
Nederlandse Somaliërs die de afgelopen jaren zijn verhuisd naar het Verenigd Koninkrijk geven daarvoor een economische reden: daar kun je bijvoorbeeld gemakkelijker een bedrijf of winkel beginnen. Of ze dragen er sociaal-culturele motieven voor aan. In steden als Birmingham en Londen zijn grote Somalische gemeenschappen, waardoor het mogelijk is meer van de eigen cultuur te beleven. Helaas is meisjesbesnijdenis echter ook onderdeel van de Somalische cultuur – in het land van herkomst is maar liefst 97,9 procent van de vrouwen genitaal verminkt – en ook dat lijkt een reden voor de emigratie te zijn.
Door een maas in de Britse wet kunnen Somalische ouders uit Nederland, Zweden en Duitsland namelijk niet vervolgd worden voor de verminking van hun dochters, legt Nimco Ali uit. ‘Zolang ouders geen permanente verblijfsvergunning hebben of Brits onderdaan worden, kunnen zij niet strafrechtelijk aangepakt worden voor het laten besnijden van hun dochters.’ Er waren al langer geruchten dat meisjesbesnijdenis een grote rol speelt bij de verhuizing van Somaliërs uit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk, maar het was onduidelijk wat nu precies het voordeel zou zijn van zo’n stap, omdat de Britse wetgeving op dit punt een stuk strenger is dan de Nederlandse. De door Ali ontdekte juridische sluiproute biedt een logische verklaring.
Nimco Ali groeide op in Bristol. In 2007 stond ze voor een klas met veertien Somalische meisjes – de helft was in Nederland geboren – van wie dertien genitaal verminkt waren. ‘Ik schrok me dood’, herinnert ze zich. ‘In die tijd sprak ik nog niet over mijn eigen ervaring met genitale verminking, het was gewoon te moeilijk.’
In het midden van de jaren negentig was ze zelf besneden. ‘Als ik erover sprak, dacht iedereen dat ik gek was en wilde niemand er iets mee te maken hebben.’
Eén scène staat haar nog voor de geest. ‘Ik belde aan bij mijn tante uit Nederland die tijdelijk in Bristol woonde. De jongste van mijn drie nichtjes deed open. Zij was gekleed in een soort huisjurk; dat riep enorme weerzin op bij mij, want dat was wat ik moest dragen nadat ik genitaal was verminkt. Ik keek haar aan en vroeg waarom ze dat droeg. En toen zei ze: o, dat helpt omdat mijn billen zijn gesneden. Ik liep de huiskamer in. Het leek op een scène uit een film over heksen, waar ze om een ketel zitten en al die instrumenten en dingen hebben. Mijn tante, mijn moeder en andere vrouwen zaten daar en ik vroeg: heb je de meisjes laten besnijden? En zij reageerde: ja, dat heb ik bij alledrie laten doen.’
Elf jaar later kreeg de middelste van de drie meisjes enorme gezondheidsproblemen, vertelt Ali. ‘Haar eierstokken moesten worden verwijderd. Dit meisje kan nooit kinderen hebben omdat zij genitaal verminkt is.’
Nimco Ali strijdt nu al jaren tegen genitale verminking van meisjes en is medeoprichter van de Daughters of Eve (2010) en The Five Foundation (2019), die internationaal werkt.
Meisjesbesnijdenis wordt volgens Nimco Ali door de Britse instanties nog steeds te veel beschouwd als een vorm van kindermishandeling. En dat zorgt voor veel verwarring als het om de Somalische gemeenschap gaat. ‘De meeste kinderen zijn goed gevoed en verzorgd’, zegt ze, ‘ze gaan naar school en het huis is schoon. Dus blijft het onder de radar van de traditionele Britse kinderbescherming. Die let op fysieke kenmerken van verwaarlozing. En dat is niet van toepassing op Somalische gezinnen of in het algemeen op gezinnen waar meisjes genitaal worden verminkt of gedwongen worden uitgehuwelijkt. Dat brengt mijn goedbedoelende witte collega’s in verwarring. Ze zeggen dat het kind er normaal uitziet of dat ze de moeder niet naar de gevangenis willen sturen. Maar ik zou niet wegkomen met het afsnijden van de vinger van mijn nichtje, zeg ik dan. En dan zeggen ze dat het iets cultureels is. Dat maakt mij woedend.’
Toch is de Britse wetgeving tegen genitale verminking wel aangescherpt. Vóór 2015 viel genitale verminking van meisjes, net als nu nog in Nederland, onder ‘gewone’ kindermishandeling, maar onder de nieuwe Britse regels zijn artsen en verpleegkundigen verplicht om genitale verminking te melden en te registreren. Er is een ‘risico-indicatiesysteem’ dat artsen in staat stelt om vast te stellen of meisjes het gevaar lopen om besneden te worden. Als zij tot de risicogroep behoren, wordt dit in hun medische dossier aangetekend. Naar schatting zijn zo’n 137.000 vrouwen in het Verenigd Koninkrijk genitaal verminkt, bij wie dit voor het overgrote deel gebeurd is voor zij emigreerden. Maar volgens Nimco Ali heeft zo’n twintig procent van de verminkingen plaatsgevonden bij meisjes die in Groot-Brittannië zijn geboren.
