Het Stifo, fonds ter stimulering van kwaliteitstelevisie en -radio, is afhankelijk van specialisten uit het brede terrein van kunst, cultuur, televisie, radio – die het bestuur adviseren over aanvragen voor subsidiëring. Elke maker vindt uiteraard het eigen programma-idee prachtig, net als de omroep die dat project voor financiële ondersteuning indient. Maar er zijn meer aanvragen dan middelen en, belangrijker, niet alle aanvragen doorstaan de toets der kritiek.

Vandaar dat experts ze wegen. Moeilijke taak omdat de kwaliteit van een fietspomp makkelijker is vast te stellen dan die van een kunstzinnig product; omdat een goed plan niet automatisch een fraai eindproduct garandeert terwijl een onvolmaakt plan soms een mooie film kan opleveren; omdat tegelijk wel en niet rekening gehouden moet worden met de kwaliteit van eerder werk van een maker; en omdat het niet meevalt tegen makers te zeggen dat hun kind niet mooi genoeg is.

Dat adviseurswerk wordt zo consciëntieus gedaan dat de aanvankelijke algemene weerzin van makers en omroepen tegen ‘bemoeizucht’ van derden die ook nog eens ‘sigaren uit eigen doos’ uitdelen, bij velen plaatsmaakte voor vertrouwen in deskundigheid en integriteit van het fonds. Niet zo gek als je ziet dat afwijzing vaak leidt tot het indienen van sterk verbeterde plannen. En dat vaak na een fraaie documentaire of dramaproductie het Stifo-logo voorbij rolt. Individuele wrevel over beslissingen zal altijd bestaan, maar als instituut staat het fonds als een huis.

Jaarlijks belegt het fonds een adviseursbijeenkomst als vorm van éducation permanente inzake kwaliteit en beoordeling. Dit jaar was het thema comedy en werd het hart gevormd door een lezing van Robert Alberdingk Thijm, scenarioschrijver (onder meer Dunya en Desie, Waltz), onder de titel Het Kitler-effect. Een geïllustreerd college over de vraag wat comedy comedy maakt en leuk leuk. Uitleg over de vraag wat lust is verdrijft per definitie de lust zelf en dat gevaar dreigt ook bij ‘leuk’ – maar de spreker kwam verdomd ver, omdat zijn rake analyses zelf ook geestig waren.

Dat Kitler-effect is een Angelsaksische woordspeling, berustend op het feit dat er katten zijn die zo op Adolf Hitler lijken dat het effect komisch voor de kijker is, terwijl de kat zich letterlijk en figuurlijk van geen lolligs (en kwaad) bewust is. Zo onbewust van eigen leukheid hoort ook het comedypersonage te zijn: wij weten van alles over haar of hem dat zij/hij niet weet. In dat verschil schuilt de komische kracht. En niet alleen de komische, want een komisch personage wint aan kracht door niet-komische of zelfs tragische aspecten. Alberdingk Thijms eigen werk is daarvan doordrongen en juist daarom naast leuk vaak zo mooi. Wij zijn in zekere zin allemaal komische personages, stelde hij. En dus tegelijk tragische personages, denk ik.

De echo zit in Alberdingk Thijms meest recente werk: De Daltons, de jongensjaren. Prachtige tiendelige serie, weer in de regie van Rita Horst, met dezelfde drie jongens die zeven jaar eerder De Daltons waren. Erg om te lachen, maar comedy zou ik het niet gauw noemen. Eerder drama. Alle aspecten van de overgang van kind naar puber (en in het personage van de oudste broer van puber naar jonge man) komen aan de orde, juist ook de moeizame en pijnlijke – draaglijk en licht gemaakt door humor. Nogmaals van harte aanbevolen.

De Daltons, de jongensjaren, deel 9 en 10, donderdag en vrijdag 18.00 uur, Nederland 3. De hele serie is verkrijgbaar op dvd