
Wat de toekomst ook mag brengen, één doelstelling van de vele universiteitshervormers die in heel Nederland opstaan, is al grandioos mislukt: het omlaag brengen van hun werklast. ‘Sinds vorige week zaterdag is het echt krankzinnig wat er allemaal op me afkomt. Ik heb even geen idee wanneer ik mijn gewone werk moet doen’, zegt Dan Hassler-Forest, die afgelopen week optrad als woordvoerder van de groep ReThink UvA. Aan de universiteit waar ik zelf werk, de Universiteit Utrecht, rollen de e-mails met voorstellen en bijdragen aan de net opgerichte groep Reset UU binnen tot na middernacht, om ’s morgens vroeg weer aan te vangen.
De Maagdenhuisbezetting heeft duidelijk veel energie losgemaakt aan de UvA en andere universiteiten. En wat de bezetting ook mag opleveren, in ieder geval wordt er breed over het huidige hoger onderwijs gedebatteerd en over de grieven die groepen als De Nieuwe Universiteit (dnu) en ReThink UvA naar voren brengen. Dat is al een prestatie op zich, want die grieven zijn niet nieuw en ook niet voor het eerst verwoord: de afgelopen jaren lieten bijvoorbeeld Hervorming Nederlandse Universiteiten (H.NU), Science in Transition en Humanities Rally soortgelijke geluiden horen. In de landelijke media maakten die nauwelijks meer geluid dan een vallende boom in een afgelegen bos.
De uitbarsting van energie leidt tot vreugde bij de actievoerders van het eerste uur. ‘Het is een feest om wetenschappers en medewerkers hun eigen universiteit te zien terugnemen’, zegt bijvoorbeeld Huub Dijstelbloem, hoogleraar aan de UvA en initiatiefnemer van Science in Transition. Maar er zijn ook zorgen te beluisteren, bij de dnu-platforms in Amsterdam en andere steden, en aanverwante groepen: over verlies aan momentum en verwatering. ‘De geest is uit de fles, maar die kan ook zo weer verwaaien’, zegt bijvoorbeeld VU-hoogleraar Hans Radder van H.NU. ‘Voor de zomer moeten we deze beweging politiek verzilveren.’
Dat zal nog niet meevallen. Bij ‘verzilveren’ denk je aan een klein aantal concrete voorstellen. Maar de vele nieuwe groepen voor universiteitshervorming lopen eerder te hoop tegen de manier waarop de universiteit en het academische leven de afgelopen jaren vorm heeft gekregen. Daarbij horen bedrijfsjargon en bedrijfsmatig denken bij universiteitsbesturen, financiering van onderwijs en onderzoek aan de hand van output van diploma’s en publicaties, een wildgroei aan tijdelijke contracten, een hiërarchische organisatie, verlies aan autonomie bij individuen, vakgroepen en opleidingen, vervagen van inhoudelijke en kwaliteitsdoelstellingen, en nog veel meer. Al die zaken grijpen in elkaar, aldus Remco Raben van Reset UU. ‘Het is bijna een holistisch verhaal’, zegt hij.
Wie zijn oor te luisteren legt in het Maagdenhuis, bij actiegroepen of bij de koffieautomaat in universiteitsgebouwen, hoort een vloed aan klachten over de universiteit anno 2015. Toch zullen daar, om effect uit het huidige moment te halen, concrete voorstellen uit gedestilleerd moeten worden – op democratische wijze. Hopeloos is dat niet. Een rondgang langs nieuwe en minder nieuwe bepleiters van verandering aan universiteiten genereert veel brede analyses van wat er mis is met de academia van 2015, maar ook concrete voorstellen op een paar steeds terugkerende thema’s.
Een eerste is het overhevelen van de helft van het budget van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) naar universiteiten. nwo wijst nu het leeuwendeel van het geld voor wetenschappelijk onderzoek toe en wetenschappers moeten daarom concurreren. Dat is pas een paar jaar zo, op voorspraak van minister Plasterk. Maar de effecten zijn ingrijpend en kwalijk, zeggen alle platformen voor universiteitshervorming.
‘Het geld dat naar fundamenteel en vrij onderzoek gaat, is de laatste jaren steeds meer opgedroogd’, zegt Dan Hassler-Forest van ReThink UvA. ‘Er is steeds minder door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek, want wetenschappers leren hun onderzoeksvoorstellen naar de “speerpunten” toe te schrijven die universiteiten verplicht moeten formuleren. Vervolgens zie je een winner takes all-effect. Wie eenmaal een belangrijke onderzoeksbeurs binnen weet te halen, heeft grote kans om daarop voort te mogen bouwen met nieuwe beurzen. Je ziet dus hoe sommigen binnen de universiteit bijna alleen onderzoek mogen doen.’
Dat veroorzaakt een ketting aan problemen, aldus Hassler-Forest. ‘De winnaars van onderzoeksbeurzen kopen zich daarmee vrij van onderwijs. Dat onderwijs wordt dus steeds door dezelfde docenten en door tijdelijke krachten gegeven. De kwaliteit van onderwijs komt onder druk te staan omdat docenten niet worden beloond voor goed onderwijs en omdat ze in hun eigen tijd voorstellen moeten schrijven om te concurreren met de mensen die de beurzen wel binnen hebben gehaald. Ook een gevolg is dat onderwijsplanning steeds meer wordt gericht op zogenaamde “knelpunten”, oftewel vakken waar geen docent voor is omdat die zich heeft vrijgekocht. Daar wordt dan een tijdelijke kracht bij gezocht, vaak op het laatste moment, en vaak met weinig specifieke kennis. Studenten betalen er dus ook de rekening voor.’