Preventie is een belangrijk onderdeel van de maatregelen in de nieuwe wetgeving. Op vliegvelden wordt in het kader van Operatie Spotlight bij vluchten naar Afrikaanse landen en het Midden-Oosten voorlichting gegeven over de schadelijkheid van genitale verminking van meisjes. Gezinnen met dochters in de gevoelige leeftijd kunnen ook worden ondervraagd over het doel van de reis. Daarnaast is er een telefonische hulpdienst waar meisjes informatie kunnen krijgen en kunnen praten over hun angst om besneden te worden. Deze hulplijn is in 2018 in totaal 650 keer gebeld. Verder zijn scholen en maatschappelijk werkers verplicht verdenkingen van (voorgenomen) genitale verminking te melden.
De controles op vliegvelden gelden niet alleen bij uitgaande vluchten naar zogenaamde risicolanden. De Britse krant The Independent sprak vorig jaar september met Hoda Ali, net als Nimco Ali activiste en slachtoffer van genitale verminking. Zij vertelde dat ouders niet alleen hun dochters meenemen op ‘vakantie’ om te worden besneden. ‘In de gemeenschappen waar deze praktijken bestaan, zeggen mensen tegen elkaar: mijn dochter moet besneden worden, en ze betalen de “snijdsters” om naar het Verenigd Koninkrijk te komen en de meisjes hier te besnijden.’
Meisjes met de Britse nationaliteit – vaak ouder dan de meisjes die vanuit Nederland naar Kenia worden gebracht – worden volgens Hoda Ali vaak in het Verenigd Koninkrijk zelf besneden. Dit gebeurt ondanks de aanscherping van de Britse wetten tegen vrouwenbesnijdenis, omdat de praktijk met stilzwijgen is omgeven. Daardoor is het ook onmogelijk om een realistisch beeld te krijgen van de omvang ervan. ‘Ik weet dit omdat ik met meisjes heb gesproken die verminkt waren in Sheffield, Birmingham en Londen.’
Zowel de Britse politie als het landelijke centrum dat genitale verminking in kaart brengt, bevestigt dat zij meldingen hebben ontvangen over het invliegen van snijdsters, maar zegt dat zij onvoldoende informatie hebben om tot vervolging over te kunnen gaan. Politie en grensbewaking zijn wel geïnstrueerd om bij binnenkomende vluchten uit zogenaamde risicolanden alleenreizende oudere vrouwen eruit te pikken en hun bagage te controleren op instrumenten die mogelijk gebruikt kunnen worden voor besnijdenissen.
De scherpere maatregelen hebben geleid tot enkele arrestaties, maar daaruit is slechts één veroordeling voortgekomen. Begin vorig jaar werd een Brits-Oegandese vrouw veroordeeld wegens het genitaal verminken van haar dochtertje. In augustus 2017 brachten de ouders het hevig bloedende meisje naar het ziekenhuis en zeiden dat zij van het aanrecht op een open kastdeur was gevallen. Maar de artsen constateerden dat de verwondingen veroorzaakt waren door bewuste verminking. Door het overtuigende fysieke bewijs kon het in dit geval tot een veroordeling komen. Meestal is dat niet zo en worden kinderen bovendien geïnstrueerd om tegen de politie te liegen.
Het strenge beleid roept echter ook kritiek op. Naana Otoo-Oyortey van de vrouwenorganisatie Forward deed samen met de Universiteit van Huddersfield in Bristol onderzoek naar de gevolgen van de maatregelen.
De gemeenschappen hebben op zich geen probleem met de nieuwe wetten, concludeert ze, maar wel met de manier waarop die wordt uitgevoerd. Die leidt tot spanningen. ‘Ze voelen zich gestigmatiseerd en maken zich zorgen over etnisch profileren.’
De klachten hebben vooral betrekking op ongegronde verdenkingen van onderwijzend personeel op scholen, onaangekondigde huisvisites van politie en maatschappelijk werk, opdringerige ondervragingen door gezondheidswerkers, ongegrond lichamelijk onderzoek van meisjes en ondervragingen op vliegvelden door politieagenten. Dit laatste wordt als vernederend ervaren.
De officiële richtlijn voor het beoordelen van risico op besnijdenis noemt onder meer als indicatie dat ‘een gezin het land verlaat voor een langere periode naar een gebied waar genitale verminking veel voorkomt’. Hierdoor worden veel gezinnen geconfronteerd met verdenkingen als zij een verlengde vakantie aanvragen om naar hun land van herkomst te reizen. Dit wordt dan gemeld bij maatschappelijk werk en dan volgen er huisvisites door politie en maatschappelijk werkers.
