
De zon was nog niet op toen in het weekend van 23 juli de vier activisten Ko Jimmy, Phyo Zeyar Thaw, Hla Myo Aung en Aung Thura Zaw werden opgehangen in de Insein-gevangenis van Yangon. Hun lichamen werden onmiddellijk gecremeerd. Ook hun as verdween.
De nabestaanden vernamen de voltrekking van het vonnis via een paar regels in de staatskrant, ergens tussen propagandaberichten over de productie van honing en de distributie van coronavaccins. Alsof het allemaal nog niet genoeg was, bekogelden scheldende, door het regime ingehuurde bendes de huizen van de rouwende families.
Op een paar honderd kilometer afstand van de plek des onheils liet de 39-jarige vrouwelijke rapper Thazin Nyunt Aung haar verdriet en haar woede in haar arm graveren. Een tatoeage van vier sterren. Een van die sterren symboliseert Phyo Zeyar Thaw, een 41-jarige hiphopper en voormalig parlementslid. Behalve een passie voor muziek deelden Thazin en hij ook hun leven – tot het fatale moment van zijn arrestatie op 18 november 2021. Als door een wonder wist zij te ontsnappen. ‘Dit is niet de tijd voor tranen’, zei ze toen ik haar enkele weken voor de executie op een geheime locatie opzocht. ‘Wat er ook gebeurt, we moeten het aangaan. Er is geen weg terug.’
Terwijl de klok naar het noodlot tikte, vroeg ze de internationale gemeenschap met alle mogelijke middelen druk uit te oefenen op het regime. Die druk bleek vooral te bestaan uit woorden. Na de ophanging van haar geliefde zette Thazin haar Facebook-profiel op rood. Bloedrood. ‘Payback’, luidde haar commentaar. Als het regime de executies uitvoerde om de bevolking maximale angst aan te jagen en het verzet dat na de staatsgreep van 1 februari 2021 opleefde en nog steeds doorgaat te breken, werkte dat averechts. Overal in het land werd geschokt gereageerd, maar er klonk vooral woede. Zelfs activisten en dissidenten die ik de afgelopen dertig jaar nog nooit hoorde over geweld, vertelden dat ze verlangden naar een wapen om af te rekenen met de legertop.
‘We are all becoming militants now’, zei een vriendin grimmig. Ze besefte hoe tragisch dat was, maar het was niet anders.
We schrijven juni 2012. Het was een druilerige middag in Londen. Bij Downing Street 10 stond een haag van televisieploegen en fotografen opgesteld. Premier David Cameron ontving Aung San Suu Kyi, die voor het eerst in 24 jaar weer in Europa was. Ze was in 2010 vrijgelaten na een huisarrest dat sinds 1989 bij elkaar zo’n vijftien jaar had geduurd. Een semi-civiele regering van oud-militairen was begonnen minieme hervormingen door te voeren. Er hing in Myanmar voorzichtig optimisme in de lucht, al vroegen velen zich ook af hoe ver de nieuwe vrijheid zou gaan, onder een leger dat dit laten vieren van de teugels zorgvuldig regisseerde en nog altijd grote politieke macht bezat.
Toen de deur van Downing Street 10 openzwaaide en de mediarun op Suu Kyi begon, besteedde niemand aandacht aan de jonge man in een donker pak met een muisgrijze stropdas die achter de oppositieleidster en Nobelprijswinnares de Londense regen in stapte. Hij had voor een jonge zakenman door kunnen gaan. Maar ik moest denken aan de tatoeage die onder het onberispelijke overhemd schuilging. Een landkaart van Myanmar met een grote microfoon die zijn hele rug bedekte. Een gelofte om de stem van de bevolking te laten horen.
Te midden van dat pandemonium stak Zeyar Thaw zijn hand naar me op en zei op laconieke toon: ‘Leuk dat jij hier ook bent.’
Terwijl Suu Kyi de pers te woord stond, rookten we achter de gereedstaande limousine samen stiekem een sigaret.
Ik was naar Londen gereisd om over hem te schrijven. Bij een ontmoeting in Yangon, enkele maanden eerder, had zijn levensloop mijn interesse gewekt.
Zeyar Thaw was een van de eerste hiphopartiesten in het verstikkende klimaat van Myanmar. Het album van zijn band Acid, in 2000 opgericht, bracht schokgolven teweeg in de straatarme dictatuur, waar tienduizenden jongeren snakten naar meer bewegingsvrijheid en een toekomstperspectief.
