‘Ooit proefde ik injera,een Eritrees gerecht. Als je het ziet, denk je dat je crêpes voor je hebt staan, maar het zijn een soort zure pannenkoekjes die je met allerlei bijgerechten eet. Geen idee hoe je het maakt. Ik hoop dat er ooit een Eritreeër meeloopt in het restaurant, dan vraag ik die het te maken.

Als alles meezit, lopen er binnenkort zestien vluchtelingen mee in de keuken en de bediening van ons restaurant De Groene Stoel. Ik heb de gemeente gevraagd om te helpen met de selectie van de stagiairs en het Noorderpoort College met de opleiding. Het wordt druk voor ze. Ze staan zestien uur per week in het restaurant en krijgen een dag in de week een entree-opleiding die voor dit traject is opgezet.

Hiervoor werkte ik vijf jaar op het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Ik begon er net voor de grote instroom die iedereen nog kent. Ik gaf er trainingen – kennis van de Nederlandse maatschappij, opvoedondersteuning, dat soort onderwerpen.

Mijn laatste was een participatietraining, gericht op het vinden van een baan. In veel landen zijn ze gewend dat je pas met een papiertje iets bent. Ik leerde ze inzien wat ze op dat moment al konden. “Ik ben gewoon een goede moeder”, zeiden sommigen, “omdat dat hoort.” Maar dat is niet zo vanzelfsprekend. Als je een moeder bent, en je doet dat goed, dan betekent dat dat je bepaalde dingen goed kunt. Goed je tijd in-delen, bijvoorbeeld, of koken.

‘Ik zag dat je eigen eten bereiden een manier is om je thuis te voelen, en ook om je te verbinden met anderen’

Toen is het idee voor het opleidingsrestaurant ontstaan. Ik kwam in aanraking met heel veel mensen die, als ze een beetje steun zouden krijgen, het hier prima redden, maar nu gewoon verzuipen.

In Hoogeveen aten we op de laatste dag van een training samen. Het was een groep met alleen maar dames. Iedereen nam gerechten mee, mannen mochten niet komen. Er stond veel Irakees en Syrisch eten op tafel. Kibbeh, gefrituurde balletjes van bulgur en gehakt, maar ook baklava en veel andere zoetigheid. Ik zag dat je eigen eten bereiden een manier is om je thuis te voelen, en ook om je te verbinden met anderen. Veel van het leefgeld ging dan ook op aan eten. Niet dat ze veel kregen, hoor.

Vier studenten zijn vorige maand begonnen. Gisteren stond Mary met ons in de keuken. Ze woont in Eexterveen en spreekt al goed Nederlands. Een paar jaar terug is ze uit Aleppo gevlucht met haar dochter die nu veertien is. Op eigen initiatief zocht ze contact met me.

Goed koken kan Mary al. Hier leert ze wat het betekent om in de Nederlandse horeca te werken. Dat je van een kaart kookt, hoe de verschillende gangen werken. Vorige week stopte ze het hoofdgerecht al in de oven terwijl mensen net hun voorgerecht hadden. Na een jaar hoop ik haar aan een baan te helpen in een horecagelegenheid rond Eexterveen. Daarvoor zoek ik contact met lokale ondernemers.

Ik ben heel blij dat ik mensen als zij een kans kan geven. Want waar begin je? Ik weet niet of jij Eexterveen kent, maar het is een erg klein gehuchtje. Vind dan maar een plek waar je als nieuwkomer aan het werk kan.’