‘Ook de liberaal Ten Broeke is een illusie armer.’ Op zijn werkkamer met uitzicht op McDonald’s aan het Haagse Buitenhof moet vvd-Kamerlid en buitenlandwoordvoerder Han ten Broeke toegeven dat ook hij lange tijd hoopte dat de liberale democratie zich als een olievlek over de wereld zou verspreiden.

Ook zijn ideaal was een welvarende wereld waarin iedereen kan meedoen, een wereld ook met een vrijemarkteconomie onder toezicht van een marktmeester. Maar net als menig ander is ook Ten Broeke van een koude kermis thuisgekomen. ‘Het is op dit moment toch meer de wereld van Samuel Huntingtons Clash of Civilizations dan Francis Fukuyama’s The End of History.’

Voor hem op tafel ligt een A4’tje met daarop in het midden groot de woorden ‘De Vijand’, daaromheen noties die boven kwamen drijven toen hij zich met medewerkers voorbereidde op een gesprek over dit thema. Linksboven staat een uitspraak van de Britse premier Winston Churchill: ‘You have enemies? Good. That means you’ve stood up for something, sometime in your life.’

Na een ‘zomer van oorlog’, zoals hij enkele maanden geleden in het Engels twitterde, ziet Ten Broeke nu een wereld ‘met een rijtje ellende’. Ellende die volgens hem een einde heeft gemaakt aan de illusie na het einde van de Koude Oorlog dat we zonder omwegen, linea recta, op weg zouden zijn naar die wereld van democratie en welvaart.

‘Heel soms’, zegt hij, ‘op momenten van diepe depressie denk ik dat we overal de ellende maar de ellende moeten laten en moeten uitkomen op een wereld van non-interventie.’ Maar die donkere momenten duren niet lang. Ten Broeke is wel degelijk voor militaire interventie, stemde in met de inzet van Nederlandse F16’s in Irak in de strijd tegen Islamitische Staat en is gelukkig met ‘de opwaartse druk die er nu weer is op de defensiebegroting’. ‘Ja, het kwaad doet zich soms voor. En omdat de Verenigde Staten zich terugtrekken, zullen wij moeten leren dat we onze eigen veiligheidsbroek moeten ophouden.’

Volgens Ten Broeke heeft Nederland te lang geprobeerd het kwaad te onderwerpen aan het recht: ‘Daar loop je op stuk. Het volkenrecht kan dan verworden tot een dwangbuis die jou belet te handelen in belang van datzelfde recht.’ Je moet de wil hebben om macht met tegenmacht te bestrijden, wil hij daarmee zeggen. Hij noemt GroenLinks als voorbeeld van een partij die bij ellende waar dan ook ter wereld als eerste oproept die wereld te redden, maar terugdeinst als er dan echt militair moet worden ingegrepen. Maar ook bij GroenLinks ziet hij inmiddels dat het denken daarover evolueert als gevolg van recente ontwikkelingen in de wereld: ‘Met een wetboek in de hand alleen red je de wereld niet, je moet soms ook het wapen nemen.’

Hij vervolgt: ‘De Nederlandse missies eerder deze eeuw in Afghanistan werden hier thuis verdedigd met drogredenen, om daarmee toch maar steun in de Nederlandse samenleving te verwerven. Ze mochten geen vechtmissies heten, we noemden ze opbouwmissies. Het is fijn dat er in Afghanistan nu meer meisjes naar school gaan, maar dat is echt bijvangst. Het doel was al-Qaeda eruit en de Taliban eronder. Is Afghanistan nu gered? Nee, het land leeft nog steeds in de Middeleeuwen, jammer genoeg wel met de wapens en middelen van nu. Maar het is niet meer de uitvalsbasis voor mondiale terreur.’

