PARIJS – Ze vergezelde haar op enkele van de talrijke overzeese reizen die de beroemde filosofe maakte, naar Mexico bijvoorbeeld. Maar de mooiste herinneren bewaart Sylvie Le Bon De Beauvoir aan de zomerse reizen die ze samen maakten. Met z’n tweeën in de auto, Frankrijk door. Langs provinciale wegen zakten ze af naar Marseille, waar Simone de Beauvoir als jonge vrouw nog enkele jaren had lesgegeven. Vanuit daar ging het door richting Rome. Daar troffen ze Jean-Paul Sartre en verbleven ze gedurende een maand in een gehuurde villa. ‘We leefden als Romeinen’, zegt ze veelbetekenend.

Sylvie Le Bon De Beauvoir (1941) leerde Simone de Beauvoir kennen toen ze begin jaren zestig in Parijs filosofie kwam studeren. Het was het begin van een intieme vriendschap die zou duren tot De Beauvoirs dood in 1986. Ze werd opgenomen in de kring rond De Beauvoir en Sartre, die de restaurants en cafés tussen boulevard Montparnasse en Saint Germain-des-Prés frequenteerde. Geleidelijk groeide ze uit tot De Beauvoirs levensgezellin, helemaal na de dood van Sartre, in 1980. Een jaar later adopteerde De Beauvoir haar. De reden was vooral praktisch van aard. De Beauvoir wilde niet dat haar werk na haar dood in onkundige handen zou vallen. De consciëntieuze, toegewijde en filosofisch onderlegde Sylvie was in alle opzichten een geschikte kandidaat. Het samenleefcontract bestond nog niet, een andere manier dan adoptie was er niet voorhanden om haar te laten erven. ‘Ik nam haar achternaam aan’, zegt ze. ‘Het was een beetje zoals in een huwelijk.’

En zo beheert Sylvie Le Bon De Beauvoir nu al weer bijna dertig jaar De Beauvoirs intellectuele nalatenschap. Ze ziet toe op heruitgaven en vertalingen en publiceert met vaste regelmaat onuitgegeven werk. Zo bezorgde ze jeugddagboeken en uiteenlopende briefwisselingen, zoals de brieven aan Sartre en die aan Nelson Algren, de Amerikaanse schrijver met wie De Beauvoir jarenlang een passionele verhouding had (in het Nederlands vertaald als Een transatlantische liefde). In 2013 bracht ze bij uitgeverij L’Herne opnieuw Malentendu à Moscou uit, een onbekende novelle over een ouder echtpaar dat tijdens een verblijf in Moskou in crisis raakt. Onlangs verscheen het werkje in Nederlandse vertaling (als Misverstand in Moskou) en werd door de kritiek warm ontvangen. ‘Een tijdloos icoontje van schrijfkunst dat ook goed inzicht biedt in De Beauvoir als denker’, schreef Pieter van den Blink in de Volkskrant.

Ik spreek Le Bon De Beauvoir (om verwarring te voorkomen hierna aangeduid als Le Bon) op een ijskoude zaterdagochtend in de residentie van de Nederlandse ambassadeur te Parijs, het schitterende Hôtel d’Avaray in het zevende arrondissement. In de tuin slingert een verlaat herfstblad op het perfect bijgehouden gazon – als in een roman van Joris-Karl Huysmans. Binnen knapt een haardvuur in een antieke schouw. Le Bon kijkt goedkeurend om haar heen, zichtbaar ingenomen met deze majestueuze ontvangst. Claude Théophile de Bésiade, markies van Avaray, was niet alleen de eerste bewoner van het klassiek ingerichte stadspaleis, doceert ze. Hij was tevens diplomaat en adviseur van Lodewijk XV. Le Bon blijkt uitstekend op de hoogte: ‘Anders dan de meeste andere huizen in de buurt is het nooit geplunderd of verlaten. Daarom is het nog altijd in deze magnifieke staat.’

Ze heeft haar dikke donkerbruine haar opgestoken op een manier waarmee ze wel iets van haar ‘adoptief-moeder’ wegheeft. Ze heeft ook iets van haar jaren-veertiggestrengheid, en tegelijk iets subversief uitdagends in haar blik. Ze spreekt op zangerige toon, met lange uithalen.

