BERLIJN — Op 7 mei 2004 openden de vier Berlijnse kranten met een foto van het holocaustmonument in aanbouw. Het wordt over één jaar plus één dag onthuld, als Duitsland herdenkt dat zestig jaar geleden de nazi-tijd eindigde. Aan de rand van het monument-in-wording staat een platform, zo’n uitkijkpost waarvandaan je vroeger over de Berlijnse Muur naar da drüben kon kijken. Het uitzicht op de bouwput van de gedenkplaats is verbijsterend. Duizend betonnen blokken (de vier Berlijnse kranten hebben ze geteld) van verschillende hoogte staan in een strakke Romeinse veldslag-opstelling. In 2005 zullen het er 2751 zijn (God weet waarom precies 2751). Een labyrint van nieuwe Berlijnse Muren wordt het, op een vlakte ter grootte van drie voetbalvelden. De megalomane gek die dit heeft bedacht (de ontwerper heet Peter Eisenman, hij is architect in Amerika) verdient minimaal één nacht eenzame opsluiting in de voormalige Führerbunker, die trouwens schuin achter zijn «meesterwerk» ligt. Onder zestien meter zand en gewapend beton. Eén van de nog altijd niet ontsloten open wonden van Berlijn. In het parlement maken de politici ruzie. Over het begrotingstekort, over Irak? Neen, over de vraag of Tom Cruise wel of niet een scène voor Mission Impossible III mag draaien in de Reichs tag. De sociaal-democratische voorzitter van het parlement is tegen, de Grünen zijn voor. Welkom in het gekkenhuis dat Berlijn heet.

In Berlijn vindt deze maand voor de 41ste keer het Theatertreffen plaats, het Duits talige theaterfestival, met de tien opmerkelijkste voorstellingen uit Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Er kwamen geen curatoren aan te pas, zoals bij ons in het Theaterfestival. Hier is een jury van zeven leden (allemaal mannen trouwens) aan het werk geweest. De jury koos zeven Duitse, een Oostenrijkse en twee Zwitserse producties. En deed iets opmerkelijks: het 41ste Berliner Theatertreffen werd geopend met de regie van een Nederlandse regisseur, en zal worden afgesloten met een voorstelling van een Vlaming.

Op 1 mei, na de, in Berlijn als vanouds gewelddadige, viering van de dag van de arbeid ging het festival van start met Johan Simons’ regie van Anatomie Titus Fall of Rome — Ein Shakespeare-kommentar van Heiner Müller bij de Münchner Kammerspiele. Een Nederlandse regisseur debuteert op het Berliner Theatertreffen. De Berlijnse kranten reageerden verbaasd: een Hollander die een vergeten Heiner Müller-tekst van de plank haalt, en er ook nog een hersenknersende voorstelling over wraak en geweld van maakt. «Zum Nachdenken», schreef de Berliner Morgenpost. (Anatomie Titus werd besproken in De Groene van 14 februari.) Het «Treffen» wordt op 16, 17 en 18 mei uitgeluid met de Mozart-hommage Wolf van de Vlaamse choreograaf Alain Platel en zijn Les Ballet C. de la B. uit Gent, een voorstelling die ook op het komende Holland Festival is te zien. Daarover later meer.

Er is nóg een opmerkelijk debuut in dit prestigieuze theaterfestival: voor het eerst staat er een productie geprogrammeerd waarin uitsluitend amateurs optreden. deadline (zonder hoofdletter) is de titel van de voorstelling. De theatermakers Helgard Haug, Stefan Kaegi en Daniel Wetzel gaan voor iedere nieuwe stap in een langlopend theatertraject (dat ze om onnaspeurbare redenen Rimini Protokoll noemen) langs bij specialisten, die ze vervolgens verleiden zelf op het podium te gaan staan. Het onderwerp van deadline is de dood, meer in het bijzonder: de organisatie van het sterven. De toonzetting van de anderhalf uur durende theateravond is opvallend licht. Vooral door vondsten als: hoe klinkt een begrafenisdienst, gehoord vanuit de doodskist? Met clichés als: wat is de toptien van Trauerfeiermusik? Met een ex-burgemeester die verhaalt hoe hij een nieuwe loopbaan is begonnen als exploitant van een exclusief, niet routineus gerund crematorium, dat hij Flammarium heeft genoemd.

