Op zijn boerderij in Texas heeft president George W. Bush verklaard dat het volk van Irak met zijn nieuwe grondwet opnieuw een mijlpaal heeft bereikt. Wat voor mijlpalen zijn dat toch? Deze grondwet is een document dat de onverzoenlijke verdeeldheid bevestigt en de grondslag is voor een theocratie. Als de president een mijlpaal ziet dat leert de ervaring moeten we er ernstig rekening mee houden dat het de verkeerde kant op gaat. En dat geldt dan niet alleen voor Irak.
«Leedvermaak om Amerika is ongepast», schreef Timothy Garton Ash. «De Verenigde Staten wankelen, zoals het Britse Rijk na de Boerenoorlog. Het is tijd voor kritische saamhorigheid met de vermoeide reus van onze tijd om de orde in de wereld te bewaren.» (NRC Handelsblad, 23 augustus). Ik ben het met de erudiete en ervaren Brit eens. Ik heb al eens geschreven dat op het Amerika van George W. Bush steeds meer de diagnose van Paul Kennedy van toepassing is, zoals hij die uiteenzet in zijn Rise and Fall of the Great Powers. Het is de «imperial overstretch», die een wereldrijk tot een sluipende afbraak van zichzelf verleidt. Een imperium gaat om wat voor reden dan ook uit zelfhandhaving, overschatting van eigen macht steeds zwaardere militaire verplichtingen aan. Uiteindelijk kunnen de economische en psychische lasten door het «moederland» niet meer worden opgebracht. Intussen zijn nieuwe machten in opkomst en geleidelijk verliest dit onaantastbaar gewaande imperium zijn hegemonie. Zo is het de Spanjaarden, de Nederlanders, de Fransen en de Britten vergaan. Daagt nu dit lot voor de Amerikanen?
De president is overtuigd van het tegendeel, en het tragische is dat hij al sinds zijn aantreden de Amerikaanse neergang in alle opzichten bevordert. We moeten er langzamerhand ernstig rekening mee houden dat we hier niet te maken hebben met een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Steeds sterker wordt het vermoeden dat het bij de wereldleider om een structureel verschijnsel gaat, een complex in de presidentiële hersenen, zijn waarneming, waardering van mensen en situaties. Dit geheel wordt door zijn naaste omgeving gedeeld. Daaruit groeit van dag tot dag het grote beleid.
Al ruim voor 11 september 2001 is hij begonnen met de afbraak van de gevestigde bondgenootschappen en het opzeggen van internationale verdragen. Kyoto, het Internationaal Gerechtshof, daar weten we alles van. Over al die beslissingen kon worden onderhandeld, geredetwist. Maar hier gaat het om de manier waarop het gebeurde, de volstrekte eenzijdigheid, de toon waarop een ouderwetse werkgever het lagere personeel over zijn onafwendbare besluiten inlicht. Dat was en is de stijl, de geest van het nieuwe Washington. Bush kon het zich veroorloven. Amerika was de hypermacht en na het verdwijnen van de Sovjet-Unie heerste een betrekkelijke vrede op aarde.
De aanval van 9/11 had het keerpunt kunnen zijn, maar het werd de bevestiging van wat toen nog «unilateralisme» werd genoemd. In zijn populaire versie: «Wie niet voor ons is, is tegen ons.» Bij het opruimen van de Taliban had Amerika geen bondgenoten nodig. Vervolgens werden de bondgenoten en de Verenigde Naties opnieuw terzijde geschoven en kon de oorlog beginnen. Verbazingwekkend was de meegaandheid van de bondgenoten, de Duitsers en Fransen uitgezonderd. En erger nog de serviele politiek van Blair, waardoor Bush een schijn van internationale legitimering kreeg.
Na tweeënhalf jaar bombarderen, schieten en politiek gedokter is Irak een uitzichtloze chaos. Ernstiger dan Vietnam, omdat het drama daar zich afspeelde in de marge van de Koude Oorlog en omdat er tenslotte een tegenpartij was waarmee de vrede kon worden gesloten. Niet met leedvermaak, maar met zorg en angst zien Amerikas bondgenoten hoe de «vermoeide reus» van mijlpaal tot mijlpaal verder de woestijn in strompelt. De Europeanen zijn wel bereid hem de helpende hand toe te steken, maar die wil hij alleen aanvaarden op zijn voorwaarden, waardoor hij verder van de wal in de sloot wordt geholpen. Hij heeft geen vrienden nodig. Geen internationale regels. Geen internationaal recht. De manier waarop John Bolton, de nieuwe Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties, zijn entree zal maken, doet naar stijl en strategie denken aan het shock and awe waarmee de oorlog in Irak is begonnen. De VN zijn aan een hervorming toe, maar niet volgens de 750 amendementen die Bolton in het daartoe strekkende document wil aanbrengen.
Zon anderhalf jaar geleden heb ik de lezers verontschuldigingen gemaakt omdat ik alweer over het Amerika van president George W. Bush en Irak begon. Ik doe het, schreef ik toen ongeveer, omdat de oorlog daar, met alle internationale invloed, veruit het belangrijkste is wat niet alleen de Irakezen zelf en Amerika maar het hele Westen op het ogenblik overkomt. Intussen is het westelijk bondgenootschap verder afgebroken, heeft Amerika zijn allure van moreel leiderschap zelf verder aangetast. Abu Ghraib, Guantánamo, het sturen van rechteloze gevangenen naar landen waar tegen martelen geen wettelijke bezwaren bestaan: dat hoort meer en meer tot dit Washingtonse complex.
Het zorgwekkendst is dat terwijl zich dit van dag tot dag duidelijker toont de oppositie in Europa en Amerika zelf niet in staat is zich te organiseren. Leedvermaak zou het laatste moeten zijn wat je bij de aanblik van deze mondiale mislukking zou moeten voelen. In Amerika begint het verzet zich nu weer enigszins te herstellen. Onze politieke leiders hebben zich bij het complex neergelegd en de publieke opinie gelooft het wel. Wordt het niet weer eens tijd voor een ouderwetse teach-in, om te beginnen?