
ANTWERPEN. De horrorreis per holderdebolderbus is een verhaal op zichzelf. Hotseklotsend koersten we door het verlaten landschap onderweg naar een elektriciteitscentrale in Antwerpens vlakke land. Het was twee maanden terug, we schrijven het nog behoorlijk ijskoude einde van jongstleden maart. Eenmaal aangekomen krioelt de massa toegestroomd publiek voor biertaps en voedselbalies naast een monsterlijke stalen trapconstructie die grimmig wordt bewaakt en slechts moeizaam kan worden bestegen. Het aldus opgebouwde sjacherijn smelt meteen bij aankomst in de voorstellingshal. Daar torent Hij boven ons uit: the building. Een bij aanvang nog in half duister gehuld toneelflatgebouw van vier verdiepingen. Met aan alle zijden tribunes. In mijn herinnering is er ook een grommend soort welkomstklank, maar misschien heb ik die er zelf bij verzonnen. In de eerste tien, twintig minuten van de voorstelling denk ik nog: o, mijn god, kakofonie in dubbel stereo, en dat gaat vier uur lang duren, help, genade, red ons! Ook die paniek verdwijnt even soepel als hij me aanwaait. Daarna heb ik voornamelijk vier uur lang met open mond zitten kijken.
De voorstelling is gemaakt op basis van de roman JR van de Amerikaanse, zo goed als in totale vergetelheid verzonken en toch zo ongeveer aanbeden cultschrijver William Gaddis (1922-1998). De roman van een kleine achthonderd pagina’s, die ik niet heb gelezen, bestaat volgens de mensen die dat wel hebben gedaan voornamelijk uit stamelend en stotterend, in halve zinnen vol herhalingen en stopwoorden uitgevoerde dialogen, voorzien van omgevingsgeluiden en andere soorten van ruis. Geordend volgens het principe van on-orde en chaos. Beschrijvingen van een heldere situatie of schetsen van een herkenbare omgeving helpen hier niet, want ze zijn er niet. De Vlaamse publicist Johan Thielemans, die zich uitputtend in het werk van Gaddis heeft verdiept, schrijft in het Magazine Toneel(ge)ruis van het coproducerende Toneelhuis: ‘Als hij toch met beschrijvingen komt, past Gaddis de techniek van het filmscenario toe. De zin begint bij een plek, maar in het midden verschuift hij naar een andere plek, zonder dat dit duidelijk wordt aangegeven, alsof een camera wegzwenkt.’ Die zwenkende verteltechniek hebben de toneelmakers van JR met een bijna griezelige consequentheid overgenomen. Waarover later meer.
Na zijn zo goed als genegeerde eerste roman in 1955 heeft William Gaddis twintig jaar lang zijn boterham verdiend met het schrijven van reclameteksten en speeches voor topmannen in de wereld van het grote geld. Hij heeft daar zijn ogen goed de kost gegeven. Ontmoetingen bij banken en op Wall Street brachten hem op het idee om een ironisch sprookje te schrijven over de wereld van commercie en kapitalisme. In een interview in Paris Review (1987) zei Gaddis over het werken aan de roman JR: ‘Wat mij trof in de windhandel in aandelen en in beursspeculatie is de volstrekte kinderlijkheid van dit spel. Dat bracht me erop om als titelfiguur te kiezen voor een kind van elf dat behept is met een gemoedelijk en goedmoedig soort van hebzucht.’
Tijdens een schooluitstapje naar Wall Street pikt titelfiguur JR alle boeken, pamfletten en reclameblaadjes die hij vinden kan, hij leert er vooral uit dat de voor de hand liggende eerste les in het epicentrum van het zaken doen is: hoe maak je grote winsten? JR voert alle regels stipt uit en wordt al spoedig als speculant op de beurs een fenomeen. ‘Je moet spelen om te winnen en als je wint, moet je spelen’, is zijn motto. Hij speelt het beursspel radicaler en meedogenlozer dan de meeste van zijn soortgenoten en zodoende brengt hij de mensensoort van de beursspelers aan de rand van de ondergang. Het kapitalistische systeem bereikt door hem het hoogste stadium van raffinement en desintegreert tegelijkertijd tot waanzin. Voor alle persoonlijke contacten die niet kunnen worden afgedaan via telefoons met stemvervorming heeft het joch JR een volwassene nodig als intermediair. Dat wordt zijn muziekleraar Bast. Een kunstenaar op zoek naar het sublieme, die in zwaar weer belandt op het moment dat hij voor faustiaanse dilemma’s en verleidingen wordt geplaatst. Overigens een geliefd thema in het werk van Gaddis.
Medebewerker en actrice Marie Vinck over de lange weg van boek naar voorstelling: ‘Een groot probleem voor ons was dat het boek van Gaddis ongelooflijk ingenieus in elkaar zit. Als je op pagina 65 een nieuwe naam tegenkomt waar je even geen acht op slaat, blijkt die op pagina 325 terug te komen. Je kunt dus niet zomaar knip-knip doen. Dan valt het geheel als een kaartenhuis in elkaar.’
In de toneeltorenflat zijn allerlei decors gebouwd als filmsets waar je dwars doorheen kijkt en waar acteurs zich in een sluip-door-kruip-door-patroon doorheen bewegen. Het ene moment zitten we in het treinstel van een voortrazende metro, dan weer in een suffe vergaderzaal, een sauna, een hotelkamer, een nachtwinkel, een shabby bovenwoning of het uitgewoonde krot van een kunstenaar, een wc, museumzaal, sigarettenwinkel met wandtelefoon en mini-tv. Een kleine dertig locaties heb ik gezien, allemaal ontworpen in de troosteloze stijl van de jaren zeventig. Als bindmiddel en om overzicht te houden op het totaal lopen er twee cameramannen voortdurend alle verhaallijnen in beeld te brengen. Hun materiaal wordt op de lamellen van de buitenwanden geprojecteerd. Volg je in de eerste plaats de filmbeelden (en zo kún je de voorstelling bekijken) dan wandel je als het ware met de globale plotlijn mee, de tomtom van het storyboard op de voet volgend.
