AAN DE ZUIDKANT van Harare, de hoofdstad van Zimbabwe, ligt hoog boven de boomtoppen een monstrueus monument voor de helden van de bevrijdingsoorlog uit de jaren zeventig. Het donkergranieten gedenkteken op ‘National Heroes Acre’ is zo’n honderd meter breed en honderd meter lang en moet een bovenmaatse kalasjnikov voorstellen. Hier liggen, onder glimmende zwarte stenen, de mannen begraven die in 1980 na jarenlange witte dominantie Zimbabwe teruggaven aan de Zimbabwanen.
Joshua Nkomo bijvoorbeeld, de leider van de ZAPU, de Zimbabwe African People’s Union, die in 1980 werd opgenomen in de eerste democratisch gekozen regering, maar in 1982 door premier Mugabe op straat werd gezet en de oppositie in ging. Nkomo was de Morgan Tsvangirai van begin jaren tachtig. In 1987, na jaren van terreur tegen zijn achterban in het zuidelijk gelegen Matabeleland, kwam Nkomo met Mugabe overeen dat zijn partij ZAPU zou opgaan in Mugabe’s ZANU (Zimbabwe African National Union). Daarmee werd Zimbabwe de facto een eenpartijstaat. En passant verwierf Mugabe via een grondwetswijziging het presidentschap en kreeg hij verregaande controle over zijn land.
‘Gukurahundi’ heette de operatie die Nkomo deed zwichten. Dat betekent in Mugabe’s Shona-taal ‘de vroege regen die het kaf wegwast voor de lenteregens’. Tussen 1982 en 1987 werden op instigatie van Mugabe onder Nkomo’s achterban zeker tienduizend mensen afgeslacht.
Meer dan twintig jaar geleden is dat. Maar door het Westen werd de Brits geschoolde en kopjes thee nippende voormalige guerrillaleider Mugabe op handen gedragen. Over de misdaden die zijn in Noord-Korea geschoolde ‘Vijfde Brigade’ in Matabeleland pleegde, was in West-Europa en in de Verenigde Staten hoegenaamd alles bekend, maar Mugabe kwam ermee weg omdat hij nodig was in de strijd tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika en omdat hij in 1980 bij de zelfstandigheid van Zimbabwe zo’n verzoenende toon had aangeslagen tegen de witte kolonisten, die het grootste deel van de economie in handen hadden.
Hij sprak de taal die rijke landen, altijd ontvankelijk voor een Afrikaans succesverhaal, graag wilden horen. De voormalige onderwijzer ontwikkelde in de eerste jaren na de onafhankelijkheid in economisch opzicht zijn land in hoog tempo, zorgde voor degelijk onderwijs, voor goede gezondheidszorg en voor een mooie infrastructuur. Volkerenmoord en gerommel aan de constitutie pasten niet in het beeld dat het Westen van Mugabe had en zo graag koesterde.
‘Iedereen wilde in Robert Mugabe geloven’, meent ook Mugabe-biograaf Heidi Holland. De witte Rhodesiërs, schrijft ze in haar onlangs verschenen boek Dinner With Mugabe, wilden hun comfortabele leven na jaren van burgeroorlog weer oppakken en de Britse regering zag de in Zimbabwe na het Lancaster House-akkoord gevestigde democratie als een groot succes van het eigen ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Vrijwel iedereen die aan de bel had moeten trekken, keek de andere kant op.’
In haar boek verbindt Holland een ontmoeting met de vrijheidsstrijder Mugabe in 1975 bij haar thuis in toenmalig Rhodesië aan een lang interview met de despoot Mugabe in 2007. Het Westen, de Britten in het bijzonder, heeft Mugabe gemaakt wie hij is, betoogt Holland, maar nog altijd begrijpen we niet hoe we met hem en vooral met zijn paranoia moeten omgaan.