‘Malentendu à Moscou was oorspronkelijk bedoeld als onderdeel van de bundel La femme rompue (1967), maar Simone de Beauvoir was er niet tevreden over en besloot de novelle uiteindelijk niet op te nemen. Na haar dood heb ik hem uitgegeven, want zulke dingen krijgen toch een andere betekenis na overlijden van de auteur.’ Het is tekenend voor de autonome wijze waarop De Beauvoirs erfgename te werk gaat. Instructies over publicatie kreeg ze niet mee. ‘Wel liet ze me alles zien en maakte ze me duidelijk hoe alles zo ongeveer geordend was. Dat interpreteerde ik als een impliciet advies om te publiceren. De Beauvoir heeft me in ieder geval niet expliciet verboden om iets te publiceren.’

Met die ordening viel het in de praktijk nogal tegen. Het kwam neer op een kast waar alles tamelijk lukraak in was gekwakt. Le Bon begon met het sorteren van de brieven. Een enorme klus. ‘De Beauvoir staat in een lange traditie die nu met de opkomst van internet snel aan het verdwijnen is. Denk aan Madame de Sevigné, Diderot en Voltaire: allemaal gepassioneerde briefschrijvers! Ze begon brieven te schrijven toen ze heel jong was, ik stuit op brieven van toen ze een jaar of zes à zeven oud was. De brieven aan Sartre en Algren zijn interessant omdat ze een kroniek van het filosofische en culturele leven van die tijd bieden. Daarbij zijn die brieven ook gewoon heel levendig en amusant geschreven.’

Behalve brieven bezorgde Le Bon een reeks dagboeken. ‘Ook daarmee begon ze al vroeg in haar jeugd. Die jeugddagboeken wilde ik per se publiceren omdat ze heel mooi laten zien hoe De Beauvoir de vrouw is geworden die ze is.’

Met de ordening van de nalatenschap viel het nogal tegen. Een kast waar alles lukraak in was gekwakt

Momenteel werkt Le Bon aan de transcriptie van een aantal ongepubliceerde jeugdromans. Een enorm werk, want De Beauvoir was berucht vanwege haar priegelhandschrift. ‘Maar ik ben er in de loop der jaren bedrevener in geworden’, zegt ze. ‘Ik ben vrijwel de enige die het foutloos kan lezen. Van tijd tot tijd krijg ik transcripties van anderen onder ogen. Vaak staan die in geen enkele verhouding tot de oorspronkelijke tekst.’

Verder is Le Bon bezig met de serie van driehonderd jeugdbrieven die De Beauvoir aan haar moeder schreef en die onlangs bij veilinghuis Christie’s werd aangeboden. Heel bijzonder materiaal. Al weet ze niet wie de verkoper is, ze beschikt over kopieën. Er fysiek over beschikken zal ze voorlopig echter niet, want de vraagprijs was heel hoog en het is nog maar de vraag of de Bibliothèque Nationale de France, die de eerste biedrechten heeft, een bod zal uitbrengen. ‘De brieven hebben alleen geldelijke waarde als object, want ik bezit de uitgeefrechten’, zegt ze. ‘En omdat ik over kopieën beschik, kan ik gewoon publiceren.’

Als er van tijd tot tijd nog altijd onbekend materiaal van De Beauvoir opduikt is dat ook te herleiden tot de bomaanslag die in 1962 werd gepleegd op het huis van Sartre in de rue Bonaparte op Saint-Germain-des-Prés. Vanwege hun standpunt in de Algerije-oorlog was het filosofenpaar doelwit van de oas, een paramilitaire beweging die streed voor behoud van l’Algérie française. Niemand raakte gewond, maar een groot deel van het gebouw waarin Sartre woonde werd vernield. In een kast naast de deur lagen veel papieren van De Beauvoir opgeslagen en in de chaos die op de ontploffing volgde zag een naburige tandarts zijn kans schoon. ‘Hij is al weer jaren overleden, maar steeds als er iets opduikt zeggen we: “Zeker weer van die tandarts”’, giechelt Le Bon.

Overwogen om iets niet te publiceren heeft ze naar eigen zeggen nooit: ‘Het zijn literaire getuigenissen. Wat de brieven en dagboeken betreft: de meeste mensen die erbij betrokken waren zijn inmiddels overleden, helaas, dus ook dat levert geen problemen op.’

