
Weinig mensen die nieuws volgen zullen het niet hebben gezien: de enorme nachtelijke explosie buiten Nova Kakhovka, schokkerig gefilmd op mobiele telefoons, twee weken geleden. Het Oekraïense leger vernietigde een wapendepot van het Russische leger met duizenden stuks munitie. Maar belangrijker dan de vernietigde wapens, voor de Oekraïners, was het feit dat de beelden ervan miljoenen ogen bereikten. Ze vertellen dat de levering van geavanceerde wapens aan Oekraïne nut heeft, dat Oekraïne de oorlog kan winnen, en dat de prijs die andere Europese burgers daarvoor moeten gaan betalen – komende winter bijvoorbeeld – het waard is. En dat kan cruciaal zijn voor de kansen van Oekraïne om de oorlog daadwerkelijk te winnen.
De oorlog in Oekraïne staat aan het begin van een nieuw hoofdstuk: een Oekraïens tegenoffensief in het zuiden van het land. Militair analisten speculeren al maandenlang dat het Oekraïense leger deze nazomer zou kunnen proberen de provincie Cherson te bevrijden, met de gelijknamige stad als hoofdprijs. Daar lijkt nu een mogelijkheid voor. Maar wat geldt voor de munitieopslagplaats van Nova Kakhovka geldt nog veel meer voor dit tegenoffensief: of het een zichtbaar succes wordt of niet kan beslissend zijn voor het verdere verloop van de oorlog. De indruk dat Oekraïne kan winnen, kan doorslaggevend zijn voor de steun die het land daarvoor krijgt.
‘In gesprekken met mensen in en rond regeringen in Europa, Londen en Washington merk ik dat er verschil van mening is over wat Oekraïne kan bereiken met een tegenoffensief, en wat de wijsheid ervan is’, zegt Samuel Greene, hoogleraar politicologie aan King’s College London en hoofd van het Rusland Instituut van die universiteit, in een Zoom-gesprek. ‘Iedereen is toegewijd aan het idee van een Oekraïense overwinning en een Russische nederlaag, maar zonder erg specifiek te zijn over hoe zo’n overwinning eruitziet, en wat het precies betekent. Daarom zal het succes of falen van Oekraïne bij het heroveren van grondgebied extreem belangrijk zijn voor het vormen van ideeën over wat Oekraïne met westerse hulp redelijkerwijs kan bereiken in deze oorlog.’
Sommige militair historici noemen het komende Oekraïense offensief daarom een ‘Saratoga-moment’ in de oorlog met Rusland. Dat refereert aan een overwinning van het Amerikaanse leger, vroeg in de Onafhankelijkheidsoorlog tegen Engeland. Het werkelijke belang van die overwinning was niet direct militair, maar lag vooral in het overtuigen van Frankrijk en andere bondgenoten dat de Amerikanen konden winnen, waarna zij zich openlijk en met veel militaire hulp achter het Amerikaanse leger schaarden.
‘Het verloop van dit tegenoffensief zal veel verschil maken in welk einde van de oorlog westerse politici zich kunnen voorstellen’, zegt Samuel Greene. ‘Met andere woorden: of zij zich kunnen voorstellen dat zo’n einde eruit bestaat dat Oekraïne veel grondgebied herovert, of dat een staakt-het-vuren rond de huidige fronten het best haalbare is. De vorm en de omvang van westerse hulp zullen in hoge mate van die voorstelling afhangen. En dus wordt het vertrouwen dat in westerse hoofdsteden leeft over het vermogen van het Oekraïense leger om terrein terug te winnen extreem belangrijk. Het tegenoffensief dat nu ophanden lijkt, wordt daarvoor beslissend.’
De afgelopen maanden zijn een ondoorzichtige, wrede tijd geweest in Oekraïne. In de eerste maanden van de oorlog gaven pijlen en ingekleurde gebieden op de kaart nog een indruk van de krijgskansen. Het Russische leger rukte in februari en maart over een zeer breed front Oekraïne in, richting de hoofdstad Kiev, richting de tweede en derde stad Charkiv en Odessa en alles daartussenin – de eerste fase van de oorlog. Toen dit offensief vastliep en Russische troepen zich uit grote delen van het land terugtrokken, begon een tweede fase, waarin Rusland (deels succesvol) probeerde om de oostelijke provincies Donetsk en Loehansk te veroveren.
