
‘We are living in the European Union, living in Somalia’, zegt de vertaalapp in Hassans gsm. De retorische vraagstelling is lost in translation, maar de verzengende stank en bergen afval rond ons spreken voor zich. Met enkele lotgenoten probeert de 27-jarige Syriër brood te bakken met slechts een teiltje, een plastic zak en de zon. Tot ze enkele weken geleden aankwamen op het Griekse eiland Samos deden de andere kampbewoners hier hun behoefte. Het toilet van de een is de keuken van de ander. Hassan toont waar ze nu zelf hun behoefte doen, twintig meter verderop. Daar waar de vluchtelingen die deze ochtend de baai van Vathy binnenvoeren vanavond op hun beurt hun tent zullen opzetten. Het is dit of met je voeten in de drek van tientallen anderen lopen, zeggen Hassan en zijn vrienden.
Misnoegde bewoners leiden me naar de toiletten in het kamp, waar kinderen op teenslippers tussen bruine plassen en gaten in de vloer laveren. ‘Het is dit of buiten een slangenbeet riskeren. Die komen op de vele ratten af’, vertellen ze.
In het vluchtelingenkamp van Vathy zijn de faciliteiten gebouwd voor 650 mensen, maar er wonen ongeveer 4400 asielzoekers in en rond het kamp. ‘Mijn dochter is al dagen ziek, maar ik kom niet aan medicijnen. Om de dokter te zien moeten we een hele dag in de rij staan’, zegt een Syrische vader, zijn dochter zwetend en hoestend achter hem in bed.
‘Tot vorige week was ik hier de enige dokter, ik zie vijftig tot zestig patiënten per dag’, zegt medisch coördinator Manos Logothetis. ‘De ngo’s en journalisten zijn allemaal vertrokken. Ik weet niet waarom. Ze zitten nu in Moria op Lesbos, terwijl de problemen hier nog groter zijn.’
De hotspots van Vathy en Moria, op Samos en Lesbos, zijn het gevolg van het op 19 maart 2016 bezegelde akkoord tussen de Europese Unie en Turkije dat de massale overtocht van vluchtelingen op de Middellandse Zee moest indammen. In ruil voor (ondertussen) zes miljard euro en wat visumbeloftes zou Turkije de grens beter bewaken en de vluchtelingen in eigen land opvangen. Asielzoekers die toch per boot de Griekse eilanden bereikten, moesten voortaan teruggestuurd worden. Het akkoord bereikte zijn gewenste effect. Waar in 2015 nog 856.000 vluchtelingen de gevaarlijke oversteek van Turkije naar Griekenland waagden, decimeerde dat aantal de jaren nadien. Maar stoppen deed de influx niet. VN-vluchtelingenorganisatie unhcr telt op dit moment 17.747 asielzoekers in en rond de ontvangst- en registratiecentra op de Griekse eilanden. Naar de geest van de EU-Turkije-deal zouden ze daar maar even blijven. Een medische check, een interview, voor de zeldzame gelukkigen die een advocaat tegen het lijf liepen nog snel een beroepsprocedure, en dan, hooguit enkele weken later, weer de boot op naar Turkije. Proper, snel, klinisch, zonder asielzoekers al te lang de illusie te laten koesteren zich ooit binnen de wallen van Fort Europa te balsemen met een veilig bestaan.
Maar snelle asielprocedures bleven uit en de registratiecentra stroomden vol. Dagelijks brengt de kustwacht nieuwe op zee opgepikte drenkelingen aan land. In de afgelopen drie maanden kwamen elfduizend vluchtelingen aan op de Griekse eilanden. In diezelfde tijd werden 6500 mensen naar het vasteland gebracht. Omdat de Griekse overheid weigert nieuwe opvangkampen te openen op de eilanden puilen de bestaande kampen uit.
Toen Ali (25) en zijn jongere broer dertien maanden geleden per boot vanuit Turkije Samos bereikten, kregen ze te horen dat er in het kamp geen plaats voor hen was. ‘We kregen enkel een deken. We kochten zoals iedereen een tentje voor tien euro in de Chinese supermarkt. We leefden maanden in het bos naast het kamp, maar zo’n tent houdt de koude, de regen en de wind niet tegen. In de winter hielden we het niet meer. We trokken in een container, maar de politie kwam ons er met geweld verjagen. Twee neven van me werden gearresteerd en bleven drie maanden lang in de gevangenis, zonder proces.’