Zijn politieke bewustzijn nam verder toe. Acid zette kritische nummers op YouTube, met titels als We zullen doorvechten tot zij weg zijn. Met een handvol vrienden begon Zeyar Thaw Generation Wave, een ondergrondse beweging van jonge activisten. Omdat golven altijd blijven komen, verklaarde hij de naam. ‘Ik wilde mensen laten weten dat ze de moed moesten hebben af te wijzen wat ze onjuist vinden. En dat als ze niet openlijk het juiste durfden te steunen, ze dan ten minste niet het verkeerde moeten steunen’, zei hij over die dagen.
De autoriteiten veroordeelden Zeyar Thaw en zijn vrienden in 2008 tot zes jaar cel, onder meer vanwege het ‘opzetten van een illegale organisatie’ en het bezit van een handjevol buitenlandse valuta. Drie jaar zat hij in een ruimte waar hij vaak niet wist of het dag of nacht was. Hij kwam vrij onder een amnestie in mei 2011, enkele weken nadat een nieuwe regering was aangetreden.
Ik zag bij die eerste ontmoeting een wat bedeesde, ernstige jonge man, maar toen ik een concert van zijn band Acid bijwoonde, begreep ik meteen waarom het leger hem als een vijand van de staat beschouwde. Zijn rebelse energie sloeg acuut over op het publiek. ‘Ontwaak! Begin!’ rapte hij. Bij een later optreden sloeg Suu Kyi de band met zijn zwarte jeans en baseballpetjes met lichte verbazing maar ook met interesse gade. De partij had jonge mensen als Zeyar Thaw nodig, vond ze. Hij liet zich overtuigen. De donkere jeans en baseballpet verruilde hij voor het uniform van de partij: een donkergeblokte longyi (sarong) en een terracottakleurige taik pone (kraagloos jasje).
In duizelingwekkende vaart veranderde zijn wereld. Hij werd Suu Kyi’s protegé en een rijzende ster in de Myanmarese politiek. Toen de partij, de Nationale Liga voor Democratie, in 2012 meedeed aan tussentijdse verkiezingen, nam Zeyar Thaw het op tegen een ex-militair en notoire hardliner van de aan het leger gelieerde partij. Zijn kiesdistrict was nabij Naypyitaw, sinds 2005 de hoofdstad, een bolwerk van militairen en de nieuwe regering.
Hij werd lastig gevallen door milities, zijn achterban werd geïntimideerd en niemand gaf de jonge rapper een schijn van kans. Maar toen op de avond van 1 april de resultaten binnen kwamen, bleek dat Zeyar Thaw gewonnen had. Zelfs in locaties waar alleen militairen woonden, had hij stemmen opgehaald. ‘Eigenlijk beloofde ik vooral wat ik niet zou doen’, vertelde hij enkele maanden na de uitslag met de verbazing nog steeds in zijn stem. ‘Ik zou mensen niet onderdrukken en ik zou mijn positie als parlementariër niet voor mijn eigen gewin gebruiken.’
Voor de zoveelste keer die avond onderbrak het gerinkel van zijn mobiele telefoon het gesprek en met een lichte zucht nam hij op. ‘Ik voel me nog regelmatig overweldigd door mijn nieuwe verantwoordelijkheid’, zei de nieuwbakken volksvertegenwoordiger. ‘Het is een enorme taak. Ik wil dat mensen weten dat we pas aan het begin staan van een lange strijd.’
Na twee termijnen in het parlement stelde hij zich niet opnieuw kandidaat voor de verkiezingen van 2020. Hij wilde terug naar zijn oude passie, de muziek. Maar van een nieuw album kwam het niet. De staatsgreep dreef hem de straat op. Toen leger en politie met grof geweld op de protesten reageerden en jacht maakten op de leiders, dook hij met Thazin onder. Op mijn berichtje hoe het ging kwam geen antwoord meer.

Mijn journalistieke liefde voor Myanmar begon zo’n dertig jaar geleden in de jungle. Nadat het leger de miljoenenopstand van 1988 bloedig neersloeg, hadden duizenden – vooral jonge – stadsbewoners zich aangesloten bij de legers van etnische minderheden die al sinds de onafhankelijkheid van de Britten in 1948 strijden voor meer autonomie en gelijke rechten. Op een avond las ik in een bamboehut bij kaarslicht een gedicht dat De deur heette. Een gekwelde tekst over een celdeur die het lot van de gevangene en dat van zijn bewakers met elkaar verbond. De auteur was de politieke gevangene Ko Jimmy.
