Een paar weken geleden ben ik in New York getuige geweest van de publieke geboorte van de iPad, het nieuwste wonder van Apple waarmee je alles kunt doen, films en televisie kijken, naar muziek luisteren, de krant lezen, nog veel meer. De laatste digitale verworvenheid in de lijn van het Zwitserse legerzakmes waarmee je als jongen ook de illusie had dat je de status van almachtige bereikt had. Voor sommige winkels hadden zich al een paar dagen tevoren de rijen geformeerd, de liefhebbers kampeerden er in uitvouwbare stoelen, en ze waren natuurlijk uitgerust met ander digitaal gereedschap zodat ze zich niet hoefden te vervelen. En toen kwamen de eersten met hun iPad naar buiten. Dansend, het ding boven hun hoofd houdend, juichend als de sportmens die het winnende punt heeft gescoord, ontroerd alsof ze de eeuwige zegen hadden ontvangen. Ik vertel het wat uitvoeriger om duidelijk te maken wat voor de mens van nu het grootste geluk betekent. Het was daar een razernij van digitale zaligheid.
Sinds de geleidelijke opening van de digitale snelweg, nu schat ik een jaar of vijftien geleden, vragen we ons af of we een vloek over onszelf hebben afgeroepen dan wel geleidelijk een nieuwe fase in de beschaving betreden. Het lijkt me een zinloze vraag. In werkelijkheid gaat het zoals met alle technische vooruitgang om de gebruikers zelf. Wat doen ze ermee? Zonder explosiemotor hadden we nu niet de particuliere auto en de daarmee verbonden vrijheid, geen files, geen ambulances en tanks en zou het ons nog aan ontzaglijk veel meer ontbreken. En we zouden ook niet die onafzienbare kerkhoven met verkeersdoden hebben. Maar zouden we de verbrandingsmotor kunnen missen? Dat is geen vraag waarop een zinnig antwoord valt te geven. Misschien kunnen we de betekenis van het ontstaan van de digitale communicatie ongeveer gelijkstellen met de uitvinding van deze motor.
Toen de digitale snelweg werd ontdekt, baadde de westelijke wereld zich in het consumentisme. Dat heeft ook een langere voorgeschiedenis. Het destijds beroemde boek van Neil Postman, Amusing Ourselves to Death, is verschenen in 1985. Veertien jaar later kwam Neal Gabler met zijn Life: the Movie. How Entertainment Conquered Reality. Een strekking van beide boeken is dat de Amerikaan er steeds meer vanuit gaat dat het consumeren van alles, en dit zoveel mogelijk, de vervulling van zijn leven is. Europeanen zijn door deze nieuwe opdracht min of meer aangestoken. Vooral na de Koude Oorlog heeft het consumentisme ook in dit werelddeel wortel geschoten. Dat is gepaard gegaan met depolitisering, individualisering en het verval van het politieke midden. En kort gezegd: in deze nieuwe maatschappij heeft het digitalisme zich verbreid.
Ik zal de laatste zijn om de voordelen van een laptop te ontkennen. Je kunt je sneller op de hoogte stellen van het laatste nieuws. Als je van de sensationele gebeurtenis getuige bent, kun je dat de wereld eerder laten weten dan de persbureaus. Burgerjournalistiek! En als je tot een onderdrukte groep hoort, kun je een protestbijeenkomst bij elkaar twitteren. Vrijheid van meningsuiting! Maar de praktijk van de digitale communicatie heeft nog een andere kant. De burger kan nu de hele wereld laten weten wat hij van alles en nog wat vindt. Of hij er verstand van heeft of niet, hij heeft zijn mening en zet die op het web. Reageren!
De internationale praktijk van ongeveer de afgelopen tien jaar heeft bewezen dat deze uitnodiging tot reageren een van de grootste gaten in de digitale markt is. En behalve dit, dat de grote meerderheid die daarvan gebruik maakt zich door wat dan ook diep verongelijkt voelt, niet zoveel verstand heeft van het onderwerp dat aan de orde is, waarna de ontluikende discussie zich al vlug tot een chaotische en oeverloze scheldpartij ontwikkelt. Over dit ‘open riool’ zijn al veel bezorgde discussies verschenen.
Er is nog een andere kant aan het vraagstuk. Vóór internet vormden de kranten en de televisie de grondslag van de publieke opinie. Die functie kalft snel af. Dat heeft twee oorzaken. In de cultuur van het consumentisme wordt de krant met zijn lange berichten, analyses en commentaren door een groeiende meerderheid een vervelend, of erger, een elitair medium gevonden. Internet heeft alles en is vooral ook leuker. Om die concurrentie het hoofd te bieden, worden de meeste kranten ook steeds leuker. Grote foto’s, vrolijke cursiefjes en het nieuws zo eenvoudig mogelijk. In een interessant interview in Het Parool (17 april) wordt het door Willem Sijthoff, telg uit het beroemde krantengeslacht, duidelijk samengevat. Gevraagd voor wie hij in zijn vak de meeste bewondering heeft, zegt hij: ‘Rupert Murdoch. Ongelooflijk wat die man heeft gedaan. Heeft een mondiaal imperium opgebouwd en schuwde forse investeringen in internet niet.’ Murdoch. Eigenaar van The New York Post, een van de treurigste vodden van de Amerikaanse dagbladpers, en Fox News dat Obama als een geheime communist beschouwt. Bewaar, verdedig de oude internetloze drukpers!
Rubriek
Het leuke internet
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2010/16
www.groene.nl/2010/16