Nog meer dan de regen en de ratten houdt de onzekerheid hem uit zijn slaap. Ali werd negen maanden geleden geïnterviewd door de asieldiensten, maar kreeg nog geen nieuws. Zijn broer, die pas drie maanden later op gesprek mocht, heeft twee maanden geleden wel asiel gekregen. ‘We komen uit dezelfde Iraakse stad, onze situatie is dezelfde. Ik begrijp er niets van, en niemand vertelt me iets’, klinkt het gefrustreerd.
De asielzoekers die nu aankomen zijn nog slechter af, zegt advocaat Mariza Koronioti. ‘Ze krijgen een interview in 2020, sommigen zelfs in 2021. Ze worden verondersteld om nog twee jaar in natte tenten op een beslissing te wachten.’ Gevraagd welke Griekse en Europese wetten er in Vathy precies geschonden worden, weet ze niet waar te beginnen. ‘Hun recht op asiel, medische zorg, scholing, een veilige omgeving, familieleven… hoe lang moet ik doorgaan?’
Koronioti is een van de slechts vijf advocaten op het eiland die vluchtelingen helpen bij hun asielaanvraag. ‘De meesten krijgen nooit een advocaat te zien. Toch hebben ze daar recht op. Ook om gratis in beroep te gaan. Maar dat is technisch, zonder advocaat maken ze geen schijn van kans.’ Bijzonder problematisch vindt ze dat kwetsbare vluchtelingen – kinderen, zwangere vrouwen, ernstig zieken en slachtoffers van foltering of seksueel geweld – het recht hebben om naar het vasteland te reizen, maar daarvan vaak niet op de hoogte zijn. ‘De interviewers van het European Asylum Support Office vragen er vaak niet naar. Syriërs krijgen enkel vragen over Turkije, niet over wat er eerder in Syrië gebeurde. Daardoor wordt niet opgetekend dat ze slachtoffer zijn van marteling.’
‘En dus moeten ook zwangere vrouwen, moeders met pasgeboren kinderen en kankerpatiënten in kampeertentjes de winter doorkomen, maandenlang de ene regenbui na de andere trotserend’, zegt dokter Logothetis. ‘Na twee dagen in doorweekte kleren krijg je een dag om op te drogen en dan begint het weer opnieuw. De Griekse legende van Sisyphus in de praktijk.’
Een Syrische man met door diabetes opgezwollen voeten plant in de tent die hij met vijf anderen deelt een shot insuline in zijn buik. Een plek om de medicatie gekoeld te houden heeft hij niet. Zijn tentgenoot toont me het doktersbevel voor repatriëring. Meer dan duizend vluchtelingen op Samos hebben toestemming om naar het vasteland te reizen, maar ook daar zitten de kampen vol. Dus komt de boot maar niet. Logothetis: ‘Ik heb minstens vier kankerpatiënten in het kamp. Wat zeg je tegen een man die radeloos op je deur komt kloppen en je vraagt: “Dokter, wat doe ik hier nog? Ik had al weken met mijn chemotherapie moeten beginnen!”’
Nog meer dan om fysieke kwalen maakt Logothetis zich zorgen om de mentale gezondheid van de kampbewoners. Die proberen elk op hun eigen manier het hoofd erbij te houden. Douga Dembele uit Mali klimt elke namiddag de heuvel op om gratis kungfules te geven. Woordeloos slaagt hij er wonderwel in een vijftal Syrische kinderen in het gareel te krijgen. Een bocht verder staat de 31-jarige Edmond uit Kameroen uit volle borst Mariah Carey mee te kelen. ‘I can make it through the rain, I can stand up once again on my own.’
‘Om de stress te verzachten’, zegt Ali. Via de app Smule op zijn telefoon zingt hij samen met popliefhebbers in andere landen. ‘Samos is de hel. De omstandigheden hier had ik me in mijn ergste nachtmerries niet kunnen voorstellen.’
