Bewonderaars en bewonderden bestaan bij de gratie van elkaar, hun geesten zijn met elkaar verbonden, vervlochten. Gewone mensen ervaren een tekort. Alles wat ze hadden kunnen wezen, hadden moeten zijn, maar wat er net niet van gekomen is. Buitengewone mensen ervaren een overschot. Ze hebben het gemaakt, zij steken boven het maaiveld uit. Wij gewone mensen vullen ons ego-deficiet dus aan met het ego-surplus van schijnbaar buitengewone mensen. De psychologie van de fan (of van de fanatieke aanhanger) draait om deze processen van identificatie en idealisering.
Wat is roem? In het Nederlands en de Germaanse talen ben je bekend en word je gekend, ben je beroemd en word je geroemd. In het Engels en in de Latijnse talen ben je dan een celebrity, en word je gecelebreerd. Je wordt gevierd en bewierookt. De kern van de zaak ligt daarbij in de psychologische motieven die individuen ertoe drijven om dit alles na te streven, en in de psychologische motieven die massa’s ertoe drijven om dit alles aan te bieden. Beide partijen worden daardoor veranderd.
Er is verschil tussen mensen die willens en wetens beroemd zijn geworden, en mensen die huns ondanks beroemd zijn geworden. De eerste groep is er altijd op uit geweest, ook al zal ze dat vaak ontkennen en zich dat misschien zelfs niet eens bewust zijn. Ze zal bijvoorbeeld volhouden dat ze alleen maar gestreefd heeft naar uitmuntendheid in een bepaald domein, en dat de roem daarvan een ongewild bijproduct was. Maar het is meestal eigenlijk andersom. Namelijk dat roem vaak het eigenlijke doel is, en dat het uitmunten in een bereikbaar domein daarbij een middel is.
Soms gaat het overigens niet eens alleen om de eigen motieven, maar ook om die van de familie en omgeving. Er bestaat opvallend vaak een verband tussen het manifeste gedrag van kinderen op weg naar de roem, en de latente wensen van de ouders (en soms zelfs grootouders). De benutte kansen en uiteindelijke triomf van de kinderen of kleinkinderen moeten dan de gemiste kansen en de eerdere vernedering van een oudere generatie goedmaken. Het is het ultieme cadeau: zoete balsem op een gewonde ziel.
Bij beroemde kinderen van beroemde ouders is het zelfs nog iets ingewikkelder. Om tevreden te kunnen zijn over zichzelf, moeten de kinderen schitteren in de ogen van hun ouders. Maar dat betekent vaak dat ze die moeten evenaren of zelfs overtreffen in hetzelfde domein. Dat houdt echter altijd iets dubbels. Enerzijds lijkt het gemakkelijker om met een bekende naam aandacht te krijgen, kansen te krijgen, kansen te grijpen, te slagen. Anderzijds blijf je steeds met die ander vergeleken worden. De overwinning is dus ook weer een soort vernedering: óf voor de ouder óf voor het kind.
DE BELANGRIJKSTE drijfveer tot het nastreven van roem is aandacht, positieve aandacht, publieke koestering door naasten en door vreemden. Het is tegelijk een substituut en een instrument voor extra affectie, en verder tot romantische ontplooiing, erotische ontplooiing, seksuele ontplooiing. Die ‘secundaire winst’ van roem is vaak eigenlijk het primaire doel. Het kan compensatie zijn voor een eerdere kwetsuur, of gewoon een bonus voor de geleverde inspanning. Maar interessant is dat mega-idolen als Marilyn Monroe of Elvis Presley in het diepst van hun ziel eigenlijk depressieve wrakken waren.
Zeker is dat roem door uitmuntendheid vaak een hoge prijs vraagt. De kunst wordt immers gebaard door oefening. Oefening vraagt inzet, afzien, volhouden - ook wanneer het tegenzit. Ze vraagt een zekere mate van monomanie, van geconcentreerd zijn en blijven op dat éne doel en op niets anders. Aan de ene kant moet je dat doel daartoe hoog schatten, te hoog inschatten, óverschatten. Jezelf wijsmaken dat acteren of musiceren, voetballen of tennissen, een van de belangrijkste dingen in het leven en in de wereld is. Aan de andere kant moet je een graad van discipline opbrengen die tegen het neurotische aan zit. Er is een zekere bewustzijnsvernauwing nodig.