In die tweede fase, die nog steeds bezig is, veranderde er veel minder op de landkaart: Rusland veroverde terrein, maar weinig en in een laag tempo. Dat betekent niet dat er weinig van belang gebeurt. De oorlog is een uitputtingsoorlog geworden, en dat betekent dat het er niet zozeer toe doet welke voortgang beide legers maken, maar welke tol het van beide legers eist. Het Oekraïense leger koos er bijvoorbeeld voor om de stad Severodonetsk met hand en tand te verdedigen: niet omdat de stad zelf belangrijk was, maar omdat de inname ervan een nog hogere tol zou eisen van het Russische leger dan van het Oekraïense.
Of Oekraïne deze uitputtingsslag kan winnen hangt voor een belangrijk deel af van wapenleveranties door Europese landen, de Verenigde Staten en andere bondgenoten, zoals Australië. Daarom hamert de Oekraïense premier Zelenski daar ook zo hard op sinds het begin van de oorlog. Het is juist een Russisch belang als er bij de Oekraïense bondgenoten twijfel en oorlogsmoeheid ontstaan. Daarom speelt de Russische president zijn hand wellicht nog niet zo hard uit als hij wel zou kunnen. Vorige week hervatte Rusland bijvoorbeeld zijn gasleveranties aan Duitsland weer, na het jaarlijkse onderhoud. Op vorige momenten waarop Rusland bruusk reageerde naar Europa, of na de ontdekking van oorlogsmisdaden zoals die in Boetsja, versterkte dat de Europese eenheid over Oekraïne.
Als Poetin hoopte dat de Europese wil om Oekraïne te steunen na een paar maanden zou wegebben, dan had hij tot nu toe een slechte zomer. De leiders van Frankrijk, Italië en Duitsland reisden samen naar Kiev, de EU-landen accepteerden Oekraïne als kandidaat-lid, Navo- en G7-ontmoetingen liepen uit op nieuwe steunverklaringen. Het hielp niet dat elke paar weken Russische raketten veel burgerslachtoffers maakten. Na een paar weken weifelen besloten de VS en andere Navo-landen om Oekraïne precisiewapens voor lange afstand te geven.
Het Oekraïense leger is nog lang niet hersteld van de schade die de Russische invasie heeft aangericht, en in het oosten van Oekraïne – waar beide legers veruit de meeste soldaten hebben ingezet – zijn de Oekraïners nog steeds in het defensief. Dat Oekraïne nu toch zou besluiten tot een tegenoffensief is omdat het land daar misschien maar beperkt de tijd voor heeft.
Daar zijn drie redenen voor. De eerste is militair. Het Russische invasieleger heeft zich in de afgelopen maanden bijna volledig op de provincies Donetsk en Loehansk gericht (samen de Donbas-regio). Als Rusland zijn offensief daar afrondt, kan het zijn troepen gaan verspreiden om andere fronten te verdedigen, zoals die in Cherson. Ook wordt het straks herfst en dan winter, seizoenen waarin een Oekraïens tegenoffensief moeilijk of onmogelijk wordt.
Een tweede reden is politiek: Rusland kan in de komende maanden zijn greep op bezette delen van Oekraïne gaan verstevigen door er een bestuur uit de grond te stampen, paspoorten uit te delen of gebied te annexeren – de Russische minister Lavrov hintte daar onlangs met zijn gebruikelijke minimum aan tact al op.
Een derde reden ligt bij de buitenlandse steun. ‘Dat Oekraïne nu een window of opportunity heeft voor een tegenoffensief, en dat dit misschien niet lang zo blijft, is een aanname – maar geen onredelijke’, zegt Samuel Greene. ‘Naast militaire en politieke redenen is het vanuit Kiev gezien niet verstandig om erop te rekenen dat de huidige westerse toewijding aan Oekraïne na de winter in dezelfde mate bestaat. Europeanen lijken nu bereid om de pijn te accepteren die bij de energiesancties tegen Rusland hoort. Maar die pijn heeft natuurlijk nog niet echt toegeslagen. Daarbij komen belangrijke politieke ontwikkelingen in Europa. De regeringen in Londen en Rome, die tot de grootste vrienden van Kiev hoorden, zijn gevallen. Zeker in Italië is het zeer de vraag wat er voor de huidige regering in de plaats komt.’