Ook hij trekt het niet meer, ook al is hij wel wat gewend. Ali was tien toen het Amerikaanse leger zijn stad bombardeerde. Daarna waren er jarenlang sektarische conflicten. Op zijn achttiende raakte hij gewond door een autobom. Toen viel IS binnen. Hij praat er niet graag over. Telkens als het over Irak gaat, begint hij nerveus zijn knokkels te kraken. ‘In mijn stad is er niets meer. En toch is het hier erger. In Irak voelde ik me tenminste als mens behandeld. Hier leef ik in een gevangenis. Ik had nooit het gevoel dat ik psychologische hulp nodig had, tot nu. Maar er is een wachtlijst van maanden.’
‘Van de vijf psychologen heeft vorige week de vierde ontslag genomen’, bevestigt Logothetis. ‘Ik kan het hun niet kwalijk nemen, ook voor het personeel zijn de werkomstandigheden bikkelhard.’
De medisch coördinator raadt vluchtelingen af om psychologische zorg te vragen. ‘Dit is geen plek om trauma’s naar boven te spitten. Natuurlijk is het cynisch dat we hun trauma hier ondertussen verder verdiepen.’ Vooral op kinderen is de impact enorm. ‘Als je een kind uit een gebombardeerde stad haalt en twee maanden later in een gebombardeerd kamp plaatst, traumatiseer je het opnieuw. Ze kunnen niet naar school omdat ze geen vaccinatieboekje hebben, ze staan samen met de volwassenen urenlang in de rij voor eten. Veel vrouwen en kinderen durven ’s nachts niet naar het toilet uit angst om overvallen of verkracht te worden.’
Hij windt zich op. ‘Het ergste is: dit is beleid. We creëren een onmenselijke situatie om vluchtelingen niet te hoeven ontvangen. We zeggen tegen hen: waarom kom je naar dit slechte kamp hier, terwijl we mooie kampen voor jullie hebben in Turkije? Terwijl de echte vraag is: vinden wij Europeanen het aanvaardbaar dat kinderen van twee jaar oud in de regen slapen in het bos? Als dat zo is, praat dan niet langer over asiel en mensenrechten. We beledigen de vluchtelingen en we beledigen onszelf.’

De overtuiging dat Griekenland en Europa de kampen doelbewust onleefbaar houden, is breed gedragen onder humanitaire hulpverleners. Maar klopt ze ook? Ik vroeg het in Athene aan zeven topdiplomaten van EU-lidstaten, voornamelijk ambassadeurs. Geen van hen wilde bij naam genoemd worden. ‘Ja en nee. My home is my castle. Als je buurman te veel lawaai maakt, doe je daar dan iets aan?’ antwoordt een Noord-Europese diplomaat ietwat cryptisch. ‘We zien nu eenmaal dat vluchtelingen sneller komen als je ze beter ontvangt. En de levenssituatie in de kampen is slecht, maar laten we ook niet doen alsof het erger is dan bijvoorbeeld de hongersnood in Jemen.’ Is Jemen dan de toetssteen voor Europa geworden? Hij aarzelt. ‘We worstelen met de Europese waarden waar we voor staan, dat klopt. Maar de waarheid is dat vluchtelingen geen prioriteit zijn voor ons.’
‘Ik ga geen namen noemen, maar sommige EU-lidstaten zijn doodsbenauwd voor een aanzuigeffect’, zegt een diplomaat uit een land dat de afgelopen jaren veel vluchtelingen opving. ‘Een stuitend gebrek aan voedsel en basishygiëne in de kampen kun je moeilijk anders zien dan als een gebrek aan politieke wil bij de Griekse autoriteiten. De EU kan het blijkbaar weinig schelen, daar neemt niemand stelling.’
De ambassadeur van een rijke lidstaat verwoordt het nog harder. ‘De Grieken geven toe dat de levensomstandigheden erg slecht zijn, maar ze doen er niets aan omdat ze het aanzuigeffect willen tegengaan. De slechte reputatie van de eilanden moet blijven. Dat komt de EU goed uit, al is dat natuurlijk niet de officiële positie. It’s an ugly game. Ons hart bloedt voor Syrië, en in een ideale wereld zouden de vluchtelingen in Griekenland onder de EU-lidstaten worden verdeeld. Maar dit is waar waarden op de realiteit botsen, je móet cynisch zijn. Met Angela Merkels flowerpowermentaliteit, “iedereen welkom”, kom je er ook niet.’