Het probleem met ‘verdiende’ roem is dat het podium van de wereldgeschiedenis beperkt is, en zelfs dat van de eigen tijd. De Who’s Who heeft maar een paar honderd bladzijden, er zijn maar een handvol Nobelprijzen per jaar, er is maar één Miss Universe en één Miss World. Daarnaast is er in ieder domein een top drie en een top tien. Weliswaar op internationaal en nationaal, regionaal en lokaal niveau, maar daarna houdt het toch echt wel op. Miss Staphorst is niet echt een claim to fame. Er is ook iedere avond maar één groot journaal op de televisie, en een paar uur prime time, bij elk van de grote omroepen. De aandacht, de opmerkingsgave, het geheugen, de conversatie van het publiek zijn beperkt. Er is eenvoudigweg niet genoeg ruimte voor iedereen.
BEROEMDHEID VERGT dus ook onderhoud. Als mensen vragen: ‘Heb jij nog wel eens wat gehoord over…?’ dan is het eigenlijk al mis. Er is niets zo oud als de krant van gisteren, en er is niets zo passé als een beroemdheid die nooit meer in het nieuws is. Eigenlijk ben je zo goed als je laatste optreden of je laatste wedstrijd. Maar desnoods kun je daarbuiten nog wel een tijdje zorgen dat je gezien wordt, of dat er over je gepraat wordt. In positieve of in negatieve zin, dat doet er niet zo veel toe. Madonna zoekt bijvoorbeeld steeds opnieuw de controverse op, voor gratis publiciteit. De kranten werken daar graag aan mee, want die hebben ook heel veel lege ruimte te vullen: de voorkant van al die advertentiepagina’s. De meest zuivere manier om bekendheid te meten is eenvoudig om ieders knipselmap van het afgelopen jaar op een weegschaal te leggen. Zo van: proficiat, u bent nu een quarterpounder!
Roem is daarbij verhandelbaar. Gewone mensen doen gratis mee aan televisiespelletjes en winkelopeningen, beroemde mensen krijgen er geld voor. Hoe beroemder je bent, hoe meer geld je krijgt. Vroeger hadden beroemdheden dan ook een privé-secretaris of -secretaresse, die journalisten op een afstand moest houden. Tegenwoordig hebben ze een pr-adviseur of publiciteitsagent die journalisten juist dichterbij moet halen. Ze moeten zorgen dat je regelmatig in de aandacht staat, met je nieuwe gezicht of je nieuwe partner, op de foto en in de pers.
Een beperkt aantal bekende mensen wordt daarbij bevorderd tot plaatsvervangend lid van ieder huisgezin. Vooral mensen die in prime time op tv aan gezellige spelletjes meedoen, aan showprogramma’s of aan soaps - alles waar zowel identificatie als emotie aan te pas komen. Van deze zelfde mensen wordt ook het persoonlijke geluk en ongeluk gemeld door ‘de bladen’: een huwelijk en een baby'tje, een echtscheiding en een depressie. De aangenomen en de echte, de publieke en de privé-rollen gaan daarbij helemaal door elkaar lopen: voor de bewonderde en de bewonderaars. Ze vormen een nieuwe synthetische werkelijkheid, half-half. Actrices ontvangen soms op straat warm medeleven voor het feit dat hun tv-personage een ouder of een kind verloren heeft.
Het is daarbij overigens bon ton om die publieke belangstelling te betreuren. Over het feit dat je herkend wordt in de supermarkt. Beroemd zijn is dan ook vooral: heel hard werken om te zorgen dat je het wordt, om je er vervolgens over te kunnen beklagen dat je het bent. Het is: je levensverhaal verspreiden, maar niet willen dat er over je gepraat wordt. Het licht van de schijnwerpers opzoeken, maar dan een zonnebril opzetten omdat het te fel is. Beroemd zijn is dus tegenstrijdig, het is verscheurd zijn. Over een hang naar, en tegelijk een angst voor veel aandacht van anderen.
DAT IS HET duidelijkst op partijtjes van bekende mensen. Men wil onder elkaar zijn, maar zorgt wél dat er fotografen en cameramensen bij zijn om dat voor de buitenwereld vast te leggen. Beroemdheid lijkt daarbij af te geven. Als je zorgt dat je vaak en nadrukkelijk gesignaleerd wordt met beroemde mensen, dan lijk je het zelf ook al een beetje. Het mooiste is om op cocktails te belanden waar je zélf de enige bent van wie je nog nooit gehoord hebt. Als je dát lukt, ben je een sociale stijger, hard op weg om toe te treden tot het vernissage-vee en de première-penose. Je juicht, maar laat niets merken.
Er zijn bepaalde gelegenheden, waar je gezien moet worden. Een skybox bij grote voetbalclubs is de laatste jaren in alle Europese hoofdsteden hét podium geworden waar roem en macht elkaar ontmoeten, en zich over en weer koesteren in elkaars uitstraling. Het is in het helle licht van de flashlights dat men zijn ego opvrijt aan dat van anderen, net zoals men in het duister van de darkroom zijn anonieme genoegen haalt. In beide gevallen is er geen echte ontmoeting met, en ook geen echte belangstelling voor de ander. Men wrijft en wrijft, zodat de opwinding stijgt, en de ontlading nadert. En dan gaat iedereen weer tevreden naar huis.
Interessant is daarbij de veelvuldig herhaalde bezwering: ik ben geen haartje veranderd, ik ben nog steeds de oude, ik ben heel gewoon gebleven. Want dat kán dus helemaal niet. Bewonderden en bewonderaars veranderen elkaar. De omgeving kijkt anders naar je: je oude omgeving en je nieuwe omgeving. Hoe meer je ze op een afstand houdt, hoe meer ze bij je willen horen, en hoe meer ze willen dat je bij hun wilt horen. Je glans straalt op hen af, ze willen er allemaal een deel van. Ze steunen je, ze prijzen je, en ze nemen je in bescherming tegen anderen. Ze zorgen dat er een kring om je heen groeit, een luchtdichte bel. Waaruit valse tonen worden buitengesloten.
Je had al eerder een onevenwichtige verhouding tussen zelfgevoel en twijfel ontwikkeld. Je moest jezelf al steeds oppeppen tot zelfvertrouwen, tot moed, tot overmoed: om te presteren, steeds opnieuw, op afroep. Je moest daarbij al de twijfel overstemmen die almaar de kop opstak: of je het wel waar kon maken, dag in dag uit. Door de bewondering van anderen lukte dat telkens beter, en op het laatst veel te goed. Je begon écht te geloven dat je anders was, en beter. Er ontstond een zwelling aan je ego, je werd een zwelbast - om de term van Marten Toonder te gebruiken.
DE GEWONE REGELS, van gewone mensen, die golden niet: niet meer, niet voor jou. Je inspiratie, je creativiteit, je productiviteit moesten voortdurend gevoed worden, bijgevoed. De bron van de roem is immers als gevuld met zeewater: hoe meer je ervan drinkt, hoe meer dorst je ervan krijgt. Om te proberen die onstilbare dorst te lessen, zijn er steeds meer kunstgrepen nodig: drank, drugs, seks. Er is ook steeds meer geld nodig, om het snelle en goede leven te bekostigen. Daarvoor zijn financiële compromissen nodig, dealtjes, handigheidjes. De grenzen schuiven op.
Je meent je steeds meer te kunnen permitteren, je gaat grenzen overschrijden. Dat gaat ook lang goed. Je naaste omgeving doet of ze niets ziet, niets hoort, niets weet. Ze durven je niet te confronteren, uit angst om uit de gunst te raken. Je bent ook allang niet meer gewend om evenwichtig met tegenspraak om te gaan. Er gebeuren opeens rare dingen. Woody Allen met de aangenomen dochter van zijn partner, Michael Jackson met de jonge zoontjes van relaties. Het zegt ook iets over hun tragiek en fundamentele eenzaamheid. De beroemdste popster ter wereld laat zich voor miljoenen dollars ombouwen van zwart tot blank, van macho tot ‘mietje’. En dan gaat er iets fout. Er is een insider die niet langer zijn mond houdt, er is een outsider die toevallig iets te zien of te horen of te weten komt. Er komen praatjes in omloop, roddels, geruchten, waarvan niet meteen duidelijk is of ze kloppen of niet. Maar je hebt eerder jaloezie gewekt, animositeit opgeroepen. Je hebt ook steeds om aandacht gevraagd: van media en publiek. En nu krijg je je trekken thuis. De bel barst, je goede naam ligt op straat, je kunt je nergens meer laten zien. Alle vingers wijzen, alle monden fluisteren, alle hoofden schudden.
Het is de wraak van het brede maatschappelijke midden, van het gemiddelde. Het is de vloek van DMG: van ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Het is de duistere zijde van al die eerdere verheffing, de schaduwzijde van de roem. De betovering is verbroken. Je bent aangeschoten wild geworden: kwetsbaar, binnen handbereik. De eerste handen gaan omhoog, de eerste knuppels, de eerste stenen. Als de eerste druppel bloed van de vos gevloeid is, dan maakt een Blutrausch zich meester van de honden. De rollen worden omgedraaid.
ER ZIJN ALTIJD wel journalisten en commentatoren en woordvoerders die vol enthousiasme het touw zoeken, de knoop leggen, de boom aanwijzen. Barbertje moet hangen. Er zijn altijd wel lezers, luisteraars, kijkers, die zich verkneukelen in het spektakel dat zich ontvouwt. Dezelfde mensen die je eerder zo hoog op het paard tilden, over het paard tilden, laten je nu weer van het paard vallen, in het stof bijten. Het verschaft hen plezier dat het recht zijn loop heeft, dat de gewone moraal wordt hersteld, dat de exceptionaliteit wordt opgeheven, de hybris gestraft.
Soms blijft het bij dat korte moment van opwinding, en gaat de lynching niet door. De beroemdheid wordt te hulp geschoten, er vormt zich een kleine kring beschermers. Er wordt tijd gewonnen, uitstel bereikt. Als het eerste gevaar eenmaal geweken is, herneemt de gewone gang van zaken soms zijn loop. Het aura herstelt zich, de smet vervliegt. Hugh Grant en George Michael hebben geen blijvende schade opgelopen van hun seksuele ontsporing en publieke schande. Sterker nog: het maakt ze misschien wel weer extra belangwekkend en een tikje pikant.
Ondertussen vindt de beroemdheid het overigens altijd moeilijk om zijn schuld ruiterlijk te erkennen. Dat is niet alleen een kwestie van spel, van draaien, van liegen. De celebrity was zichzelf namelijk in geïdealiseerde termen gaan zien, en was daarin steeds bevestigd door zijn bredere entourage. Hij vindt het moeilijk om afstand te doen van een deel van dit ‘perfecte zelf’. Het duurt een tijd voordat hij zijn ‘abjecte zelf’ onder ogen wil zien. Met een verwerkingsproces kan beginnen dat tot nieuw realisme leidt: a sadder and a wiser man.
Roem is zo een doorlopende psychotherapie. Voor de bewonderde, en voor de bewonderaars; voor de verafschuwde en de verafschuwers. Een voortdurende definitie-strijd, waarbij ego’s triomferen en ego’s sneuvelen. Op de apenrots van de media en de showbusiness.
Het lot van de zwelbast
FAAM IS ALS een rivier, zo schreef de Engelse filosoof Francis Bacon. Gezwollen en lichte dingen komen bovendrijven, solide en gewichtige dingen verdrinken. Die rivier, dat zijn wij: de bewonderaars, de gewone mensen. Die dingen, dat zijn zij: de bewonderden, de buiten-gewone mensen. Van wie de minsten de meeste aandacht opeisen, en anderen over het hoofd gezien worden.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1998/51
www.groene.nl/1998/51