Een tweede punt dat bij allen terugkeert, is het beëindigen van de manier waarop onderwijs en onderzoek nu wordt gefinancierd. Concreet betekent dat: niet naar het aantal studenten dat afstudeert, het aantal promoties, de aantallen artikelen die iemand publiceert in academische tijdschriften, en andere afrekenmethoden waarbij alleen de hoeveelheid wordt gemeten en niet de kwaliteit. Die financiering was mede ingegeven om te voorkomen dat studenten eindeloos over hun studie zouden doen en wetenschappers eindeloos over hun publicaties. Maar er is een situatie gegroeid waarin kwaliteit niet meer een centrale eis is.
‘Er is een grote publicatiedruk voor academici, die voorspelbaar leidt tot een lawine aan nauwelijks gelezen publicaties’, zegt Hans Radder van H.NU. ‘Alle universiteiten hebben puntensystemen voor publicaties, waarbij publicaties in het Engels veel meer opleveren dan in het Nederlands en een paar kleine artikelen meer dan een uitvoerig boek.’
Wie over deze of andere zaken zou willen klagen, loopt kans om in een soort kafkaëske rondgang te belanden. ‘Als ik iets verkeerd vind en dat wil bespreken met het hoofd van mijn departement, zegt die: ik zit vast aan afspraken met de faculteit’, vertelt Remco Raben van Reset UU. ‘Bij de faculteit zeggen ze: we hebben nu eenmaal afspraken met het universiteitsbestuur waar we niet onderuit kunnen. En het universiteitsbestuur zegt dat het helaas gebonden is aan afspraken met Den Haag. Veel problemen beginnen in die hiërarchische opzet van de universitaire wereld, dat top-down-model zoals dat nu steeds wordt genoemd. Daarom is meer autonomie voor vakgroepen en opleidingen nodig. En meer zeggenschap van studenten en docenten op de inrichting van de universiteit.’
Daarmee komt het laatste gedeelde punt in beeld: de democratisering van de universiteit. De roep om inspraak smaakt wel sterk naar de jaren zestig. Wie de klachten hoort van de actiegroepen aan Nederlandse universiteiten, zou vermoeden dat zij ook tevreden zijn met een grondige aanpassing van het academische onderzoek en studie zonder dat er een medewerker of student in bepaalde raden zit. En die zitten er trouwens toch al?
Maar die redenering klopt niet, zegt bijvoorbeeld hoogleraar René Gabriëls, die betrokken is bij De Nieuwe Universiteit Maastricht en H.NU. ‘Het is niet democratiseren om het democratiseren, maar omdat het nodig is om de concrete problemen aan te kunnen pakken. Er wordt nu gezegd dat er al inspraak en universiteitsverkiezingen zijn, maar die stellen niets voor en dus stemt er ook niemand. Sterker nog: er is bij wet geregeld dat universiteitsbesturen besluiten van universiteitsraden mogen negeren. Veel universiteiten zeggen nu: dat Maagdenhuis is een Amsterdams probleem, want wij luisteren héél goed naar onze eigen raad. Maar iedereen begrijpt dat dit een wassen neus is als de raad niets voorstelt. We hebben dus een nieuwe wet op hoger onderwijs nodig.’
En de democratisering komt ook op een andere manier in de eerder genoemde problemen terug. ‘Democratisering is zo’n fundamenteel punt omdat daarmee de autonomie terugkomt bij faculteiten, opleidingen en vakgroepen’, zegt Huub Dijstelbloem van Science in Transition. ‘Als je wilt dat departementen zelf kunnen beslissen wat ze besteden aan onderwijs en onderzoek en hoe ze hun maatschappelijke rol vormgeven, dan kom je vanzelf op democratisering uit. En het heeft ook niets met de jaren zestig te maken, het gaat om meer dan inspraak alleen. Er is de afgelopen tien, vijftien jaar ontzettend veel veranderd aan de manier waarop de universitaire wereld is georganiseerd. Nu zie je een uitbarsting van frustratie daarover. Wetenschappers willen zelf weer hun universiteit vormgeven. Ze willen een bestuur dat niet alleen maar een doorgeefluik van Den Haag is en ze willen zich weer gewaardeerd voelen als kritische intellectuelen.’
Voor René Gabriëls schuilt er in die waardering een gevaar. ‘Twee jaar lang werden wij niet serieus genomen en nu wil opeens iedereen ons doodknuffelen’, zegt hij. ‘Het is heel verneukeratief: opeens zeggen bestuurders dat ze het helemaal met ons eens zijn, maar zaken willen ze natuurlijk niet met ons doen. Ik ben heel bang voor repressieve tolerantie. We moeten onze eisen heel scherp stellen.’
Rutger van der Hoeven is behalve redacteur van De Groene Amsterdammer ook docent aan de Universiteit Utrecht
Beeld: Amsterdam, 9 maart. Hoogleraar Karel van Wolferen geeft een lezing in het bezette Maagdenhuis (Paul van Riel / HH).