Al midden jaren negentig, schrijft de Brit Martin Meredith in een andere biografie, was Mugabe ‘een opvliegende en prikkelbare dictator, die geen oppositie duldde, wetten en mensenrechten verachtte, omgeven werd door kruiperige ministers en onverschillig was voor incompetentie en corruptie om zich heen’. Deels door de val van het apartheidsregime in Zuid-Afrika en deels door wanbeheer ging het na de ogenschijnlijke successen in de jaren tachtig zelfs met de economie van Zimbabwe snel slechter – met als resultaat dat Mugabe op zoek naar snelle winst partij koos in het megaconflict in Congo en troepen stuurde naar de mineralenrijke Katanga-provincie. ‘Mugabe bleef geloven in zijn eigen grootsheid’, schrijft Meredith.
En het Westen hield zich stil.
Pas toen Mugabe op weinig subtiele wijze de landbouwgrond wilde herverdelen, sloegen we alarm. In het door de Britten tot stand gebrachte akkoord in 1980 was overeengekomen dat jaarlijks vanuit Londen geld beschikbaar zou komen om het land, dat nog altijd grotendeels in handen was van de witte kolonisten, eerlijker te verdelen. Maar toen in 1997 Tony Blairs minister van Ontwikkelingssamenwerking Clare Short liet weten daartoe niet langer bereid te zijn, voelde de Zimbabwaanse president zich in zijn hemd gezet. De Britten die hem altijd met zoveel égards behandelden, hadden hem verraden, zegt hij in het boek van Holland. Dat reageerde hij af op de paar duizend witte boeren die in eigen land zijn economie draaiende hielden. Vanuit kantoren van Mugabe’s ZANU-PF werden zogenaamde oorlogsveteranen op de witte boerderijen afgestuurd om hun deel van het land dan maar kwaadschiks te confisqueren.
Met de getroffen witte boeren konden we ons gemakkelijk identificeren. Hun treurige lot haalde maandenlang de voorpagina’s van de kranten, terwijl voor de desastreuze gevolgen van de sluiting van de megaboerderijen voor de arme, zwarte landarbeiders minder belangstelling bleek. Tony Blair noemde Mugabe een ‘dictator’, George Bush schaarde Zimbabwe onder de ‘outposts of evil’ en oppositieleider Morgan Tsvangirai werd overladen met financiële en logistieke westerse steun. Mugabe zag zijn gelijk bevestigd: het Westen was hypocriet en racistisch. En in zekere zin had hij daarin gelijk. In ieder geval maten veel westerse landen met twee maten. Want terwijl half Afrika brandde, leek in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten eigenlijk alleen maar aandacht te bestaan voor de witte boeren in Zimbabwe.
Hoe scherper de kritiek, hoe dieper Mugabe zich ingroef. Dat bleek ook eind maart, toen de internationale media en bovenal westerse regeringen hem prematuur hadden afgeschreven toen tegenkandidaat Morgan Tsvangirai in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen iets meer stemmen haalde dan Mugabe. Alleen voormalig aartsbisschop Tutu van Zuid-Afrika bracht in een tactische poging Mugabe ‘waardig’ te laten vertrekken de ‘goede dingen’ uit het verleden in herinnering. De Britten en Amerikanen lagen op ramkoers.
De ‘euforische reacties’ op het succes van Tsvangirai, schreef een boze columnist in Oeganda, ‘roepen nieuwe vragen op over de motieven van Britse en andere westerse regeringen en hun volgzame pers’. ‘Waarom zijn ze zo geobsedeerd door Mugabe’s reputatie op het gebied van bestuur en mensenrechten, terwijl ze de andere kant op kijken of zelfs helpen als president Museveni (van Oeganda – pv) politieke tegenstanders arresteert en opsluit?’
Op de heldenheuvel in Harare ligt ook één vrouw begraven: Sally Mugabe. Naast het graf van de in 1992 overleden first lady bevindt zich een zwarte tombe die al vele jaren dagelijks keurig wordt afgestoft, maar nog altijd niet in gebruik is. Voor de grootste held van de Zimbabwaanse guerrilla gaat de strijd nog even door.