Allen wijzen ze naar de Griekse autoriteiten om ervoor te zorgen dat vluchtelingen niet jaren op hun asielprocedure moeten wachten. ‘Het is geen kwestie van geld, want wij betalen alles’, zegt een West-Europese diplomaat. ‘Als Griekenland de hotspots niet wil uitbreiden en evenmin de procedures versnelt, dan hebben we een probleem. Want wij betalen geen miljarden aan Turkije om de vluchtelingen naar het vasteland te laten verschepen en zo toch Europa binnen te laten. Wij gaan hen niet overnemen. We zeggen tegen Griekenland: doordat je procedures niet efficiënt zijn, creëer je een aanzuigeffect. Stuur eens driehonderd mensen terug naar Turkije, dan blijven ze niet komen.’ Desalniettemin speelt ook Turkije zijn rol. ‘Het bewaakt de grens, maar laat voldoende vluchtelingen door om Europa onder druk te houden.’
Een Zuid-Europese diplomaat vindt dat zijn collega’s zich er te makkelijk van afmaken. ‘We moeten meer druk zetten op Griekenland om zijn verplichtingen na te komen, maar je kunt de verantwoordelijkheid niet enkel bij de aankomstlanden leggen. Nu eist men veel van ons, maar zonder veel solidariteit te tonen.’
Organisaties als het Rode Kruis en de Internationale Organisatie voor Migratie (iom) roepen de EU-lidstaten op om vluchtelingen naar het vasteland te brengen en hopen op een nieuw Europees herverdelingsmechanisme om asielzoekers uit Griekenland op te nemen. Maar ze roepen in de woestijn. Op één na ziet geen van de diplomaten, haast allen uit landen die de afgelopen jaren een behoorlijke inspanning hebben gedaan, zijn land bereid om nog veel vluchtelingen op te nemen, en al zeker niet om nieuwe quota te aanvaarden. ‘We erkennen dat Griekenland aan de frontlinie staat. Maar ook thuis is er een front: de publieke opinie, die bang is voor meer migratie’, zegt een ambassadeur. ‘Als Griekenland vijftig miljoen toeristen per jaar kan ontvangen, moet het ook zestigduizend vluchtelingen aankunnen’, klinkt het bij de diplomaat uit het voordien welwillende land.
Dokter Logothetis vraagt wat meer empathie. ‘Als Europa met moeite een miljoen mensen aankon in 2015 zouden ze moeten begrijpen dat een gemeenschap van vijfduizend mensen geen 4400 vluchtelingen kan dragen.’
Op het centrale plein van Vathy herinnert een spandoek aan een vakbondsbetoging van enkele dagen geleden. Op Samos zijn links en rechts het erover eens dat de hotspot dicht moet, en snel. ‘Ik kan het mijn mede-Samosanen niet kwalijk nemen, want diezelfde mensen brachten de vluchtelingen enkele jaren geleden voedsel en kleren op het strand. Maar mensen herkennen hun eiland niet meer en ze kunnen niet geloven dat dit het humanitaire beleid van Europa is. Ze begrijpen niet waarom de EU hen en de vluchtelingen straft.’
Criminaliteit is er nauwelijks in Vathy, maar de alomtegenwoordigheid van de vluchtelingen maakt een deel van de lokale bevolking angstig en vijandig. ‘Nog erger dan de problemen in het kamp is de discriminatie’, zegt Ali. ‘Veel shops en restaurants weigeren ons iets te verkopen. Iemand zei me: “Ga van dit eiland, we willen je hier niet.”’
Vooral de jonge mannen blijven tot laat in de avond rondhangen op de boulevard, starend naar de gele strepen die de straatverlichting in het zeewater trekt. Alles is beter dan de stank op de heuvel. Kort voor middernacht loop ik met een jonge Irakees terug naar het kamp. Hij slaat linksaf, ik loop rechtdoor. Ik klop lukraak op de deur van een van de containers, bewoond door kinderen met hun vaders. Moeders hebben ze niet meer. Ze delen de container met zestien mensen, vier per stapelbed. Ik hoor hun vele klachten, als een stem vanuit het donker me autoritair gebiedt om naar buiten te komen. Ze zijn met z’n drieën, de agenten. Ik moet mijn camera afgeven en word in de boeien geslagen.