Het raffinement van de avond zit in het arrangeren van ontroering en verstilling. Een vrouw houdt een vrij technische monoloog over het prepareren van lijken voordat sectie plaatsvindt, en opeens begint ze over haar eigen kankerdiagnose. Er komt een verpleegster voorbij, die een verzameling «laatste woorden» heeft aangelegd, en ons meedeelt dat «mamma» met stip op één staat. Op een groot videoscherm vertellen toneelspelers van Schauspielhaus Hamburg (een van de co-producenten van deadline) hoe het is om sterfscènes te spelen, wat er gebeurt als een collega op de toneelvloer sterft, of wanneer een toeschouwer plotseling in de zaal het leven laat.

In de ensceneringen van klassieke teksten domineert in dit Theatertreffen de kale ruimte, de leegheid als schrikbeeld. «Het is zo leeg hier. Zo vreselijk lelijk» — een tekst van de advocaat Basov, in Maxim Gorki’s Zomergasten, op het Theatertreffen gespeeld door Schauspielhaus Düsseldorf, in de regie van Jürgen Gosch. Gosch is een bekende in Nederland. Van hem wordt Molière’s Tartuffe (door Het Nationale Toneel) naar het komende Theaterfestival uitgenodigd. Bij Gosch’ Sommergäste klimmen de toneelspelers vanaf de eerste rij het podium op. Ze treffen daar een lege ruimte, zonder deuren of ramen, een ruimte die ze vullen met hun lawaaierige kleinburger-platitudes. De bezetting van Sommergäste is hier overwegend jong, dus tegen de speeltraditie van het stuk in. Hier geen uitgebluste veertigers maar vlammende twintigers en dertigers, die iedere gelegenheid aangrijpen om elkaar niet te laten uitspreken. Ze buitelen over elkaar heen, kletsen over een toekomst waar ze geen enkele ruimte meer voor zien. Zelfs de personages die zeggen over een utopie te dromen, spreken daarover met een rauwheid die zo’n utopie op voorhand aan gruzelementen slaat. Sommergäste is een meedogenloze voorstelling, de acteursregie is precies, de karakters lijken wandelende tijdbommen. In de kale achterwand schuift in de loop van de bijna drie uur durende productie een vierkant venster van rechts naar links, uitzicht biedend op een omgewaaide dennenboom, van de kruin tot de wortels. Ook de ontworteling door zelfmoord heeft in deze hel van jonggestorven idealen geen zin. Als een personage het tóch probeert, en zwaar gewond in een collectieve piëta wordt omhelsd, reageert iemand cynisch: «Hier sterbt keiner». Deze jonge yuppen ruziën zich liever dood.

De Zwitserse theatermaker Christoph Marthaler en zijn vaste ontwerper Anna Viebrock zijn de belangrijkste gasten op dit Berliner Theatertreffen. Ze namen op 10 mei de jaarlijkse toneelprijs van de stad Berlijn in ontvangst. Schauspielhaus Zürich toonde tijdens het festival twee producties waarin Marthaler en Viebrock samenwerkten. Afscheidsproducties zijn het, want het gouden koppel is door de Zwitserse stad voortijdig afgeserveerd. Te brutaal en gewaagd (wat waar is), te weinig publiek (wat niet waar is). Hoe dan ook, ze gaan na drie jaar weer zwerven. En mogelijk ergens een nieuw theaterhuis zoeken.

Afscheidsvoorstelling nummer 1 is Dantons Tod, het stuk over de teloorgang van de Franse Revolutie. Over de erotiek van de opstand en het on-erotische proza van de opstandelingen. Schrijfdebuut van het Duitse heethoofd Georg Büchner, uit 1835. De levensgenieter Danton en de kille rekenmeester van de revolutionaire terreur, Robespierre, treffen elkaar bij Marthaler in een afgetrapte stationsrestauratie (ontwerp: Viebrock), waar Napoleon-bier wordt geschonken. Het uithangbord geeft de tekst: Letzte Partie. Dit is een eindspel, in het café van de verloren illusies. Dat spel kent slechts verliezers. Robespierre is een bureaucraat die lijdt aan overgewicht. Zijn krachteloze teksten (gemompeld of rug zaal in een microfoon gesproken) missen ieder doel, missen in ieder geval zijn belangrijkste opponent, Danton. Robespierre: «De ondeugd moet bestraft worden, de deugd moet door terreur regeren.» Danton: «Ik zou mij schamen tussen hemel en aarde rond te lopen met dezelfde puriteinenkop, alleen om het droeve plezier anderen slechter dan mijzelf te vinden.» Een discours over utopie versus normen & waarden, een debat tussen doven.