Maar niet alleen Italië en Engeland zijn onzekere bondgenoten. ‘De realiteit is dat er nu al geluiden rond westerse regeringen klinken die de huidige status quo in Oekraïne als uitgangspunt willen nemen voor een bestand’, aldus Greene. ‘Hoewel niemand Oekraïne tot een vredesregeling zal gaan dwingen waarin het permanent grondgebied weggeeft aan Rusland, lijkt het me waarschijnlijk dat de regering in Kiev op een gegeven moment onder Europese druk komt om een staakt-het-vuren te accepteren. Het spoort Oekraïne aan om te proberen zo veel mogelijk grondgebied terug te krijgen – zoals de provincie Cherson – voordat dat punt wordt bereikt.’
Voor de Oekraïners zelf blijft onverminderd helder hoe een overwinning eruitziet: volledig herstel van Oekraïense soevereiniteit en grondgebied. In een opiniepeiling (hoewel de betrouwbaarheid daarvan ongetwijfeld te lijden heeft onder de oorlog) gaf 89 procent van de ondervraagde Oekraïners vorige maand aan tegen het opgeven van welk stuk grondgebied dan ook te zijn in ruil voor vrede – ook het al acht jaar geleden door Rusland bezette schiereiland Krim en de destijds bezette delen van de Donbas. Twee derde gaf aan te geloven dat Oekraïne het Russische leger volledig uit hun land kan verdrijven.
Hoewel een gunstig verlopend tegenoffensief die overtuiging zal ondersteunen, is er voorlopig geen reden om aan te nemen dat de oorlogsmoraal van de Oekraïners zonder zo’n positieve wending zal inzakken. De uitputtingsslag in Donetsk en Loehansk, die volgens president Zelenski honderd tot tweehonderd Oekraïense soldaten per dag het leven kostte, ondergroef die moraal ook niet. En Oekraïne is zo’n slepend, bevroren conflict met Rusland ook gewend: sinds 2014 was het permanent oorlog in de Donbas, met tot 2022 zo’n veertienduizend Oekraïense doden als gevolg.
Een veel duidelijker probleem ligt in dit opzicht bij de bondgenoten van Oekraïne. Zij verloren ook na de Russische inval in Oekraïne van 2014 gaandeweg hun interesse in de oorlog. Het onrecht van de Russische inval en de beelden van burgerdoden en schade in steden blijven bijdragen aan steun onder Europese bevolkingen voor Oekraïne, maar zulke verontwaardiging kan ook weer vervagen. Het is daarom extra belangrijk, vindt Samuel Greene, dat Europese regeringen blijven praten over het belang van een Oekraïense overwinning voor álle Europeanen.
‘Europese regeringen hebben goede politieke redenen om bij deze oorlog betrokken te zijn’, zegt Greene. ‘Zij zien dat als niet heel duidelijk wordt getoond, aan Rusland en aan de wereld, dat agressie zoals die van Rusland tegen Oekraïne contraproductief is, we dan in de toekomst in een veel gevaarlijker wereld zullen leven. Westerse regeringen en economieën zullen een hoge prijs voor zo’n wereld betalen: economisch, politiek en militair. Als we die kosten willen voorkomen, en als we een wereld willen hebben die kan samenwerken op terreinen zoals klimaatverandering, migratie of nucleaire non-proliferatie, dan is het belangrijk om nu de kosten te dragen zodat Oekraïne de oorlog kan winnen.’
‘Dat drijft de betrokkenheid van Europese en westerse regeringen’, besluit Greene. ‘Maar dat hoor ik maar weinig in het publieke debat. Ik denk dat het belangrijk is dat onze leiders – politici, parlementsleden en anderen – die conversatie beginnen. Om uit te leggen wat er deze winter aankomt, en waarom het belangrijk is om die tol te betalen.’