Vanaf die veilige vluchtheuvel kun je weer regelmatig oversteken of doorsteken naar afzonderlijke live gespeelde scènes in the building. Om bijvoorbeeld te zien óf en hoé de ceo van de General Pianola Company nóg rijker wordt of juist de financiële afgrond in lazert. Of om een heroïnehoertje in een genadeloze neergang te zien. Of om de twee schrijversvrienden Jack Gibbs en Tom Eigen (gehaaide rollen van Jan Bijvoet en Stijn van Opstal) te volgen, die een hopeloze strijd voeren met de chaos en ruis die hun wereld lijken te regeren. Kunstenaars in deze wanhoopsflat communiceren sowieso niet alleen bijzonder beroerd met elkaar en met hun omgeving, ze worstelen ook met een zeer praktische vorm van rotzooi: in hun veel te krappe appartementen worden ze bijna opgevreten door voorwerpen en spullen die ze maar niet geordend krijgen. Hier vertoont de productie JR overigens een treffende gelijkenis met de Toneelhuis-hitvoorstelling uit het afgelopen seizoen, Vergeef ons, naar de roman van de Amerikaanse schrijfster A.M. Homes, een regie van Guy Cassiers en een coproductie met Toneelgroep Amsterdam (zie De Groene van 28 maart). De maatschappij heeft in beide toneelavonden het bewustzijn, de herseninhoud én de mentaliteit van een opgeschoten puber. In Vergeef ons wordt ons de op hol geslagen wereld van een loser getoond. In JR laten de makers de gevangenis zien van een niet te verslaan economisch systeem. In beide gevallen is nergens een land mee te bezeilen. En lijkt er geen ontsnappen mogelijk.
Het joch JR (overigens een sterke rol van Kes Bakker) is niet het centrale personage van de toneelavond. Dat is een bewuste keuze van de bewerkers. Hij is eerder een bijrol, een metafoor, een vleesgeworden mechanisme. Vinck: ‘Je kunt hem niet eens een kwade genius noemen, want hij heeft geen enkel moreel besef. Het beeld van het kapitalisme als een elfjarig kind dat een spel speelt zonder normen en waarden, dat is weliswaar een sterk symbool, maar het is geen geslaagd toneelpersonage.’ Die kwalificatie geldt wel voor veruit het mooiste personage van deze verzengende toneelavond: muziekleraar en componist Edward Bast, een vertrouweling van JR, een formidabel mooie rol van Oscar Van Rompay. In een van de openingsscènes van de voorstelling zien we hem waarschijnlijk op zijn gelukkigst. In een klunzig uitgevoerde versie van Wagners opera Das Rheingold (het begindeel van de Nibelungensage) observeren we hem vanuit de coulissen terwijl hij verzaligd meezingt met de openingsmaten.
Hij is de kunstenaar die het verschil wil maken. Hij wil deels binnen en deels buiten de materiële gevangenis van het kapitalisme een vergelijkbaar opus magnum als dat van Wagner componeren. Maar zijn compromissen (eerst van een opera naar een cantate, ten slotte naar een miezerige solo) zullen hem verschrompelen tot de ultieme mislukking waar de auteur Gaddis in feite alle kunstenaars toe veroordeelt: wat ze ook nastreven, de mislukking bungelt boven hun kop als een zwaard van Damocles. Tegen het eind lukt het Bast om uitgeput en totaal kapotgebeukt uit the building te ontsnappen. Als een halfdode zakt hij in de stromende regen in elkaar. Een triest hoopje mislukte mens.
Het eerste deel van JR is het meest hectische, het meest hallucinerende, en misschien ook het meest ‘affe’ deel. Je kijkt dwars door dit gestapelde doolhof van intriges, gekonkel en gekuip heen. Je ziet fragmenten van een caleidoscopisch epos over de opkomst en dreigende ondergang van een kapitalistisch systeem. Menig antikapitalistisch kunstenmaker zou er de vingers bij opvreten. Toch is die perfectie ook weer schijn. De productie was op 28 maart in die verlaten elektriciteitscentrale nabij Antwerpen verre van klaar. Het eerste deel gaat enorm snel, épater le bourgeois-snel. De apotheose van dat deel, een soort beeldende optocht op de vlakten rondom de toneeltorenflat, uitlopend op een georkestreerde ravage, een landschap van verwoeste levens, is magistraal, stil makend, indrukwekkend en mooi.
Maar na de pauze lijken de makers een beetje door hun materiaal heen te zijn. Terwijl ze jachtig op zoek gaan naar nog meer beelden, nog meer wanhoop, nog meer doordraaien en nog meer uithollen. Het slot is weer fascinerend. Het sarrende rotjoch JR draait in een limousine pesterig rondjes rond zijn geslachtofferde en verregende componist, musicus, kunstenaar en escapist Bast. En daar blijkt: de immer jeugdige en frisse JR heeft nog wel een paar ideetjes voor Bast. De gekte die hij heeft aangericht houdt echt nooit meer op. Met die sombere boodschap worden we naar huis gestuurd.
JR, FC Bergman & Toneelhuis Antwerpen in coproductie met KVS, NTGent en Olympique Dramatique: op 16, 17 en 18 juni om 19.00 uur in de Centrale Markthal Food Center, Jan van Galenstraat 4 in Amsterdam, bereikbaar met bus 18 en 21; hollandfestival.nl