‘Isis valt onze waarden aan. Als we zouden wegkijken, stralen wij maar één boodschap uit: onze beschaving is ons niks waard’

Ook het militair ingrijpen in Irak vindt Ten Broeke nog steeds verdedigbaar, hoewel het daar na het verdrijven van dictator Saddam Hoessein niet geworden is wat vooraf was gehoopt: ‘Het is een linkse hobby om jezelf te kastijden met blijvende ellende in die delen van de wereld waar door jou al eens is ingegrepen. Je moet jezelf niet overal de schuld van geven. Dat het in Irak niet goed gaat, is niet alleen het gevolg van het feit dat het Westen er was, maar minstens zozeer van het feit dat de Amerikanen er te snel zijn weggegaan. Toen is onder president Nouri al-Maliki het sektarisme weer aangeblazen.’ Dat laatste, wil Ten Broeke zeggen, is toch echt de schuld van de Irakezen zelf.

Voelden missies naar Afghanistan en politieke steun voor missies in Irak nog ongemakkelijk aan in Nederland, Ten Broeke ziet dat er deze zomer iets is veranderd: ‘Door het neerhalen in juli van de MH17 raakte Nederland betrokken bij het gedonder tussen Rusland en Oekraïne. De wereld bleek toch iets meer dan vooral een verdienmodel en een vakantiebestemming. Er bleek ook een wereld te bestaan waarin mensen werden gedood in een strijd die bij ons het achtuurjournaal al niet meer haalde. We wisten voor de ramp met de MH17 helemaal niet dat er in Oekraïne al zoveel doden waren gevallen. We hebben in juli onze onschuld verloren. Nu hoor je niemand meer over het stoppen met tactische kernwapens.’

‘Eigenlijk’, vindt hij, ‘heeft president Poetin van Rusland ons een dienst bewezen. We verenigen ons weer rondom artikel 5 van het Navo-verdrag waarin staat dat een aanval op een van de deelnemende landen een aanval op allen is. De Navo is feitelijk terug van nooit weg geweest.’

Rusland een vijand noemen gaat Ten Broeke echter te ver: ‘Iedereen wil het conflict in dat malletje duwen. Maar dit is geen terugkeer naar de tijd van de Koude Oorlog. Je komt er niet meer met behulp van het klassieke vijanddenken, met de Navo tegen het Warschaupact. We moeten daar ook niet naar terug. Rusland is wat je met een Engels woord een frenemy zou kunnen noemen, een ongemakkelijke vriend. Daarom ook dat je in 2013 het vriendschapsjaar toch moest laten doorgaan. Nederland heeft altijd wat moeite met dit soort dubbelzinnigheid. Rusland doet dingen die het soms tot onze vijand lijkt te maken, maar het is toch op z’n best onze tegenstander. Daar zullen wij mee moeten leren leven. Wij hebben heel lang de luxe gehad van ons beroemde geheven vingertje. Daar hebben wij niet de prijs voor hoeven te betalen in de laatste decennia, we hebben nooit een hardhandig lesje terug gekregen.’

Ten Broeke denkt niet dat de Russen op weg zijn naar een Sovjet-Unie 2.0: ‘Poetin mag alle wetten aan zijn laars lappen, hij ontkomt niet aan de wetten van de internationale handel en kapitaalstromen. Zijn land kan zich daardoor niet onttrekken aan de totale verbondenheid met de rest van de wereld. Rusland is één groot tankstation dat leeft van olie, gas en wat wodka en kalasjnikovs. Het leeft van de dollars. De mensen in Rusland hebben geroken aan vrijheid en welvaart, die willen niet terug naar de tijd van de Sovjet-Unie.’

‘Ook Egypte en Turkije zijn ongemakkelijke vrienden. In Caïro heeft de Tahrir-generatie al weer plaats moeten maken voor het generaalsregime. Toch zet het land kleine stapjes vooruit. We moeten ons realiseren dat dat soort landen ook niet weggaan. Bovendien zijn ze cruciaal voor de stabiliteit in de regio. En dus voor ons.’

Gelooft de liberaal Ten Broeke dan eigenlijk toch nog in zijn oude illusie? ‘De onderliggende trend is volgens mij wel nog steeds de goede kant op, maar het is niet lineair en de wervende kracht ervan is ook niet meer zo vanzelfsprekend. Autocratie is in. Kijk naar het Hongarije van Viktor Orbán en Turkije onder Recep Tayyip Erdogan. Daarmee dealen is vuile handen maken. Je ontkomt er niet aan te reageren op de chantage en tegendruk van Poetin.’