Le Bon heeft een dagtaak aan het beheer van de nalatenschap van De Beauvoir. Maar het is veel meer dan een tijdsbesteding. ‘Het biedt een levensvervulling, zoals De Beauvoir die destijds zelf bood’, zegt ze. ‘Het leven zonder haar is op deze manier juist toch weer een leven mét haar. Na een paar heel moeilijke jaren na haar dood is juist het feit dat ze me met deze erfenis heeft belast wat me er bovenop geholpen heeft. Ik voel haar nog steeds diep binnen in mij, ik hoor haar stem en dat ze tot me spreekt, dat helpt me erg. Maar dat neemt niet weg dat het sprookje wel definitief uit is.’ Want dat was het samenleven met Sartre en De Beauvoir: een sprookje. ‘Het was zo iets geweldigs om in hun buurt te leven.’ Le Bon blikt naar de grond en vervolgens omhoog de salon in, een gelukzalige glans in haar ogen.

Sylvie Le Bon leerde Simone de Beauvoir kennen toen ze nog een jong meisje was in de Bretonse hoofdstad Rennes. Aanvankelijk via haar romans: ze las er Les Mandarins en Mémoires d’une jeune fille rangée. Het was de toon die haar het meest bekoorde. Zo direct alsof De Beauvoir rechtstreeks tot haar sprak. ‘Het was de vermenging van affectiviteit en intellectualiteit. Ze richtte zich tot de anderen op een manier zodat die zich direct op hun gemak voelden.’

Ze schreef een brief, die De Beauvoir beantwoordde, zoals ze bij jonge lezers gewoon was. Toen ze begin jaren zestig ging studeren aan de prestigieuze École normale supérieure zocht ze opnieuw contact. De Beauvoir nodigde haar prompt bij haar thuis uit. ‘Ze zei altijd: ik accepteer geen gegeven situaties, ik wil zelf keuzes maken. Nu is dat de normaalste zaak van de wereld, maar voor een jong meisje als ik was dat een enorme openbaring. Ik leerde ook dat je niet achterover moet leunen, dat je je niet in je sociale milieu moet opsluiten.’

‘Ik voel haar nog steeds diep binnen in mij, ik hoor haar stem en dat helpt me erg. Maar het sprookje is definitief uit’

Tijdens de jaren die volgden zagen ze elkaar zo nu en dan. Maar zo rond 1965 werd ze opgenomen in de kring waar Sartre en De Beauvoir het stralende middelpunt van waren en werden ze ‘zeer, zeer intiem’. Sartre was De Beauvoirs grote liefde, haar filosofisch leidsman voor wie ze uiteindelijk ook Nelson Algren opofferde toen die een exclusieve claim op haar trachtte te leggen. Sinds 1929 waren de twee verbonden in een ‘liefdespact’ dat opeenvolgende generaties tot de verbeelding zou spreken. Liefdesrelaties met anderen waren toegestaan. De enige voorwaarde was dat daar niet over werd gelogen. Eerlijkheid en oprechtheid stonden centraal. Het pact – aanvankelijk om de twee jaar verlengbaar, vanaf 1945 permanent – vormde de opmaat tot allerlei avontuurtjes en ingewikkelde driehoeks- en zelfs vierhoeksrelaties.

De Beauvoir onderhield een lange en intensieve affaire met Jacques-Laurent Bost, een leerling van Sartre uit de tijd dat deze filosofie doceerde in Le Havre. Ook had ze een hele reeks lesbische verhoudingen, aanvankelijk met oud-leerlingen als Olga Kosakiewitz (wier zusje Wanda weer een relatie had met Sartre, op een zeker moment zelfs zo intens dat Sartre overwoog het pact met De Beauvoir te verbreken). Olga zou uiteindelijk trouwen met Bost, maar als echtpaar zouden ze deel uit blijven maken van de kring rond Sartre en De Beauvoir.

Met het mooie Tête-à-Tête: The Tumultuous Lives Loves of Simone de Beauvoir and Jean-Paul Sartre bevestigde de Amerikaanse biografe Hazel Rowley in 2005 wat velen inmiddels al wel vermoedden, namelijk dat het pact in werkelijkheid een stuk minder idyllisch was geweest dan het leek. Regelmatig was er sprake van jaloezie en hoogoplopende ruzies. Eerder was al duidelijk geworden dat de voorwaarden van het ‘pact’ in de praktijk niet altijd even nauwgezet werden nageleefd. Zo vroeg de Franse journalist en biograaf Olivier Todd ooit aan Sartre hoe hij dat nu toch deed met ‘zijn vrouwen’.

