Rembrandt, De Kruisafname: Tweede plaat, 1633. Ets en burijn, 52,7 x 40,7 cm © foto’s Rijksmuseum Amsterdam

De dode Jezus hangt plomp naar beneden. Een dood lichaam is log, letterlijk onbeweeglijk. Je ziet dat ze moeite hebben met dat gewicht. Nadat Jezus uiteindelijk de geest gegeven had, hing hij daar aan het kruis. Er waren nog mensen in de buurt (zijn moeder, volgelingen, geestverwanten) die hem nu het donker begon te worden niet alleen wilden laten. Rondom klonk zacht geweeklaag. Daar was ook een zekere Jozef uit Arimatea en daar een voornaam persoon. Hij was een raadsheer, staat geschreven, een goed en rechtvaardig mens. Het was deze notabel die bij de landvoogd Pilatus om toestemming ging vragen de dode van het kruis te halen en hem te mogen begraven. Zo waren de omstandigheden (niet veel dus) waaromheen Rembrandt zijn prent moest maken. De rest moest hij verzinnen.

De schrijnende afname is ook gewoon timmermanswerk

De ets is 1633 gedateerd. Het is een groot blad. Je kunt zien dat Rembrandt hard en intens gewerkt heeft aan de ingewikkelde compositie. Hij heeft ernstig nagedacht over wat daar, op Golgotha, nu eigenlijk gebeurde en gaande was. Hij was er zelf niet bij; er was geen gebeurtenis waar te nemen. Hij moest zich eerst een eigen voorstelling maken. Natuurlijk waren er ook versies van een kruisafname van andere kunstenaars waar hij weet van kon hebben. Bekend was het kloeke werk, uit 1612, van Rubens – in de kathedraal van Antwerpen waar het ook nu nog hangt. Van beroemde schilderijen circuleerden in die tijd ruimschoots reproducties in gravure. Niets bleef onbekend. Rembrandt wist van die Rubens maar hij was ook eigenwijs. Dat was van jongs af aan al zijn karakter. Ook al keek hij stiekem naar Rubens (naar hoe slap in elkaar gezakt het lijk daar hangt), uiteindelijk was het Rembrandts ambitie het compleet anders aan te pakken. Hij stelt zich, zoals iedere kunstenaar, een scène voor in de context van zijn artistieke verbeelding.

Wat doet hij dus: hij maakt eerst een ruimte waarin het schemerdonker is. Er is een bijna zwarte lucht van dicht verweven, deinende lijnen. Lichter wordt dat duister boven de stevige muren van Jeruzalem. We zijn buiten de poorten van de stad. Op de voorgrond die wat hoger is gelegen, torent het kruis boven alles uit, een dramatisch middelpunt. Geheimzinnige bundels licht lichten het bij.

Rembrandt, De kruisafname: Schets, 1642. Ets en droge naald, 15 x 11,5 cm © foto’s Rijksmuseum Amsterdam

Rembrandt, kortom, maakt de handeling theatraal. Vooraan links staat een voornaam manspersoon, met wandelstok, die het gebeuren aandachtig gadeslaat. Dat is Jozef van Arimatea die eigenlijk deze wonderbaarlijke kruisafname georganiseerd had. In de mise-en-scène is hij een hoofdpersoon. Hij staat op enige afstand en kijkt toe. Wat hij ziet is ook op afstand. Over de kruisbalk hangt een man die een doek vasthoudt. Het slappe dode lichaam van Jezus is al van het kruishout losgemaakt en is deels in een lijkwade gewikkeld. De andere mannen laten het lichaam nu voorzichtig naar beneden glij. Het lichaam wordt met opmerkelijke tederheid opgevangen door de jonge Johannes, de geliefde leerling van Jezus.

Omdat het kruis scheef staat in de stille avondruimte is wat er rondom gaande is van alle kanten goed te zien – alsof het kruis zelf ronddraait. Het is een ernstige vertelling met een rustig decorum. Maar in 1642 maakte Rembrandt nog een ets van de kruisafname die een stuk harder en scherper is. Dat was in het jaar van de Nachtwacht. Natuurlijk was de kunstenaar toen brutaler. Zo brutaal is de tweede ets dat het blad gewoonlijk een schets van een kruisafname genoemd wordt. Maar een schets met voorzichtigheid is het niet. Het is eerder een ontdekking.

Overrompelend is wat we zien. Het stille, eerbiedige laten zakken van het lijk in het avondlicht – dat is wat we zagen in de eerste ets. Later is het dan alsof Rembrandt het onderwerp weer opnieuw bekijkt. Hij ziet het navrante realisme van de executie nu veel scherper. Het begint met het grote kruis: frontaal in het beeld, breed als architectuur. Het staat stevig, met nog een stutbalk, in de grond. Jezus hangt er nog in volle lengte. Ze zijn pas net begonnen hem los te maken. Zijn linkerarm hangt slap naar beneden. Onder zijn oksels en over de kruisbalk gaat een doek. Mannen onder het kruis trekken daar met kracht aan zodat het lichaam niet naar voren klapt. Met zijn voeten staat Jezus nog op een blok hout genageld. Een werkman op een hoge trap is bezig met een nijptang de spijkers uit de rechterhand van de gekruisigde te trekken. We zijn midden in dat gebeuren dat schrijnend is – maar ook gewoon timmermanswerk. De ets is met lange lijnen verward gekrast. Motieven gaan dwars door elkaar. Er moest veel in omdat er zo veel te zien was. We zien dat voor Rembrandt de ets ook nieuw was en verrassend.


PS. Ik was even weg. Om er weer in te komen, begin ik met waar ik onderbroken werd, met etsen van Rembrandt. Ze zijn prachtig en blijven mij zeer bezighouden.