Op het politiekantoor worden nerveuze telefoontjes gepleegd en veel sigaretten opgestoken. Ik word urenlang ondervraagd. ‘Rond de middag verschijn je voor de rechter’, besluit een agent om vijf uur ’s ochtends. ‘Normaal zou je nu de cel in moeten, maar die zit al vol vluchtelingen.’ Hij knikt naar het hok met ijzeren tralies en een zwaar hangslot, recht uit een spaghettiwestern geplukt. Drie asielzoekers staan me de spijlen omklemmend aan te staren. Achter hen liggen mannen op dunne unhcr-dekentjes op de grond. Wat zou de VN-vluchtelingenorganisatie, die de stem schor schreeuwt over de slechte levensomstandigheden op de Griekse eilanden, daarvan vinden? Hun logo, hier op een koude gevangenisvloer. Zouden de neven van Ali hier drie maanden opgesloten gezeten hebben?
‘Omdat je zo vriendelijk bent, mag je hier op een stoel blijven zitten’, zegt de agent.
‘Wil je niet dat journalisten de overbevolkte cellen zien?’ vraag ik.
‘O nee, ik wil je dat gewoon niet aandoen.’
Ik zeg dat ik wat platte rust in de cel verkies, als ik me morgen voor de rechtbank moet verantwoorden. Hij wordt er ongemakkelijk van. Ik krijg een matras in de gang, naast een Afrikaan voor wie ook geen plaats meer was. Hij moet het met een dekentje doen, ik krijg de luxe van een deken met de hemelsblauwe vredeskrans van de unhcr erop.
Bij het ochtendgloren moet ik opstaan om te wachten. Alweer. Tenminste geen jaren, en niet in een tent, maak ik me sterk. Ik slijt de uren met bewakingscamerabeelden kijken; ijsberende mannen in kale cellen, een ochtendwandeling bij elkaar schrapend per drie meter rechte lijn. Waarop ik zit te wachten weet ik niet; noch de beloofde advocaat, noch de beloofde tolk komt opdagen.
Kort na de middag moeten de vluchtelingen hun cel uit. Ik mocht koffie en een broodje bestellen, zij moeten naar de rechtbank met een lege maag. Per twee worden ze aan elkaar geboeid en achter in een gepantserde bus gezet. Ik neem met vrije polsen plaats naast de rechtbankmedewerker achter het stuur. Toch staan zij niet meer of minder onder arrest dan ik. Zouden ze gevaarlijk zijn? ‘Ze probeerden met valse identiteitskaarten op een chartervlucht naar Zweden te stappen’, zegt de chauffeur.
De rechtbank van Samos ligt aan de oever van de baai. Voor de deur dobbert een schip van de Duitse kustwacht op Frontex-missie. De vluchtelingen moeten plaatsnemen op een trap, per twee, nog steeds geboeid. Ik krijg een stoel.
Het wordt een beetje gênant, de mate waarin zelfs de schijn van rechtsgelijkheid niet opgehouden wordt.
‘Hoeveel heb je betaald voor je valse paspoort?’ vraagt de chauffeur.
‘Vijftienhonderd euro. Ik heb niets meer’, zegt een jongen met stoppelbaard.
‘En jij?’
‘Vijfhonderd’, antwoordt een Arabier met leren vest.
‘Honderd’, zegt de Afrikaan achter hem. Ze lachen.
Ik moet een kantoortje in. Een vrouw achter een bureau stelt vooringenomen vragen. Van een advocaat geen spoor. Had ik daar geen recht op? ‘Gewoon antwoorden’, bijt de vrouw me toe, die desgevraagd beweert dat ze de rechter is, maar later de procureur blijkt te zijn.
Ik stap naar buiten zonder te weten wat me aangewreven wordt. Huisvredebreuk en het niet gehoorzamen van politieorders, verneem ik later pas. Op een ongedefinieerd moment in de toekomst komt er, allicht, een rechtszaak. Mijn camera houden ze, voor onderzoek. Mijn frustratie geeft de vluchtelingen op de trap geen moed. ‘Als ze dit met jou doen, beeld je dan eens in hoe ze ons behandelen’, verwoordt een twintiger wat ze allen denken.
‘Waar kom je vandaan?’ vraag ik.
Een rechtbankmedewerkster gebiedt me tien meter verderop te gaan zitten. Praten met vluchtelingen, daar houden ze niet zo van.