‘Ik lieg, dat is wel zo gemakkelijk, en ook beleefder’, antwoordde Sartre.

‘Zelfs tegen Castor (de bijnaam van De Beauvoir – mk)?’

‘In het bijzonder tegen Castor.’

Ook Sylvie Le Bon ging na enkele jaren in Parijs deel uitmaken van ‘de familie’, zoals Sartre en De Beauvoir hun cercle noemde. Haar worden korte affaires met Bost en met Sartre toegedicht, maar uiteindelijk was ze toch vooral verbonden met De Beauvoir. Die laatste omschreef hun relatie als ‘sensueel maar niet seksueel’. ‘We waren erg intiem, maar samenwonen deden we niet’, zegt Le Bon. ‘We vonden het belangrijk dat we “aparte slaapkamers hielden”, zoals de Franse uitdrukking zegt. Je moet niet te dicht op elkaars lip willen zitten, dat leerde ik ook met mijn eigen vrienden.’

Ze leidde aldoor ook een eigen leven, doceerde filosofie op een lycée in de buurt van Parijs – een mate van onafhankelijkheid die De Beauvoir aangesproken moet hebben. Wel woonde ze vlak bij het huis van De Beauvoir in de rue Victor Schoelcher, pal naast het Cimitière du Montparnasse, het kerkhof waar tegenwoordig zowel Sartre als De Beauvoir begraven ligt.

‘Als u zou kunnen opschrijven in hoeverre de mensen de biografie van Deirdre Bair dienen te wantrouwen!’

De adoptiekwestie kwam in een stroomversnelling door de aftakeling van Sartre, eind jaren zeventig. ‘Dat was iets verschrikkelijks om mee te maken’, zegt Le Bon met een diepe zucht. ‘De Beauvoir wilde de zaken op tijd goed geregeld hebben.’ Haar eigen moeder was ‘min of meer akkoord’, maar zou het sowieso niet hebben kunnen tegenhouden.

Le Bon leerde De Beauvoir kennen via haar romans. Later las ze ook haar filosofische werk, boeken als Le deuxième sexe. ‘De Beauvoirs filosofie is radicaal antinaturalistisch’, zegt ze. ‘Niets was van tevoren “gegeven”, meende ze, voor mannen noch voor vrouwen – al woog het voor die laatsten in de geschiedenis toch altijd zwaarder. Je ziet dat terug in alles wat ze schrijft, in haar dagboeken, in haar brieven en in haar romans. Het individu moet zichzelf construeren tegen alles wat vooraf vast staat, tegen alles wat ons opgelegd is, of dat nu het sociale milieu betreft, de familie of overgeleverde waarden. Het moet zijn vrijheid daarop zien te veroveren. Daarom wordt het werk van De Beauvoir nog steeds zo veel gelezen, overal op de wereld: vanwege de bevrijdende kracht die ervan uitgaat.’

Volgens Le Bon wordt een werk als Le deuxième sexe tegenwoordig vooral gelezen in landen met opkomende economieën. Een Arabische vertaling is in de maak. ‘Waar het Simone de Beauvoir om ging is de vaststelling dat onze natuur ons niets verbiedt. Ze ontkent niet dat mannen mannen zijn en vrouwen vrouwen, dat zou ook absurd zijn. Ze heeft ook nooit ontkend dat ze “als vrouw” geboren is. Maar dat vrouw-zijn schrijft haar niets voor en verbiedt haar niets. Het is niet bepalend voor de keuzes die ze maakt, of voor haar liefdes. Instituties zoals de religie, de familie of het huwelijk hebben bewezen uiterst onderdrukkend te kunnen zijn. Met name ten opzichte van vrouwen. Alles spande samen om van hen tweederangs burgers te maken. Vandaar ook die beroemde frase uit Le deuxième sexe: “On ne naît pas femme, on le devient”, je komt niet als vrouw ter wereld, je wordt het. Omdat je onmiddellijk na je geboorte in een sociale mal wordt gestopt, historisch, politiek en economisch. De samenleving gaat van het kleine meisje via de familie en de school allerlei dingen eisen en gaat dingen verbieden. Voor de jongens geldt dat ook, maar voor meisjes was het altijd beknottender. Met haar provocerende formule wilde De Beauvoir zeggen dat er niet zoiets als een vrouwelijke essentie bestaat. En vooral dat vrouwen niets verboden moet worden omdat ze vrouw zijn.’

