De tekst die bij de ingang van de nieuwste attractie Vogel Rok in de Efteling staat, is niet alleen een waarschuwing voor de donkere achtbaan. Hij onthult ook, in al zijn Anton Pieck-achtige ouboligheid, de essentie van het pretpark. Een pretpark bezoek je niet alleen. Je gaat erheen met je gezin. Samen doorleef je ‘gevaarlijke’ situaties.
Nederland heeft elf pretparken. Daarvan is de Efteling het meest bekend. Het in 1952 geopende Sprookjesbos, ontworpen door Anton Pieck en het eerste project van de stichting Natuurpark de Efteling, is inmiddels uitgegroeid tot een pretpark dat de vergelijking met grote buitenlandse voorbeelden goed kan doorstaan. De Efteling is een themapark en onderscheidt zich daarmee van de attractieparken, die eerder verwant zijn aan het lunapark. Daarin staan louter installaties die snelle en/of duizelingwekkende sensaties veroorzaken. In het themapark ervaar je ook nog iets van een andere wereld. Bij de Efteling keek men deels de kunst af van Disney, maar men gaat er prat op dat Disney ook weleens een tegenbezoek bracht. Het park kreeg een aantal belangrijke internationale prijzen. De Efteling verkoopt in de eerste plaats een sprookje. Daarom is het bedrijf ook terughoudend met het naar buiten brengen van marketinggegevens. Het park moet wel een sprookje blijven. Al weet men elk moment van het jaar precies het verschil in maatschappelijke samenstelling tussen de rijen wachtenden voor de Python, Fata Morgana, Droomvlucht of Monsieur Cannibale, toch zwijgt men daarover. Het is het geheim van de naar Japans voorbeeld opererende ‘bedrijfscellen’ die elke attractie soms al meer dan tien jaar onder hun hoede hebben. Je moet er dus maar naar raden, al liggen sommige interpretaties voor de hand.
De betekenis van het pretpark is de laatste jaren nogal uitgehold. Vanaf het moment dat de Franse filosoof Jean Baudrillard in 1978 stelde dat de hele wereld eigenlijk een pretpark is, en Disneyland deze vreselijke waarheid alleen verhult, is het hek van de dam. De ‘verpretparking’ van steden wordt tegenwoordig al als serieus probleem beschouwd, terwijl ook de toekomstige metamorfose van winkelcentra, vliegvelden en sportcomplexen tot pretpark met enige huiver wordt afgewacht. Tegen sommige uitwassen van het grootkapitaal is nu eenmaal niets te beginnen. Toch blijven er belangrijke verschillen tussen al deze pretparkverschijnselen en het amusement waar sommige families op een mooie dag voor kiezen. Het pretparkbezoek is op de eerste plaats een sociale gebeurtenis. In een pretpark word je niet alleen vermaakt, maar het vermaak dient een doel: je ziet elkaar nog eens en als het meezit voer je een gesprek. Dat komt doordat het pretpark een element kent dat er in de verpretparking van verwante verschijnselen is uitgefilterd: het wachten.
Wachten is een belangrijk onderdeel van het pretparkbezoek, zeker in de zomer. Dat is uiteraard een gevolg van de grote publieke belangstelling maar ook een uitgekiende manier om de spanning op te voeren. De grondvorm van het themapark is de kleine reis door ‘onbekend gebied’. Om een optimaal effect te bereiken moet deze tocht overdonderend zijn door de snelheid of door de hoeveelheid indrukken. Dat kan alleen door de tijd samen te ballen. Geen enkel tochtje duurt dan ook langer dan acht minuten. Als je dat allemaal achter elkaar zou kunnen doen, zonder zelf pauzes in te lassen, zou je al snel overvoerd raken. Het wachten heeft dus de functie van ‘smaakmaker’. Hoe langer je hebt gewacht, hoe specialer je de ervaring zult vinden.
Maar mensen vinden het vervelend om te wachten. Wat gebeurt er dus in pretparken - en daarop vormt de Efteling geen uitzondering: het wachten is een evenement op zich. In de Efteling wordt het publiek langs slangvormige hekken gevoerd, waardoor de tot wanorde geneigde Nederlanders gedwongen zijn om beschaafd op elkaar te wachten. Zo vermijd je ontmoedigend lange rijen, én je wint er iets mee: het publiek wordt schouwspel voor elkaar. Je kunt niet anders dan een blik werpen op de families en groepen die zich links en rechts van je bevinden. Ik heb er kinderen ouders zien slaan - en omgekeerd, alletwee uitzonderlijk in het vredige park. Ik heb er ook vele vaders verlangend naar andere moeders zien kijken - en vice versa, waardoor iedereen de moed erin houdt.
Omdat zelfs dit schouwspel ooit verveelt, zeker wanneer de wachttijd voor sommige attracties 75 minuten bedraagt, zoals attent op bordjes langs het parcours staat aangegeven, zorgt men voor entertainment. Aan dat entertainment valt ook af te lezen wie het bedrijf hier denkt aan te treffen. Bij Droomvlucht bijvoorbeeld, sinds de opening in 1993 de populairste attractie, treden achter elkaar een popgroep en een sprookjesprinses op. Zo worden zowel de grote hoeveelheid jongeren bediend, die de wachttijd nuttig gebruiken om nog eens een joint op te steken, als de gezinnen met kleine kinderen. Broederlijk verzamelen beide groepen zich later voor een tochtje langs elfjes en kabouters.
Bij de attractie Fata Morgana, een exotische reis door politiek nogal incorrecte taferelen uit het Midden-Oosten, vindt men kennelijk dat er nog iets extra’s voor de vaders gedaan moet worden. Daarom treden hier soms enkele buikdanseressen op.
Bij de wachtrijen voor de Python ten slotte verwacht men geen vaders of moeders. Dat is althans af te lezen aan de videoschermen, waarop alleen fragmenten van popconcerten te zien zijn. Bij de Python voelt iedereen zich jong.
Zo wordt het alle bezoekers naar de zin gemaakt. Naar een pretpark als de Efteling kun je met je jonge kind, maar ook met je nieuwe vriend of vriendin, met oma en opa, met je collega’s als melig bedrijfsuitstapje, of met de jongens en meisjes uit de kroeg.
HET BEZOEK aan het park lijkt ook voor een heel nieuwe groep een bindende factor te vormen. In plaats van families die quality time met elkaar doorbrengen, zijn er jongeren bij wie de familieband wordt vervangen door een gemeenschappelijke fascinatie voor de Efteling. Het Internet biedt hiertoe onbegrensde mogelijkheden, zo blijkt. Er is sinds een klein jaar zelfs een echte fanclub actief, het Groot Efteling Genootschap, dat geheel onafhankelijk van de Efteling opereert. Op hun Gniletfe-site staat alle basisinformatie over de Efteling verzameld. Op hun mailinglist Wonderchat worden door de tweehonderd actieve leden dagelijks allerlei ditjes en datjes uitgewisseld. Deelnemers, die gebruik maken van pseudoniemen als Kabouter Keigoed, praten na over de recente roof van Roodkapje uit het park, of over het gebruik van Eftelingmuziek in reclamespots (voor Campari). Zelfs vakantiekiekjes van in binnen- en buitenland bezochte pretparken worden trots rondgestuurd, net als op een echte familieverjaardag.
De concentratie op één pretpark, waarvan met een verbijsterende precisie elke wetenswaardigheid wordt gedeeld, maakt dat de fysieke verschijningsvorm van het park er nauwelijks nog toe lijkt te doen. Weliswaar is een herhaald bezoek aan het park noodzakelijk, maar dat lijkt eerder op een onderhoudsbeurt voor de herinneringen. Wie inlogt, bevindt zich immers al in de Efteling en beleeft in de virtuele ruimte bijna evenveel plezier als bij het werkelijke bezoek. Daarvoor zijn niet eens technische hoogstandjes op de website noodzakelijk. De uitgewisselde informatie lijkt voldoende. Wonderchat en Gniletfe zijn alleen al door deze persoonlijke betrokkenheid enerverender dan de beschamend saaie website die de Efteling zelf heeft ingericht. De Efteling als bedrijf lijkt zich nog geen raad te weten met deze nieuwe, en voor de Efteling ongetwijfeld onverwachte groep: jonge, vaak mannelijke Internetgebruikers, die de oubollige opgewektheid van Anton Pieck hebben vervangen door de artificiële smiley-glimlach van de house-generatie, die al of niet onder invloed van weed of pillen de attracties op een heel nieuwe manier waardeert.
DEZE ONTWIKKELING is des te merkwaardiger omdat alleengaanden schaars zijn in het pretpark. Vooral mannen die alleen rondlopen, worden met enige achterdocht bekeken. Gelukkig maakt een embleem op hun overhemd snel duidelijk dat ze hier vaak écht iets te zoeken hebben: als tuinman of monteur. Als je daar eenmaal op let, begrijp je ook dat het personeel de grootste begrotingspost van de Efteling is. Om de drie miljoen bezoekers per jaar veilig door de diverse attracties te loodsen, zijn veel handen nodig. Een bejaarde die thuis nog weleens een half uur moet wachten tot de zuster komt, wordt hier kordaat door twee, drie medewerkers tegelijk binnen enkele minuten in en uit het karretje, het bootje of het gondeltje van zijn keuze gehesen. Zijn rolstoel staat al klaar, naast de buggy of de easy walker van zijn kleinkind. Het pretpark is een paradijs voor iedereen die zich - gedwongen of uit vrije wil - op wielen voortbeweegt.
Ze zijn er ook op ingericht, de pretparken, wat ze beslissend onderscheidt van steden, al komt de overeenkomst met het pretpark soms wel erg dichtbij als er ook speciaal vervoer plaats vindt. Zo rijdt er tussen de Notre Dame en de Place des Vosges in Parijs tegenwoordig een open treintje dat verrassend veel lijkt op het treintje uit de Efteling. Toch houdt juist hier de overeenkomst met het pretpark op. De overige trajecten in Parijs zul je zelf per metro, taxi of te voet moeten afleggen als je iets van de stad wilt zien. Als je dat per rolstoel of kinderwagen zou proberen, loop je snel vast. Steden mogen dan veel amusementswaarde hebben, ze zijn niet ingericht op kleine kinderen in wandelwagens of mensen die slecht ter been zijn. Dit in tegenstelling tot het pretpark. Dat maakt pretparken tot een enclave, en geeft ze het aanzien van een revalidatiecentrum vanwege het hoge percentage gehandicapten dat gebruik maakt van een van de schaarse vormen van amusement waar rekening met ze is gehouden.
Elk maatschappelijk probleem lijkt uitgebannen in de Efteling. Dat ligt voor de hand vanwege het sprookjeskarakter, maar het wordt ook veroorzaakt doordat de attracties een zekere gezamenlijkheid veronderstellen. Vanuit het karretje, het bootje of het gondeltje kijk je om je heen. Er zijn weinig attracties waarbij je op primaire lustgevoelens wordt teruggeworpen, en die er zijn, hebben altijd met duizeling te maken. Een achtbaan als de Python, de Bob of Vogel Rok lijken op het eerste gezicht alleen bedoeld om ook de opgroeiende jongeren uit gezinnen aan zich te binden.
IN DE EFTELING zal iedereen iets van zijn gading vinden, al was het maar een herinnering aan een verloren tijd. Omdat het park bijna vijftig jaar bestaat is het mogelijk om vele ‘droomvluchten’ te maken. Terug bij de paddestoel die muziek maakt en Holle Bolle Gijs die ‘Papier Hier’ roept, worden de ouderen opeens weer kind.
Is er dus voor elk gezinslid wel iets te beleven, dat maakt het des te merkwaardiger dat de taferelen die ze krijgen voorgeschoteld, in flagrante tegenstelling zijn met het veronderstelde gelukkige gezinsleven van de bezoekers. Er is vaak beweerd dat Disneyland de Amerikaanse deugden en waarden in een notedop presenteert, maar die vlieger gaat niet op voor de Efteling. De kabouters, Laven, bewoners van de Verboden Stad, de elfjes en trollen in Droomvlucht leven zorgeloos, zonder ouderlijke verantwoordelijkheden - voor angstige kinderen bijvoorbeeld.
Zo stuiten we op een merkwaardige paradox. Hoewel het bezoek aan het themapark in de meeste gevallen een onderneming voor families is, worden ze vooral aangesproken als ordeloze groep: als trollen, Laven of kabouters die in communeverband een bruin leven leiden, zich vermakend met elfjes, bloemen en bijen. Dat geldt zelfs voor de verbeelde gebeurtenissen in Fata Morgana, waar groepen oosters uitziende mannen plezier hebben op de markt, bij buikdanseressen of in een salon. De paar slaven die als fel contrast worden getoond, doen het zorgeloze leven op de andere oever des te scherper uitkomen. Als we ten slotte kijken naar de sprookjes, het oudste deel van de Efteling, dan gaan ze vrijwel altijd over kinderen die alleen gelaten zijn (Doornroosje, Sneeuwwitje, Hans en Grietje) en zich maar moeten zien te redden in het bos. Kortom: wat als familiegebeuren bedoeld is, krijgt in de verbeelding een ordeloos, communeachtig of juist hyper-individualistisch vervolg.
De enkele duizelingwekkende attracties die iedereen op zichzelf zullen terugwerpen, krijgen door de combinatie met de sprookjestochten een nieuwe functie. Het gezamenlijk beleefde avontuur in de Python of de Pirana, een tocht over een wildwaterbaan, maakt dat de familie weer verenigd wordt in bange tijden. Het geeft ze de voldoening van de gezamenlijke overwinning.
Hoewel, er zijn altijd familieleden die zich aan dit avontuur (moeten) onttrekken. De borden waarop mensen met hartklachten, hoge bloeddruk, zwakke ruggen en gevorderde zwangerschappen wordt afgeraden de diverse snelheids-attracties te betreden, selecteren al bij voorbaat vele grootouders uit. Ook vaders en moeders met hoogtevrees houden het hier voor gezien. Gelijk hebben ze. Iedereen die toch instapt bij de Python en zo dom is om de ogen even te sluiten als het allemaal wat veel wordt, kan nog een week later worden herinnerd aan zijn overmoed door verrekte nek- en rugspieren die de onverwachte klappen van de salto’s op hebben moeten vangen. Uw beschouwer kan daarover meepraten.
Zo scheiden de familieleden regelmatig voor een uur, vanwege de wachttijden, wat hen de gelegenheid geeft eens bij te praten - over het eigen huwelijk of dat van anderen, over zwarigheden en toekomstplannen. Er wordt veel uitgewisseld op de bankjes tussen de weelderige beplanting van het park. De zojuist beleefde avonturen en de confrontatie met de eigen kindertijd maken de tongen los: de parkbank blijkt een concurrent voor de divan van de psychiater.
DE DISCREPANTIES tussen wachten en snelheid, groepsproces en individuele ervaring zijn niet de enige tegenstellingen die opvallen in het pretpark. Je zou het bijna vergeten tussen alle attracties, maar de technische hoogstandjes zijn ingebed in het uitbundige groen van een flink park. Het lijkt voor de hand te liggen dat een pretpark, waar zo'n groot beroep wordt gedaan op de fantasie en de zich ver van de twintigste-eeuwse wereld afspelende verhalen, een natuurlijke, niet-stedelijke uitstraling wil hebben. De hoge oude bomen, de enorme grasvelden en de kleurrijke, overvloedig beplante borders met eenjarige planten suggereren echter vooral natuur. Het groen in dit soort parken lijkt nog het meest op het rustgevende groen rond klinieken. Gecombineerd met het relatief grote aantal geestelijk en lichamelijk gehandicapten dat een pretpark bezoekt, lijkt de omgeving daardoor nog meer op een open inrichting.
De parkaanleg doet nog iets anders: hij verwijst naar de oorsprong van het themapark, waarin eveneens de tegenstelling tussen natuur en cultuur centraal stond. In tegenstelling tot wat Baudrillard en vele anderen in zijn kielzog beweren, is het pretpark niet alleen een aaneenschakeling van ‘kicks’, een pendant van de zapcultuur - in ieder geval is de Efteling dat niet. Het is eerder een manifestatie van menselijke beheersing: van de techniek, de natuur, de maatschappij met al haar tegenstellingen, de stad en het platteland. Het lost, voor een enkele dag, vele conflicten op - zoals ook de toegestroomde families voor een dag de onderlinge ruzies even vergeten. In het pretpark heerst rust en harmonie, slechts af en toe speels onderbroken door onschuldig amusement. Die triomf van de beheersing heeft een veel langere geschiedenis dan Disneyland, shopping malls en de vermaledijde, infantiele Amerikaanse consumptiecultuur. Die geschiedenis verklaart veel beter hoe het komt dat zoveel verschillende groepen zich al zo lang tot het pretpark voelen aangetrokken.
De Nederlandse Efteling is ontstaan uit een speeltuin die door twee paters in de jaren dertig werd ingericht. Veel meer pretparken zijn het resultaat van een evolutie van speeltuin tot attractiepark. Het themapark waarin het leven van andere volken wordt verbeeld, heeft bovendien een relatie met de wereldtentoonstellingen uit de vorige eeuw. Ook daar kon men een glimp van het leven van andere volken opvangen, zoals in Fata Morgana. Het pretpark heeft echter nóg een voorloper. Het is de verwantschap met het Engelse landschapspark, dat in de achttiende eeuw op het Engelse platteland ontstond, die het mysterie van de voortdurende populariteit van het pretpark onder gezinnen verklaart.
De landgoederen en bijpassende parken die in de achttiende eeuw in Engeland werden gebouwd, vormden een goed heenkomen voor edellieden die Londen en het onvrije politieke klimaat waren ontvlucht. Ze kozen daarmee echter niet voor de vrije natuur, ook al is de Engelse landschapsstijl, als tuinvorm, wel vaak zo opgevat. De landadel genoot eerder van de vrijheid om de omgeving zelf in te richten, waarbij alles wat men ook aan het stedelijke leven zo prettig had gevonden, zoals vertier en onverwachte ontmoetingen, een plaats kreeg in de ‘natuurlijke’ omgeving. De mogelijkheid om te flaneren tussen theehuizen en waterpartijen bestemd voor boottochtjes, de wandeling door een park met onverwachte, wonderbaarlijke vergezichten en allerlei fantasiebouwsels, zoals grotten en kluizenaarshutten met een ‘echte’ kluizenaar erin, verlevendigden deze parken en amuseerden de bewoners en hun vele bezoekers.
DEZE VORM VAN amusement, deze speeltuin, waarin het onverwachte, spannende of overdonderende samenging met de ontmoeting, was typisch stedelijk. Het grotestadsleven, met zijn rijkdom aan ervaringen, kon hier, in geconcentreerde vorm, worden nagespeeld. Zo werd niet alleen de natuur getemd, maar ook het vaak chaotische en gevaarlijke stadsleven. Hier was men beide de baas. Later werden deze landschapsparken, met hun nadruk op een wandelparcours in een groene omgeving, gebruikt als voorbeeld voor stadsuitbreidingen (zoals onder andere beschreven staat in Arcadia en Metropolis van Wouter Reh). Zo ontstond het villapark, dat tot doel had om gefortuneerde burgers in de nabijheid van de stad te houden. Ook hier vond een verzoening plaats tussen natuur en cultuur, stad en platteland - men kreeg van beide het beste.
De stad is al bijna anderhalve eeuw een verkapte speeltuin, zoals de speeltuin een verkapte stad is. Het pretpark teert nog steeds op de aantrekkelijke combinatie van bedwongen natuur en aan banden gelegde stedelijkheid. De bewoners van hedendaagse buitenwijken constateren verheugd dat ook in het pretpark elk gevaar onder controle is.
De enige voorwaarde is echter volwassen verantwoordelijkheidsbesef: stap niet met een klein kind in een donkere achtbaan, en vermijd opwinding als je tot een risicogroep behoort. Dan kan er niets gebeuren. Het pretpark toont een ideaal binnen handbereik: van een leven op rolletjes - onder alle omstandigheden. Het is een monument voor de beschaving.
Het leven op rolletjes de eeuwige efteling
‘HEBT GIJ een kind van onder acht? laat het dan weten wat hier wacht…: - een snelle rit, volkomen duister! - dus, lieve gast, wees wijs en luister: Een angstig kind vindt hier geen vreugd, wellicht de schrik die het lang heugt! - een fijne dag - da’s onze leuze. Gij kent uw kind, aan u de keuze…
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1998/37
www.groene.nl/1998/37