Om de mannen heen wordt tijdens de voorstelling de treurige stationsrestauratie door toneelmeesters ontmanteld, afgebroken. Aan het eind rest een kale ruimte, met neon belicht, tralies voor de ramen. De cel waarin de revolutionairen, in afwachting van de guillotine, elkaar met lege teksten moed inspreken. Dantons Tod is een verdrietige voorstelling, zo melancholisch heb ik Marthaler nog nooit gezien. Büchners teksten worden droog gereciteerd. Er is geen hoop meer op een betere toekomst. Als een rode draad door de productie loopt de Marseillaise: Le jour de gloire est arrivé! Maar niet heus. De hymne wordt voor de pauze gezongen en gemimed door een kwartet van potentiële revolutie-weduwen. Het Franse volkslied voor doven en gehoorgestoorden — een even hilarisch als pijnlijk slapsticknummer. Als Danton en zijn makkers vlak voor de onthoofding met droogscheerders van kunststof zijn geprepareerd voor hun executie tokkelt de musicus van de voorstelling uit de scheermesjes in plastic een laatste, stille versie van de Marseillaise.

Zo treurig kan een afscheid niet zijn, mág het Marthaler-afscheid van Zürich ook niet zijn. Gebeurt ook niet. Christoph Marthaler zwaait zichzelf en zijn ensemble in Zürich uit met een avond vol zang, Liederabend O.T. — Eine Ersatzpassion. Vrij vertaald: Zonder titel — Een surrogaat-Passie. We zien het leeg geruimde decor van de voorstelling Dantons Tod. Een van Marthalers lievelingsacteurs, de tengere Uelli Jäggi, probeert samen met Danton-vertolker Robert Hunger-Bühler een in plastic verpakt tapijt te ontrollen. Het begin van een lange verhuizing. De lege ruimte moet weer worden volgebouwd. Pianist Clemens Sienknecht, in hemelsblauw kostuum en met een bril met glazen min-twintig, zet op een harmonium de opening van de Matthäus Passion in: «Kommt ihr Töchter, helft mir klagen». Zangeres Rosemary Hardy doet het koor in haar eentje. Dat kan helemaal niet, maar bij Marthaler kan dat wel. Opening van een avond die net zo geweldig is als Schuberts Die schöne Müllerin van twee jaar terug, vorig jaar een topstuk van Marthaler op het Holland Festival.

Nog meer herkenbaar dan toen zijn nu zijn inspiratiebronnen: Laurel & Hardy, de Beierse komiek Karl Valentin, absurde en fysieke theatergrappen. Een monumentaal gevecht van drie mannen met een uit elkaar vallende boekenkast. Een naar adem happende man, opgesloten in een vitrine. De vogelkooi, die Marthalers zangwonder Graham F. Valentine regelmatig «pretty boy, pretty boy» toefluit — maar er zit geen vogel in. Wat blijft is de muziek. Zonder zang is Marthalers theater een lege huls. Een Bach-koraal gaat naadloos over in het Dolly Parton-nummer The Pain of Loving You. De man aan de piano brengt de mooiste pastiche van Abba’s Waterloo ooit gehoord. En als Time to Say Goodbye klinkt, is het weemoed alom op de ondertussen overvolle speelvloer.

Christoph Marthaler is na zijn driejarige, voortijdig afgebroken intendantschap in Zürich weer thuisloos. Zwitserland was ooit een thuis, maar het bood de theatermaker geen echt warm huis. Hij gaat nu weer zwerven. Eerste station: Nederland, Eindhoven, Zuidelijk Toneel/Hollandia. Komend najaar maken Christoph Marthaler en zijn mensen daar Heijermans’ Op hoop van zegen — Seemannslieder. Een avond om nu al reikhalzend naar uit te kijken.