2021 was het jaar dat Niña Weijers het zelf doen opnieuw uitvond. Sowieso het jaar waarin we van haar verschillende transformaties op de voet konden volgen via haar vaste tweewekelijkse column in de Dichters & Denkers.

Het was ook het jaar dat Ester Naomi Perquin, die andere tweewekelijkse columnist, met haar dochter naar de dierentuin ging; ze had bedacht dat haar dochter voor het eerst giraffen kon gaan zien, misschien olifanten. Het liep allemaal anders, een gedicht van Rilke over weer een andere diersoort popte op in haar hoofd.

Kees ’t Hart maakte ook iets vreemds en onverwachts mee. Nu is hij toch al de criticus die niet ophoudt zich te verwonderen terwijl hij de actuele Nederlandse literatuur tot zich neemt, maar nu dacht hij bijvoorbeeld zomaar dat hij net als Peter Terrin zou moeten gaan schrijven.

Christiaan Weijts ontpopte zich meer en meer tot een nieuwsgierig, ontvankelijk doch gedegen beschouwer van nieuwe Nederlandse fictie. Zo las hij de nieuwe Grunberg en kwam tot inzichten waarbij hij zichzelf een paar keer op het hoofd moest krabben. Ben ik niet te kritisch, ben ik niet te meegaand, slaat het ergens op wat ik vind… Onze medewerkers, hoe lang ze ook al het meest spannende ambacht op aarde uitoefenen, houden nooit op ook zichzelf te bevragen.

Ook opmerkelijk: Merijn de Boer kocht een boek van Valery Larbaud, puur omdat dit een van de lievelingsschrijvers van Jacques Gans was. Zijn aanstekelijkheid bleef niet zonder gevolgen: bij mij kwam in ieder geval de tot dan toe onbekende Larbaud op het nachtkastje te liggen. Wat wil je nog meer van je boekenbijlage dan dat je kunt afgaan op je vaste voorgangers, dat die je op de hoogte brengen van het interessantste wat er verschijnt, en je gesticht, verrast en geënthousiasmeerd achterlaten.