Een dag voordat Trump zijn inreisverbod voor mensen uit zeven landen in het Midden-Oosten uitvaardigde, vloog ik met een KLM-toestel oostwaarts de wereld over. Boven het zuiden van Rusland dronken we onze derde gin-tonic, we proostten op de vakantie en mijmerden over newsfeed-loze dagen in de buitenlucht.
Met een highspeed-trein werden we een paar uur later Hongkong in gespuwd. Verdwaasd liepen we door de straten van de stad, niet goed wetend of we omhoog moesten kijken in de richting van de torenhoge wolkenkrabbers of omlaag, waar voetgangers gekluisterd aan iPhones door elkaar krioelden, gevilde kippen aan vleeshaken in de lucht hingen, weckpotten met gedroogde vissen en zeepaardjes zusterlijk naast tubes tandpasta en flessen shampoo stonden opgesteld op de schappen van een apotheek. Roomblanke vrouwen met pareloorbellen maakten reclame voor Aziatische schoonheidsproducten. Jongens in goudglimmende hanenpakken poseerden voor selfies met voorbijgangers. Twee gesluierde vrouwen liepen arm in arm langs een boeddhistische monnik; een man zonder benen zong een Kantonese interpretatie van een lied van Adele door een plastic karaoke-microfoon.
Wat wij hier op straat zagen was volgens mijn vriendin, die al vijf jaar in Hongkong woont – tegenwoordig samen met haar geliefde in een efficiënt ingerichte postzegel op de 28ste verdieping van een wolkenkrabber midden in de stad – een uitgestorven toestand. In heel China was momenteel de jaarlijkse volksverhuizing aan de gang van mensen die bij hun familie moesten raken voor de viering van het Chinese nieuwjaar. Het hoogste gebouw van de stad projecteerde onophoudelijk beelden van een vrolijk kraaiende haan die er zonder enige reserve aan leek te beginnen, borst vooruit, kuif in de lucht, volledig in tune met het Jaar van de Macho dat een week daarvoor in het Westen had aangevangen.
Op een half uur rijden van de metropool bevond zich ons vakantiehuis aan het strand. De wolkenkrabbers hadden plaatsgemaakt voor veelkleurige huisjes van beton, overwoekerd met weelderig bloeiende planten. Rijke Hongkongers en expats die de grote stad moe waren kwamen hier wonen, vertelde mijn vriendin toen we op het strand waren neergestreken. Ze wees naar de strandvilla’s aan de randen van de baai. Die stonden achter hoge muren waar permanent bewaking aanwezig was. Groepjes Engelsen zaten met flessen wijn op picknickkleden, stadsmensen met selfiesticks slenterden langs de waterlijn. Chinese families baatten strandtentjes uit, Thaise migranten runden een restaurant aan de overkant van de straat. Op weekendochtenden kwamen bankiers op wielrenfietsen om zich in het zweet te werken na een week keihard werken.
Ik dacht aan reisschrijver en lanterfanteraar Geoff Dyer, die maanden in een dorp als dit zou kunnen doorbrengen zonder een vinger te verroeren en achteraf toch met een briljant essay op de proppen zou komen over oost, west, de diepe rijkdom en de peilloze verveling van het globale kapitalisme.
Wij, de vers gearriveerde Nederlanders, praatten over Mark Rutte’s krampachtige omhelzing van het populisme, Wilders in Koblenz, de nieuwe splinterpartijen op rechts. Het Forum voor Democratie? vroegen mijn vriendin en haar geliefde. Van de pianoliggende, zelfverklaarde ‘belangrijkste intellectueel van Nederland’ Thierry Baudet hadden ze nooit gehoord. Er kwam hier veel minder binnen, vertelden ze. Nederlands nieuws wordt al gauw een abstractie als je al jaren niet meer in Nederland woont. Chinees nieuws komt vooral binnen via een westerse omweg. Zelfs de Engelstalige South China Morning Post, wiens hoofdredacteur tegenwoordig een Chinees van het vasteland is, censureert zonder aarzeling als dat gunstiger is voor de verhoudingen met de Chinese regering. Hun grootste inkomstenpost is trouwens niet de verkoop van kranten, maar de uitbating van het gigantische billboard dat deel uitmaakt van hun kantoorpand in het centrum van Hongkong.
Wat is een gezonde hoeveelheid informatie? Waar ligt de grens tussen verontrusting en obsessie? Ben je het als politiek bewust mens verplicht aan jezelf om iedere ochtend te beginnen met een scroll door de kranten om te kijken welk decreet Trump en de zijnen de nacht ervoor nu weer hebben ondertekend? Moet ik een digitaal abonnement op The New York Times nemen omdat ik altijd na drie dagen al aan mijn limiet van tien gratis artikelen per maand zit? Moet ik mijn smartphone weren uit mijn slaapkamer? (Ja).
Hoe apolitiek is het om voor een week vakantie naar de overkant van de wereld te vliegen? Op de terugvlucht krijg ik van een struise Hollandse stewardess een Volkskrant in mijn handen gedrukt. Op de voorpagina: een artikel over hoe de KLM een Iraans echtpaar op leeftijd, dat dagenlang vastzat op Schiphol wegens Trumps inreisverbod, aan zijn lot overliet. Een hotelkamer zat er vier nachten lang niet in. Ik staar naar het magische Nederlandse paspoort in mijn handen en de veiligheidsinstructies in Delftsblauw op het schermpje voor me. Wanneer we loskomen van de grond en ik diep in mijn stoel word gedrukt, weet ik dat geen enkele beweging vrijblijvend is.