‘Dit zou elk meisje eigenlijk moeten zien’, zegt psycholoog Ellen Laan. Ze wijst op een plaatje van de gehele clitoris die uit veel meer bestaat dan alleen het kleine knobbeltje in de vulva. Het is een orgaan met de grootte van een abrikoos dat iets weg heeft van het mannelijke geslachtsorgaan. Het knobbeltje aan de buitenkant dat we kennen als de clitoris is het spreekwoordelijke topje van de ijsberg. Van binnen loopt het door, rondom de plasbuis en de vagina tot aan de anus.
‘Dat daar’, Laan wijst op twee uitstulpingen, ‘is vergelijkbaar met de twee zwellichamen in de penis die verantwoordelijk zijn voor de toename in volume bij opwinding. Als een vrouw opgewonden raakt, dan vullen deze zwellichamen zich met bloed en fungeren ze als een soort stootkussen wanneer de penis de vagina inkomt. Daarnaast leidt de extra doorbloeding tot toenemende druk in de bloedvaten van de vaginawand waardoor er bloedplasma door de vaginawand naar buiten wordt geperst: ons eigen zelfgemaakte glijmiddel. Is een vrouw niet opgewonden, dan mist ze dat stootkussen en dat glijmiddel en dat maakt vrijen onprettig en soms zelfs pijnlijk.’
Volgens Laan, als universitair hoofddocent verbonden aan de afdeling seksuologie en psychosomatische gynaecologie van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, zou dit plaatje een vast onderdeel van de seksuele voorlichting moeten zijn, om meisjes bewust te maken van het feit dat zij net zo’n ‘machtig orgaan’ hebben als jongens. Een orgaan dat ook helemaal in stelling moet worden gebracht. ‘Het is dus essentieel dat zowel de man als de vrouw opgewonden is’, benadrukt ze vanachter het computerscherm waarop het plaatje van het vrouwelijk geslachtsorgaan oplicht.
Het anatomische verschil tussen mannen en vrouwen is een van de verklaringen voor de raadsels waarmee de vrouwelijke seksualiteit omgeven is. Met die raadselachtigheid zit het als volgt: wanneer een vrouw naar een vrouwvriendelijke pornofilm kijkt – een verhaal met seks waarin de focus ligt op het vrouwelijk genot – en naar een pornofilm gemaakt voor mannen – geen verhaal, enkel seks, focus op mannelijk genot –, dan is tijdens beide films haar genitale respons gelijk (gemeten met een tampon die lichtreflectie registreert, een indicatie voor de mate van doorbloeding van de vaginawand). Lichamelijk gezien raakt ze opgewonden, of ze nu wil of niet. Een vrouw rapporteert echter alleen opwinding bij de vrouwvriendelijke seksfilm.
Met dit onderzoek uit 1994 zette Laan zichzelf in één klap op de wetenschappelijke kaart. Ze is inmiddels een veel geciteerd onderzoeker en is onlangs gevraagd voor de adviescommissie die zich buigt over de criteria voor seksuele stoornissen in het Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders, het vernieuwde handboek voor psychiatrische stoornissen dat wereldwijd wordt gebruikt.
In een vervolgstudie deed ze het onderzoek opnieuw, dit keer met mannen erbij. Vrouwen en mannen kregen zowel de vrouwvriendelijke seksfilm als de seksfilm voor mannen te zien. Bij vrouwen was het resultaat hetzelfde als bij de eerste studie, voor mannen gold dat beide films hen in dezelfde mate fysiek opwonden (gemeten met een rekstrookje dat de toename in de omtrek van de penis meet), en dat hun subjectieve rapportage gelijke tred hield met hun lichamelijke opwinding.