Activiste Nimco Ali reageert fel op de kritiek van Naana Otoo-Oyortey. ‘We moeten stoppen met het luisteren naar organisaties die de gemeenschappen vertegenwoordigen’, zegt ze. ‘Er zijn bepaalde risicoprofielen en risicolanden. Als je naar een gebied reist waar genitale verminking algemeen is en je voldoet aan het risicoprofiel, dan moet je vragen beantwoorden op het vliegveld. Die risicoprofielen zijn gebaseerd op het besneden zijn van de moeder.’
Ali beschouwt dit niet als etnisch profileren en geeft een recent voorbeeld. ‘Een meisje van acht werd teruggestuurd van het vliegveld. Zij was van school gehaald door haar tante, die zei dat de grootmoeder overleden was en dat ze naar de begrafenis gingen. Maar de moeder van het meisje bleef in Bristol. Nanaa en de Somalische gemeenschap maakten zich drukker om de kosten van het niet gebruikte vliegticket en om het onder vuur liggen van de gemeenschap dan om het lot van het meisje.’ De discussie had volgens Ali moeten gaan over het ongeloofwaardige excuus waarmee een meisje van acht van school wordt gehaald.
Ali is boos over de onwil in de Somalische gemeenschap om mee te werken aan juridische stappen tegen meisjesbesnijdenis. ‘Veel van deze organisaties zeggen dat het inschakelen van de politie of het vervolgen van een misdrijf als genitale verminking van meisjes contraproductief is. Ze besteden al hun tijd aan het praten over vrouwenbesnijdenis, in plaats van er iets tegen te doen. Als je vraagt wat ze dan wel doen, zeggen ze dat ze mensen bewust maken van genitale verminking van meisjes en erover praten. Maar de wet moet hier de basis voor zijn en het moet mogelijk zijn mensen te vervolgen om werkelijk tot deze gemeenschappen te laten doordringen dat dit moet ophouden en dat het onacceptabel is.’
Otoo-Oyortey erkent dat de nieuwe wetgeving ook positieve effecten heeft. Zij vertelt dat tussen 2015 en 2019 inmiddels 348 beschermingsmaatregelen zijn genomen. ‘Dat geeft duidelijk enige bescherming voor meisjes die risico lopen, maar de gegevens moeten nog verder worden onderzocht om te zien welke extra maatregelen er nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze wettelijke mogelijkheid optimaal wordt gebruikt.’ Het aantal gemelde gevallen is in dezelfde periode ook toegenomen.
In het Verenigd Koninkrijk lijkt er sprake te zijn van een strijd tussen twee stromingen: één die ferm wil ingrijpen en één die alles via de betrokken gemeenschappen wil laten lopen en inzet op bewustwording en voorlichting. Dat laatste is ook wat er in Nederland gebeurt, ook omdat er bij genitale verminking geen meldplicht bestaat voor medici. Daardoor is het in Nederland praktisch onmogelijk om ouders te vervolgen die hun dochter hebben laten besnijden.
De Britse cultuuroorlog over wat de juiste aanpak van genitale verminking van meisjes is, met scherpe verwijten over en weer, lijkt contraproductief. Want de ene aanpak is immers een prima aanvulling op de andere: preventie en het inschakelen van de betrokken gemeenschappen zou zelfs hand in hand moeten gaan met juridische stappen tegen ouders die hun dochters laten verminken.
Veel Somaliërs uit de EU verhuizen naar het Verenigd Koninkrijk zonder daar een officiële verblijfsstatus aan te vragen, blijven zo onder de radar en kunnen dan ook niet vervolgd worden als ze hun dochter laten verminken. ‘Er is veel te weinig communicatie over dit onderwerp tussen de autoriteiten hier en de landen van waaruit Somaliërs naar het Verenigd Koninkrijk komen’, klaagt Nimco Ali. ‘Ik heb de indruk dat het aantal genitale verminkingen onder hier geboren en opgegroeide Somaliërs inmiddels aan het afnemen is. De meerderheid van de slachtoffers is afkomstig uit landen van de Europese Unie. De politie zegt vaak dat ze niets kunnen doen, omdat het geen Britse staatsburgers zijn.’
De Nederlandse regering zou de moeite moeten nemen contact op te nemen met de Britse overheid, vindt ze. ‘Het zou fijn zijn als de Nederlandse overheid deze jonge mensen zou aanschrijven. Veel van die meisjes zouden dan kunnen vertellen wat er met hen is gebeurd. Zij zijn vaak in de war. Of ze zitten vast in hun gezin in het Verenigd Koninkrijk, of ze worden naar het land van herkomst van hun ouders gestuurd als ze proberen weg te lopen.’
Dit is het laatste deel van een serie over meisjesbesnijdenis in Nederland. De vorige twee afleveringen zijn hier na te lezen. De serie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, fondsbjp.nl