Hij behoorde tot de groep studenten die de massale protesten in gang hadden gezet. Buiten Myanmar stonden de activisten in de schaduw van Suu Kyi, maar thuis waren ze voor velen volkshelden.
Ik leerde Ko Jimmy (zijn officiële naam is Kyaw Min Yu) en zijn collega’s kennen na hun vrijlating in 2004. Als lid van de 88 Generation Students, een volwassener versie van de studentenrebellie, voerde hij een geweldloze campagne voor een vrijer land. Zijn vrienden praatten die avond onafgebroken door elkaar en het aantal bierflesjes om hen heen groeide. Ko Jimmy gedroeg zich bedachtzamer en hij dronk niet. Af en toe tuurde hij naar buiten, alsof hij daar al iets ontwaarde wat de anderen nog niet hadden opgemerkt. ‘Ik ben aan het werk’, zei hij half spottend, half serieus. Hij was eind dertig, maar hij had meer meegemaakt dan ik me over een mensenleven kon voorstellen.
Na al die jaren achter de tralies had het gezelschap ondanks die gedrevenheid ook iets wereldvreemds. Dat vonden ze zelf ook. Ze spijkerden hun kennis over politiek en internationale kwesties bij met cursussen bij westerse ambassades en andere studiemogelijkheden. Ko Jimmy informeerde naar transitieprocessen elders in de wereld en vroeg om boeken als Tomorrow Is Another Country, het verhaal over de politieke veranderingen in Zuid-Afrika van de auteur Allister Sparks. Zijn vragen vormden een pijnlijk contrast met de grootse verwachtingen die veel landgenoten van hem hadden.
Nilar Thein, zijn vrouw die naast hem zat, luisterde vooral. Je kon haar met haar frisse gezicht en loshangende haren makkelijk voor een jonge studente aanzien, maar in werkelijkheid had ze al een lange staat van dienst als activist. Op haar zestiende was ze in 1988 voor het eerst de straat opgegaan om te demonstreren. Toen ze in 1996 nieuwe protesten organiseerde, kwam haar dat op acht jaar cel te staan. De anderen grapten dat Nilar Thein een beginner was vergeleken bij Ko Jimmy en zijn collega’s die er al zestien jaar, deels in eenzame opsluiting, op hadden zitten. De gevangenis, zo heette het, was hun tweede thuis.
De namiddag vloeide over in een lange avond. De sfeer was bitterzoet. Er was verdriet om verloren en gevangen kameraden. Er was twijfel maar ook hoop dat een beter land ooit mogelijk kon zijn. En er was de liefde. De verbintenis tussen Nilar Thein en Ko Jimmy was toen al een legende over for better and for worse. Ze kenden elkaar uit de gevangenis waar hij haar ten huwelijk vroeg. Kort na hun vrijlating in 2004 trouwden ze.
Gaandeweg werden hun verhalen persoonlijker. Ze hadden een kinderwens, maar ze vroegen zich ook af of hun leven als activisten niet veel te ongewis was voor zo’n verantwoordelijkheid. Arrestatie hing immers voortdurend in de lucht. Een paar maanden later legde Ko Jimmy plechtig zijn handen op de buik van zijn echtgenote en bood het ongeboren kind zijn verontschuldigingen aan. Via via arriveerde een eerste gezinsfoto: twee stralende ouders met een baby. Phyu Nay Kyi, Sunshine, hadden ze hun dochtertje gedoopt. In de hoop dat zij lichtere tijden zou kennen dan de duistere die zij zelf maar al te vaak ondervonden.
Sunshine was enkele maanden oud toen Ko Jimmy en Nilar Thein met hun collega’s in augustus 2007 van de ene bushalte naar de andere liepen. Zo protesteerden ze tegen de plotselinge drastische verhoging van de brandstofprijzen. Twee dagen later voerde de junta Ko Jimmy en de meeste andere leiders af naar gevangenissen ver buiten het onrustige Yangon. Nilar Thein dook met Sunshine onder.