‘We moeten niet meer denken dat als we iedereen in zijn waarde laten het met de gedeelde waarden wel goed komt’

Die chantage kent wat Ten Broeke betreft wel een rode lijn: ‘Als Poetin de stad Narva in Estland waar een grote Russische minderheid woont zou binnenvallen, dan is dat totaal onacceptabel. Maar dat zie ik niet zomaar gebeuren. Poetin moet er daarvoor al van doordrongen zijn dat hij niet kan escaleren. Vandaar de vuist van de sancties, het rollen van spierballen door de Navo, maar toch ook nog steeds de open hand van de diplomatie. In de tijd van de Koude Oorlog praatten we immers ook gewoon met Moskou.’

Ook met het bewind van president Bashar al-Assad van Syrië kan volgens Ten Broeke worden gepraat: ‘Tijdens een discussiebijeenkomst in de Balie in Amsterdam was men zeer verontwaardigd toen ik dat zei. Mij werd natuurlijk direct verweten dat ik vuile handen wilde maken. Opmerkelijk. Want Sigrid Kaag, de Nederlandse diplomate bij de Verenigde Naties die de ontwapeningsmissie leidde om Syrië van chemische wapens te ontdoen, zat naast mij. Haar hadden ze in die zaal wel de Nobelprijs voor de vrede willen geven. Terwijl zij Assad niet kan ontwapenen als ze niet met het Syrische bewind zaken doet. Als praten met het Assad-bewind kan helpen om de burgeroorlog te stelpen, dan moet dat worden overwogen. Maar dat hoeft echt niet te betekenen dat Assad dan ook blijft. Luister, ik ben de eerste vvd-woordvoerder die heeft gezegd dat er zelfs met Hamas gesproken moet worden als dat een tweestatenoplossing dichterbij brengt.’

Dat in gesprek blijven, ligt anders als het om Isis gaat. Nederlandse politici en diplomaten spreken bewust nog steeds over Isis, omdat meegaan in de inmiddels door de organisatie zelf gebruikte naam Islamitische Staat te veel zou lijken op het erkennen daarvan. Isis is volgens Ten Broeke wel degelijk een vijand, ook al is vijand tegenwoordig dan een moeilijker begrip geworden: ‘Het gaat bij Isis om een totaal en principieel geschil met het Westen. Isis is een beschavingsvijand, ze is fundamenteel uit op de destructie van onze waarden, ze kent geen enkele rationaliteit.’

Op de vraag of hij vindt dat er ook met Isis moet worden gepraat, betwijfelt Ten Broeke of zo’n gesprek praktisch gezien zelfs wel mogelijk is: ‘Met wie zou het Westen dan moeten praten? Met Al-Baghdadi? Ik weet wel dat als Isis uit blijft zijn op dood en verderf je helemaal niet met hen moet praten. Als ze duizenden mensen een berg op jagen met maar één doel, hen afslachten, dan heeft een gesprek geen zin. Dan moet je ingrijpen.

In mijn eigen fractie vroegen ze ook: wat is eigenlijk de Amerikaanse strategie, wat is de end-game? Toen heb ik gezegd: jongens, dat kan ik je niet vertellen, maar ik weet wel dat alle leden van de coalitie hetzelfde kompas delen. Isis valt onze waarden aan. Als we zouden wegkijken, die aanval zouden negeren, dan stralen wij maar één boodschap uit: onze beschaving is ons niks waard. Dan heeft Isis al meteen gelijk gekregen en de eerste slag gewonnen: namelijk dat we inderdaad zo verdorven zijn dat we niet eens meer in onze eigen waarden geloven.’

