalische Maryam woont twaalf jaar in Nederland en heeft vier kinderen. ‘Bij mijn eerste zwangerschap – hier in Nederland – kwam ik bij de verloskundige en die vroeg onder meer of ik besneden was. Ja, ik ben besneden, antwoordde ik. En toen vroeg zij of ze mocht kijken, om te zien wat voor soort besnijdenis het was. En ze vertelde mij in hoeverre ik dicht was en dat ze tijdens de bevalling moest zien of ze mij moest inknippen. Ze vroeg of ik er bezwaar tegen had dat ze het open zouden laten na de bevalling. Omdat ik geen idee had hoe het eruitzag, zei ik: laat maar zoals het was. Toen legde zij uit dat dat niet mag, dat een verloskundige dan de gevangenis in gaat. Ik had toen nog geen idee van wat besnijdenis inhield.’
De sleutelpersonen geven in samenwerking met de ggd ook voorlichting over genitale verminking in asielzoekerscentra. Daar vertellen ze uiteraard dat dit in Nederland verboden is, maar zij proberen ook enig bewustzijn bij te brengen van de gevaren en nadelen ervan. Van de asielzoekers die een verblijfsvergunning krijgen, blijft een deel bereikbaar, omdat zij via vrouwengroepen en ontmoetingscentra in contact blijven met de voorlichters. Vaak lukt het volgens de betrokken sleutelpersonen om deze groepen te overtuigen dat zij hun dochters intact moeten laten. Maar veel immigranten blijven buiten dit circuit, al dan niet bewust, en staan daardoor bloot aan invloed van familie in het land van herkomst of sociale druk vanuit hun directe omgeving, en gaan door met het laten verminken van hun dochters, vooral tijdens vakanties.
Dat ligt niet aan de intenties of inspanningen van de sleutelpersonen en de ggd-experts. Wel valt ons in al onze gesprekken op dat zowel medische professionals als voorlichters een grote weerzin hebben om Veilig Thuis in te schakelen als zij vermoeden dat een meisje besneden zal worden. ‘Wij zijn bang om onze vertrouwensrelatie op het spel te zetten, dat de cliënt dan wegblijft’, verklaart verloskundige Marina. ‘Dat is natuurlijk niet wat we willen en dat maakt het lastiger. En iedereen hoopt dat het toch niet zo erg is, dat ze het toch niet doen. Hulpverleners gaan altijd uit van het goede in de mens.’ Wel vindt zij haar beroepsvereniging, de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Vroedvrouwen, ‘veel te slap’. Ook artsen en andere hulpverleners doen geen aangifte en daarom is het tot nu toe in Nederland nooit tot vervolging gekomen van ouders die hun dochters laten verminken.
De relevante instanties – Veilig Thuis en de Kinderbescherming – beschouwen meisjesbesnijdenis te veel als een ‘gewone’ vorm van kindermishandeling. Er lijkt nauwelijks besef te zijn dat de verminking levenslange schade aanricht. Een kernfunctionaris van de Kinderbescherming, die anoniem wil blijven, zegt: ‘Als onderzoeker, als werker op de vloer, denk ik: dit is ook een vorm van kindermishandeling, een heel heftige’, maar zij vindt dat zij bij een melding van genitale verminking ‘breed moet blijven kijken’. ‘Uiteindelijk zal het zich toch richten op die verminking, op het risico daarvan, waarbij je dan als Raad voor de Kinderbescherming moet besluiten of het wel of geen ondertoezichtstelling wordt. En dan ook gerichte hulpverlening die zich richt op risicoverkleining naar nihil. Daar wordt de ondertoezichtstelling dan op ingezet.’
Maar zij ontwijkt de vraag of er ooit een ondertoezichtstelling is geweest. ‘Ik vind het mooi als je zo’n melding kunt afsluiten met de minst ernstige maatregel. Want wij bouwen een heel goede relatie op met de ouders, waarbij je als hulpverlener een heel netwerk optuigt dat het over kan pakken zodra we een goed veiligheidsplan wegzetten.’
Op de hoorzitting van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid waren vanuit verschillende politieke partijen hoopgevende geluiden te horen: zo lijkt inmiddels het besef te groeien dat de vrijwillige ‘meldcodes’ van medische en andere beroepsorganisaties tekortschieten en dat een wettelijke meldplicht bij het constateren van genitale verminking de enige manier is om te garanderen dat artsen en andere hulpverleners ook echt aangifte zullen doen als zij zien dat hier geboren meisjes verminkt zijn.
Dit is het tweede stuk over meisjesbesnijdenis; het eerste verscheen in De Groene van 6 november 2019. De namen van de verloskundige en de sleutelpersonen – behalve Istahil Abdulahi – zijn gefingeerd. Datzelfde geldt, in een enkel geval, voor andere persoonskenmerken. De echte namen van alle mensen die hun medewerking aan dit artikel hebben verleend zijn bij de redactie bekend. Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten