Het is handig te beseffen dat Romeinen onder originaliteit iets anders verstonden dan wij. Wanneer Vergilius een epos schrijft, is het voor hem niet meer dan natuurlijk om op iedere bladzijde Homeros te laten doorklinken.Horatius’ lyriek grijpt bewust terug op het werk van Sappho en Alkaios. In de Romeinse liefdeselegieen van Catullus, Tibullus en Propertius worden keer op keer dezelfde motieven verwerkt, waarbij de lezer geacht wordt die motieven te herkennen en te genieten van de subtiele variaties. In Romeinse poezie gaat het zelden om echte, doorleefde emoties: de beschreven passies zijn door en door verliteratuurd, iets wat voor een ongeoefende moderne lezer niet altijd direct evident is.
Hoe staat Ovidius in deze traditie? Enerzijds is hij misschien de origineelste dichter van zijn tijd, omdat hij op een geheel eigen wijze elementen uit de traditie samenvoegt tot genres die in de Latijnse literatuur volstrekt nieuw zijn, zoals de Heroides, brieven van mythische vrouwen aan hun geliefden, en de Metamorphosen. Anderzijds heeft Ovidius de afgekloven thema’s van de erotische poezie zo gretig herkauwd dat er na zijn uitputtende behandeling werkelijk geen spoor van leven meer in het genre zat. Want als Ovidius iets doet, doet hij het grondig: het idee van zo'n heldinnebrief is aardig, maar Ovidius schrijft er dan meteen vijftien, en later nog eens zes; verhaaltjes over een gedaanteverwisseling kunnen grappig zijn, maar tweehonderdvijftig is toch iets te veel van het goede.
NU ZIJN ER vertalingen verschenen van de Heroides en van de beruchte, maar zelden gelezen Ars amatoria. Na wat ik hierboven over traditie heb gezegd, zal het duidelijk zijn dat het beoordelen van Ovidius’ toon en sfeer een hachelijke onderneming is. Uiteraard geldt dat in nog sterkere mate voor lezers die op vertalingen zijn aangewezen. Ik zal eerst de gedichten kort karakteriseren en vervolgens iets onaardigs over de vertalingen zeggen.
De sfeer van de heldinnebrieven is die van een opera, waarin alle emoties worden opgeblazen tot proporties die passen bij de omvang van hun volumineuze vertolksters. Natuurlijk, Phaedra verlangt naar Hippolytus en Dido wil Aeneas bij zich houden, maar hun brieven bevatten net iets te veel woordspelingen, knappe retorische vondsten en citaten om psychologisch waarschijnlijk te zijn. Amerikaanse geleerden hebben de pathetische onredelijkheid van Penelope freudiaans willen verklaren door te beweren dat zij een sex-starved, sex-obsessed woman is, wat ik best wil geloven. Toch denk ik dat Ovidius niet Freud maar eerder een retorisch handboek over de affectenleer had gelezen.
Een goed voorbeeld van spaghettiwestern-achtige ongein, waarbij men zich op de achtergrond iets te langdurig aanzwellende violen en een slecht ingekleurde, niet bewegende wolkenlucht dient voor te stellen, is de brief van Ariadne aan Theseus. De Kretenzische prinses is door haar minnaar achtergelaten op het eiland Naxos, waar de jongelui op weg naar Athene een tussenstop hadden gemaakt. Indirect wordt het eiland als ruig en onbewoond beschreven, waardoor meteen de vraag rijst waar Ariadne haar brief zou kunnen posten. Vervolgens blijkt Ariadne op een bed te liggen. Een bed, midden in de wildernis? In een tent misschien? Maar die wordt niet genoemd. Vertwijfeld beschrijft het meisje haar gedrag: ‘Wanhoopsgebaren: ik sla op mijn borsten zo hard dat het dreunde (sic!)/ ruk als een gek aan mijn haar, ordeloos nog na de nacht’ - wie denkt er onder zulke omstandigheden nu aan haar coiffure? Ze rent een bergtop op en ziet Theseus’ schip aan de einder verdwijnen. Woedend schreeuwt ze hem na en ‘bikkelhard bonkte mijn vuist op mijn borst, gaf mijn gil begeleiding; zo gaven gil en gebonk samen signalen van nood’.
Het helpt allemaal niets. Ze is geheel alleen, overgeleverd aan eventuele wolven, leeuwen, tijgers, zeehonden (!) en inboorlingen. En maar huilen: ‘denk… aan mijn betraande kledij, zwaar als van regen doordrenkt’. En dit is de uitsmijter: ‘Theseus, kom terug, stuur je zeilschip nu andersom over de golven; ben ik al dood voor je komt, neem dan mijn botten althans’.
Ik wil niet beweren dat in de Heroides alles zo schromelijk dik is aangezet. Nog net op de rand van sentimentaliteit is een detail in de brief van Hermione, een dochter van de fameuze Helena. Het meisje vertelt hoe haar moeder haar had verlaten om met Paris mee te gaan: ‘Brabbelend babygepraat heb je nimmer gehoord van mij, moeder/, kusjes noch strelend gebaar gaf jou je dochtertje toen’.
Ook de erotische droom van Sappho klinkt realistisch: ‘Kussen zoals wij bij voorkeur dat deden, herken ik, die zwoele/ streling erbij van de tong; (…) Schande de rest te vertellen, maar ja, wat gebeurt moest gebeuren:/ hemel op aarde die droom, maar bij mij bleef het niet droog’. Zulke details zijn echter zeldzaam. Ovidius was, zoals Dryden opmerkt, ‘frequently witty out of season’.
DE ARS AMATORIA is een leerdicht, op zichzelf al een problematisch genre, zoals iedereen weet die wel eens een klassiek leerdicht over bijvoorbeeld de landbouw heeft gelezen. Want welke poezielezer zit te wachten op instructies voor het ploegen en oogsten, en welke boer leest ooit poezie - gesteld al dat hij niet zou weten hoe hij het land moest bewerken? Bovendien is overzichtelijkheid niet de meest in het oog springende eigenschap van veel leerdichten, zodat het praktisch nut nihil is. Ovidius heeft met zijn Minnekunst dan ook een schitterende parodie op het genre geschreven, compleet met alle bijbehorende mythologische exempla en parallellen met landbouw, jacht en krijgskunst.
In het eerste boek leert hij mannen hoe ze een vrouw kunnen bemachtigen, in het tweede hoe ze die kunnen behouden, en in het laatste boek spreekt hij de vrouwen toe. Om gedonder met de puriteinse overheid (keizer Augustus!) te voorkomen, beweert hij overspel met getrouwde vrouwen af te wijzen, en met het oog op evenredig seksueel genot bij beide partners heeft hij bezwaren tegen homoseksualiteit. Weliswaar erkent Ovidius het bestaan van oprechte liefde, maar dan in de betekenis die Casanova daaraan hecht. Het enige doel is seksuele bevrediging, en ontrouw wordt als vanzelfsprekend beschouwd.
Zonder ooit grof te worden geeft Ovidius nuttige informatie: ‘het lekkerste der liefde krijg je niet door haast. (…) Maar vaar haar niet voorbij, gebruik nooit een groter zeil,/ en zorg ook dat zij op jou geen voorsprong nemen kan:/ ijl tezamen naar de meet! Het genot is pas volmaakt/ als de climax man en vrouw op hetzelfde moment raakt’. Het gevaar om betrapt te worden kan stimulerend werken. Zelfs als je ongestoord zou kunnen vrijen, moet je net doen alsof je echtgenoot ieder moment kan binnenkomen: ‘Ook al is de deur veel beter, laat hem (de minnaar) binnen door het raam,/ en laat je gezicht daarbij op dodelijk verschrikt gaan staan./ Zorg slim dat een slavin: “Je bent verloren” naar je roept,/ en verstop de bange man vervolgens ergens in een hoek’.
Ondertussen is de Ars wel een van de meest vrouwonvriendelijke boeken die ik in tijden heb gelezen. De vrouw, die uiteraard onbetrouwbaar en hysterisch is, moet mooi en gewillig zijn, en als ze niet kan klaarkomen moet ze maar doen alsof. Alles onecht dus; daarom is het jammer dat het vervolg op de Ars, waarin Ovidius onderwijst hoe je van een hevige liefde kunt afkomen, niet vertaald is, omdat het daarin wel degelijk om echte emoties gaat.
VOOR DE VERTALINGEN heb ik geen goed woord over. De hoogbejaarde Peters heeft Ovidius’ soepele verzen op zo'n houterige wijze in een metrisch keurslijf gewrongen dat iemand die het Latijnse metrum niet beheerst, er niet gauw achter zal komen welk metrum beoogd is. Van muzikale effecten geen spoor, fouten tegen het Nederlands te over. Weg ermee dus.
Micha Kat, die blijkens het voorwoord de humor van Ovidius goed heeft aangevoeld (al neemt hij ‘s dichters autobiografische mededelingen mijns inziens veel te serieus), heeft helaas de conclusie getrokken de Ars te moeten vertalen als was het een parodie in de stijl van De Schoolmeester. Verkeerd, want de inhoud van het gedicht is weliswaar tamelijk belachelijk, maar het Latijn is bloedserieus van toon - juist daardoor is het zo'n leuk gedicht. Kat had iets langer moeten nadenken voor hij begon.
Dichters & Denkers
‘het lekkerste der liefde’
Ovidius, Heroides, vertaald door W. A. M.Peters; en Ars amatoria, vertaald door Micha Kat. Uitgeverij Ambo, resp. 172 en 114blz.,f44,50 en f34,90
Is Ovidius camp? Het zou een anachronisme zijn deze term op de Romeinse dichter toe te passen. Toch is het verleidelijk. De erotische tafereeltjes die hij schetst zijn vaak het stadium van kitsch ruimschoots gepasseerd, zonder dat ook maar ergens blijkt dat er van een parodie sprake is. Het is echter niet eenvoudig te achterhalen hoe Ovidius’ tijdgenoten over zijn bij vlagen briljante, soms ook oerflauwe poezie dachten. Wij weten slechts ten dele welke literatuur een ontwikkelde Romein in zijn hoofd had zitten, terwijl het nog veel gevaarlijker is stellige uitspraken te doen over wat men leuk of opwindend vond. Het enige wat we kunnen doen, is eerst alle poezie van Ovidius’ voorgangers, voor zo ver die bewaard is gebleven, in ons opnemen, om vervolgens met een open oor voor alle echo’s en allusies Ovidius zelf te lijf te gaan.
www.groene.nl/1994/35