Le Bon wijst erop dat er tegenwoordig ook feministen zijn die het omdraaien, die bijvoorbeeld zeggen dat vrouwen goede managers zijn omdat ze vrouw zijn. ‘Maar dat is essentialisme de andere kant op! Vrouwen zouden op een andere manier met macht omgaan, invoelender zijn, zachter. Maar wanneer je kijkt naar vrouwen die daadwerkelijk macht uitoefenen, Margaret Thatcher, Indira Ghandi of Hillary Clinton voor mijn part, dan zie je dat ze volgens de logica van de macht en de uitoefening ervan opereren, met hun “vrouwelijkheid” heeft het allemaal niets te maken. Sinds een aantal jaar is er dat verschijnsel van positieve discriminatie of verplichte quota voor vrouwen. Maar daar dient de uiterste voorzichtigheid mee te worden betracht. Omdát u een vrouw bent gaan we u die en die baan geven, klinkt het dan. Persoonlijk zou ik daar erg op tegen zijn, want er zal altijd iets aan je blijven kleven, dat je het niet aan je eigen competenties hebt te danken. Wellicht dat het een functie heeft in de transitieperiode, dat het vrouwen over de streep trekt wanneer ze rolmodellen in de samenleving zien. Maar als principe is het verwerpelijk.’

Zoals dat soms met families gaat vallen ze uit elkaar wanneer de stichters overlijden. Met de nog levende ‘familieleden’ heeft Le Bon ‘waar mogelijk’ nog contact. Met de nadruk op dat laatste, want het is bekend dat zij en Claude Lanzmann, een van de voormalige minnaars van De Beauvoir, niet op goede voet staan. Zijn standpunt in het Palestijns-Israëlisch conflict is daar volgens Le Bon de belangrijkste oorzaak van. ‘Ik vind dat hij een anti-sartriaanse positie inneemt, dat hij niet de waarheid spreekt.’ Meer wil ze er niet over zeggen.

En over Arlette Elkaïm Sartre zwijgt ze maar liever helemaal. Elkaïm Sartre is de adoptief-dochter van Sartre en beheert zijn nalatenschap. Het is een publiek geheim dat de twee elkaars bloed kunnen drinken. ‘Hmpf’, bromt Le Bon. ‘Wat die Simone de Beauvoir heeft aangedaan, het is ten hemel schreiend.’ Behendig brengt ze het gesprek op een ander onderwerp, op de voetgangersbrug over de Seine die De Beauvoirs naam draagt. En op de Prix Simone de Beauvoir die begin januari wordt uitgereikt aan iemand die op een bijzondere manier heeft bijgedragen aan de zaak van vrijheden voor vrouwen in de wereld. Le Bon heeft zelf geen kinderen, maar zelfs als ze die had zou het niet vanzelf spreken dat ze die De Beauvoirs nalatenschap zou laten erven. ‘Ik heb veel intellectuele vrienden en die zeggen me dan: “Ik heb kinderen, maar die interesseert het allemaal niets.” Maar ik heb mijn maatregelen getroffen, je kunt tegenwoordig prima aan een stichting nalaten.’

Wel zou ze graag zien dat er nog eens een serieuze biografie van Simone de Beauvoir het licht ziet. Geen van de bestaande biografieën is bevredigend, meent Le Bon, die van Deirdre Bair al helemaal niet. ‘Die heeft de meeste impact gehad omdat ze de eerste was. Als u zou kunnen opschrijven in hoeverre de mensen dat boek dienen te wantrouwen! Momenteel werken we bij uitgeverij Gallimard aan de Pleiade-editie van de verzamelde werken van De Beauvoir en aldoor stuiten we op fouten in Bairs boek. Het is extravagant zo slordig als het is gedaan. Soms vragen we ons af wat haar bezield heeft.’

Zelf een biografie schrijven heeft Le Bon nooit serieus overwogen. ‘Dat is toch meer de taak van een historicus’, zegt ze. Serieuze voorstellen zijn meer dan welkom, ze stelt haar archieven graag ter beschikking. Maar de lat ligt hoog.


Beeld: (1) Sylvie Le Bon De Beauvoir. ‘ik leerde van Simone de Beauvoir dat je niet achterover moet leunen’ (Philip Provily). (2) Piazza Navona, rome, 1950. Simone de Beauvoir, Sylvie Le Bon en Jean-Paul Sartre op het terras van Domiziano (Seuil / Jazz / Gamma Presse Images / HH).