Dat Isis niet onze vijand zou zijn omdat ze ons niet in eigen land aanvalt, vindt Ten Broeke naïef gedacht: ‘Wij zoeken deze oorlog met Isis niet, zij zoekt ons. Jihadisme is een bedreiging die zich niet alleen aan onze buitengrenzen voordoet, maar zich ook manifesteert in onze binnensteden. Ik wil die dreiging niet aanblazen, maar aanslagen kunnen en zullen ook hier gebeuren. We hebben het al gezien in Madrid, in Londen, in Brussel. We hebben te lang in comfort geleefd, we hebben ons in slaap laten sussen. Grote woorden over vrijheid gebruikten we alleen nog maar op 4 en 5 mei. Ineens is er weer de urgentie om die woorden ook de rest van het jaar te gebruiken. Soms heb je blijkbaar een vijand nodig om weer bij je beschavingsidealen uit te komen. Een vijand verenigt, dwingt je om jezelf opnieuw te definiëren.’

Bij het zoeken naar waar de ideologie van de haat tegen het Westen vandaan komt, stuitte Ten Broeke op een column van collega-Kamerlid Gert-Jan Segers van de ChristenUnie. ‘Bij het debat over de begroting van Buitenlandse Zaken heb ik die column ook aangehaald. Dat is misschien gek voor een liberaal. Maar de verklaring van Segers sprak me aan. Hoe komt iemand die hier de Dikkertje-Dap-kleuterschool heeft doorlopen ertoe toch de Nederlandse waarden te verwerpen en ertegen te gaan vechten? Hoe kan het dat over een van de daders van 9/11 gezegd kon worden: “He never missed a party in Beirut, he never missed a prayer in Berlin.” Segers wijt het aan een leeg hart. Hij zal als oplossing dat hart waarschijnlijk willen vullen met het evangelie, maar als antwoord vind ik het niet slecht. Ik zou de oplossing eerder zoeken in waarden als vrijheid en zelfbeschikking, maar ook zelfbeheersing.’

Maar hoe dat vullen van het hart met positieve waarden kan worden bereikt, daar is Ten Broeke eerlijk in, dat weet hij niet: ‘Daar heb ook ik nog een onvoldoende wervend antwoord op, en dat is wel nodig. Wij van de vvd zijn goed in direct praktische oplossingen bedenken. Soms ziet dat er behoorlijk repressief uit: uitreisverboden, uitkering stopzetten, nationaliteit afpakken. Dat is ook echt een deel van het antwoord, maar de ideologie van de haat zul je er niet mee bestrijden. Maar we moeten het niet gaan zoeken in nog meer hulpverlening, nog meer jeugdhonken of integratiesubsidies. We moeten dieper reiken, omdat we zien dat het zich keren naar de eigen stam veel dieper zit dan het zich keren naar onze samenleving, veel dieper dan we dachten.’

Terugkijkend constateert Ten Broeke dat het ‘popie-jopie-liberalisme’ van de jaren tachtig veel te oppervlakkig was: ‘Je moet om een commitment op waarden durven vragen. We moeten niet meer denken dat als we iedereen in zijn waarde laten het met die gedeelde waarden wel goed komt. Ik begin in toenemende mate te begrijpen dat de voormalig politiek leider van de vvd, Frits Bolkestein, in de beginselen van onze partij wilde vastleggen dat Nederland christelijke, joodse en humanistische grondslagen heeft. Ook al leek dat destijds conservatief.’

En islamitische grondslagen? ‘Onze grondwet biedt ruimte aan alle gezindten en overtuigingen’, zegt Ten Broeke diplomatiek, ‘ook als ik die persoonlijk zou verwerpen. Ik kan helaas niet ontkennen dat moslims die willen emanciperen last hebben van groepsdruk en intimidatie. Afvalligheid is voor geen enkele club leuk, maar het gaat erom hoe je ermee omgaat. Ik heb veel bewondering voor die Marokkaans-Nederlandse vrouw die in Rotterdam een wijnzaak is begonnen, en voor de Turks-Nederlandse vakbondsman die tegen Ankara zegt: houd eens op met die bemoeizucht. En ik kan intens kwaad worden als een verlichte imam hier in Nederland moet onderduiken. Dat zijn voor mij de helden van de emancipatie, die verdienen onze steun. Liberalisme is ten diepste ook de emancipatie ten opzichte van de bedilzucht van kerk, staat en zuil.’