Robert Gabriel Mugabe is 84 jaar oud en afgelopen zondag werd hij voor de vierde keer geïnaugureerd als president van Zimbabwe. Zelden waren er zo weinig hoogwaardigheidsbekleders bij de plechtigheid aanwezig – zelfs collega’s uit buurlanden namen niet de moeite om voor het inderhaast georganiseerde feestje in het vliegtuig te stappen.
Ook Morgan Tsvangirai, leider van oppositiepartij Movement for Democratic Change, liet de uitnodiging aan zich voorbijgaan. Maar een andere uitnodiging van Mugabe accepteerde hij wel. Een dag voor de schijnverkiezingen van vrijdag had de president tijdens een van de laatste campagnebijeenkomsten voor zijn ZANU-PF de ‘broeders van de MDC’ gevraagd om langs te komen ‘om onze problemen te bespreken’. En na de inauguratie voegde hij daaraan toe dat ‘vroeg of laat serieuze besprekingen zullen beginnen’.
Tsvangirai, die nog altijd op de compound van de Nederlandse ambassade verblijft, wil met Mugabe rond de tafel, op voorwaarde dat de Afrikaanse Unie en de SADC (Southern African Development Community) aan de onderhandelingen leiding geven. Maar waarover zouden Mugabe en de murw geslagen oppositie kunnen onderhandelen zonder dat Tsvangirai het gevaar loopt net als Nkomo in 1987 ingekapseld te worden?
Tsvangirai had eind maart tijdens de eerste ronde van de presidentsverkiezingen weliswaar de meeste stemmen en eiste aanvankelijk het presidentschap op, maar hij zou volgens zijn vertrouwelingen inmiddels bereid zijn om de macht met Mugabe naar Keniaans voorbeeld te delen: Mugabe als ceremoniële president, Tsvangirai als premier.
Het is de vraag of Robert Mugabe zo ver zou willen gaan. Hij heeft er, gezien de inmiddels breeduit gedocumenteerde misdaden uit het verleden, baat bij tot zijn dood onschendbaarheid te genieten. Als president kan hij daar zeker van zijn. De door bijvoorbeeld columnist Nicholas D. Kristof in The New York Times geopperde mogelijkheid om Mugabe met pensioen te sturen en hem vijf miljoen dollar en een mooi huis in Zuid-Afrika mee te geven, lijkt wat dat betreft weinig realistisch. Iedere Afrikaanse despoot weet dat de Liberiaanse dictator Charles Taylor, die in 2003 een rustig pensioen in Nigeria werd beloofd, nu in de gevangenis in Scheveningen zit.
Om de onderhandelingen enige kans van slagen te geven, zouden vooral de Britten en de Amerikanen hun toon richting Mugabe moeten matigen, meent Mugabe-biograaf Heidi Holland. Dat de Britse premier Gordon Brown Mugabes presidentschap ‘niet legitiem’ heeft genoemd is ‘niet slim’, zei ze in een interview voor een internetnieuwsbrief over Afrika. ‘Het werkt averechts. Als er iets is waar Mugabe niet tegen kan, dan is het wel afwijzing of vernedering. Zijn reactie hierop is altijd dezelfde: wraak. Hij reageert zijn woede echter niet af op zijn criticasters in het buitenland, maar op zijn eigen bevolking.’
Zoals bisschop Tutu direct na de eerste ronde van de presidentsverkiezingen probeerde, moet de buitenwereld, en dan vooral Groot-Brittannië, volgens Holland ‘toenadering tot Mugabe’ zoeken. ‘Mugabe voelt dat hij niets meer te verliezen heeft. En aan mensenlevens hecht hij niet. Hij is momenteel kwader dan ooit, omdat hij weet dat hij de verkiezingen eigenlijk heeft verloren. Dit alles samen maakt hem een buitengewoon gevaarlijk man. Het is niet slim om met zo iemand de diplomatieke banden te verbreken. Je moet juist zorgen dat hij op een gegeven moment wél weer iets te verliezen heeft.’
Heidi Holland, Dinner With Mugabe: The Untold Story of a Freedom Fighter Who Became a Tyrant (Penguin South Africa, 2008)