Monniken namen het protest massaal over. Yangon was een belegerde stad toen ik kort daarna arriveerde. Ik dacht aan Nilar Thein en haar baby terwijl de razzia’s door de inktzwarte verlaten nacht klonken. Het aanbod haar te ontmoeten sloeg ik af uit angst haar in gevaar te brengen. Niet veel later moest ze Sunshine aan familie afstaan omdat de huilende baby te veel aandacht trok. ‘Op een dag zal Sunshine begrijpen waarom ik haar achterliet’, zei ze tegen een Myanmarese journalist. Een jaar lang wist ze uit handen van de autoriteiten te blijven. Toen kreeg ze net als Ko Jimmy 65 jaar.
Na hun vrijlating in 2012 wilde Ko Jimmy niet in de partijpolitiek. Liever bleef hij schrijver, en de activist die hij in hart en nieren was.
Anders dan vele anderen die naar grensgebieden of het buitenland vluchtten, bleef hij na de staatsgreep in Yangon. Dat besluit werd de 53-jarige noodlottig. Op 23 oktober 2021 werd hij opgepakt. Net als Zeyar Thaw en de twee andere minder bekende activisten Hla Myo Aung en Aug Thura Zaw werd hij zonder recht op verdediging beschuldigd van terrorisme.
‘Wat er ook met hem en de anderen gebeurt, de militairen dragen de volledige verantwoordelijkheid’, waarschuwde echtgenote Nilar Thein enkele weken geleden per audiobericht vanuit haar schuilplaats in de jungle. Tientallen anderen op deathrow wacht mogelijk eenzelfde lot.
Na de ophanging barstten wereldwijde verontwaardiging en afschuw los. Regeringen, VN-functionarissen en talloze andere hoogwaardigheidsbekleders veroordeelden de daad. Ook media die de schijnwerpers al maandenlang voornamelijk op de oorlog in Oekraïne richtten, roerden zich. De doden zijn nu eenmaal vaker nieuws dan de levenden.
Wrang genoeg betrof het hier geen onverwachte gebeurtenis, maar eerder de kroniek van een aangekondigde dood. Nadat een militair tribunaal in januari het doodvonnis uitsprak, en het vervolgens nog eens bevestigde, bracht het meermaals geruchten in omloop om de reacties uit en thuis te testen. In een omineus voorschot op de uitvoering van het vonnis besteedden staatsmedia dagenlang uitgebreid aandacht aan de terroristische daden van het viertal. Anderhalf jaar na de staatsgreep is het leger de controle in een groot deel van het land kwijt. Dat de opstand mede werd aangevoerd door twee activisten die zich al decennia tegen de militaire dictatuur verzetten, zal de junta des te wraakgieriger gemaakt hebben. De executies zijn waarschijnlijk ook bedoeld om Suu Kyi te treffen, die opgesloten zit in de gevangenis van Naypyitaw. De twee bekende activisten hadden een lange en nauwe band met haar.
De VN Veiligheidsraad veroordeelde de executies unaniem. Maar met permanente leden China en Rusland, die tevens militaire, politieke en economische steunpilaren van het regime zijn, is er niet veel kans dat het op dat niveau tot actie komt. Of westerse landen naast alle verontwaardiging grotere politieke wil en daadkracht zullen tonen is ook nog maar de vraag. Anders dan in Oekraïne kunnen de schaduwregering, die na de staatsgreep werd opgezet, en andere groepen die zich verzetten tegen de junta nog niet op veel concrete steun rekenen. Tot nog toe schoven de EU en de VS de verantwoordelijkheid om het conflict op te lossen op het bordje van Asean, de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties. Maar de organisatie is hopeloos verdeeld en als puntje bij paaltje komt opereert ze nog altijd volgens het principe dat situaties in lidstaten interne aangelegenheden zijn – ook al klonk de kritiek op het zwarte schaap in hun midden deze keer stevig.
Het regime verlengde de noodtoestand met een half jaar. Niettemin staan voor 2023 verkiezingen op het programma. Ongetwijfeld hoopt de militaire top dat de wereld de verzetsgroepen zal aansporen om de gewapende strijd te verruilen voor een gang naar de stembus.
Toen de dood van Ko Jimmy bekend werd, klampte Nilar Thein zich nog even vast aan de valse hoop dat het nieuws niet waar zou zijn. ‘Blijf leven, mijn liefste’, postte ze op Facebook. Maar het duurde niet lang of ze schreef: ‘Het is simpelweg moord.’ Ze riep mensen op om geen donaties aan de nabestaanden te doen, zoals in Myanmar gebruikelijk is. ‘Geef het geld aan de revolutie.’