Eén verklaring voor dit verschil tussen mannen en vrouwen is de anatomie: omdat de fysieke opwinding van vrouwen veel minder zichtbaar is dan die van mannen, zouden ze minder voeling hebben met hun lijf. Er is ook een evolutionaire verklaring. Zo zou het voor een vrouw evolutionair gezien handig zijn haar seksuele opwinding te kunnen onderdrukken omdat ze kieskeurig moet zijn in het kiezen van een partner – ze kan immers maar een beperkt aantal kinderen krijgen.
Er zijn meer opmerkelijke bevindingen gedaan in de zoektocht naar de aard van de vrouwelijke seksualiteit. Vrouwen blijken ook op een veel breder palet van seksuele stimuli te reageren dan mannen. In een Amerikaans onderzoek, uitgevoerd door psychologe Meredith Chivers, kregen mannen en vrouwen verschillende seksueel getinte filmpjes te zien: heteroseksuele seks, homoseksuele seks, een masturberende man, een masturberende vrouw en seksende bonobo’s. Mannen raakten opgewonden van een man met een vrouw en van een vrouw met een vrouw, bij hen liep hun lichamelijke opwinding in de pas met hun subjectieve rapportage. Bij de vrouwen liepen de subjectieve rapportage en de fysieke respons sterk uiteen. Ze rapporteerden veel minder opwinding bij de homoseksuele en lesbische seks dan hun lichamen vertoonden, en juist veel méér bij heteroseksuele seks. Het meest opvallend was dat ze ook fysieke opwinding vertoonden bij de bonobo’s.

Het lijkt erop dat de vrouwelijke seksualiteit, veel meer dan de mannelijke, geregeerd wordt door twee systemen: een lichamelijke seksuele kracht die versterkt dan wel geremd wordt door een mentale censor. Ellen Laan: ‘Het vrouwelijke seksuele systeem kan sneller en door meer stimuli aan worden gezet – een vrouw kan bijvoorbeeld binnen een minuut klaarkomen, dat doet een man haar niet snel na. Daarom is er een krachtig remmend systeem nodig zodat ze kieskeurig kan blijven.’
De vraag rijst wat de invloed is van de maatschappelijke context bij het ontstaan van deze remmingen. ‘Er is nog steeds sprake van een dubbele moraal voor mannen en vrouwen. Een vrouw wordt niet geacht haar eigen lijf goed te kennen. Ik merk in de kliniek dat vrouwen zich er vaak voor schamen om toe te geven dat ze seksuele prikkels nodig hebben om opgewonden te raken.’
Deze sociale invloeden kunnen volgens Laan verankerd raken in ons genenpakket: ‘Nurture wordt nature. Een mens maakt zijn omgeving en reageert daar weer op. Hij past zich aan, en die aanpassing raakt verankerd in zijn natuur. Het is een constante interactie.’ Ze filosofeert verder: ‘Dat proces speelt zich ook binnen een mensenleven af. De persoon die in de spreekkamer tegenover me zit is het voorlopige eindproduct van haar natuur en haar omgeving, en de interactie daartussen. Seksualiteit is bij uitstek een onderwerp dat zich laat beschrijven vanuit een bio-psycho-sociaal model.’
Laan maakt zich er dan ook hard voor om het driftmodel voor seksualiteit overboord te gooien. Dat is vooral geënt op biologie en omschrijft seksuele opwinding – zin, lust – als een basale behoefte die vergelijkbaar is met eten en drinken. Het is een beperkt model, meent Laan: ‘Als je niet eet, ga je dood. Als je niet drinkt ook. Als je geen seks hebt niet.’
Net als emeritus hoogleraar psychologie Nico Frijda ziet Laan seksueel verlangen veel meer als een emotie. Volgens Frijda is een emotie een door belangen gestuurde neiging om tot een bepaald gedrag over te gaan. Laan: ‘Dit verklaart ook waarom iemand die heel verliefd is en maar weinig testosteron heeft tóch heel veel zin in seks kan hebben. Verliefdheid houdt namelijk in dat je wordt gebombardeerd met seksuele prikkels omdat je je geliefde door een roze bril bekijkt. Andersom is testosteron alleen niet genoeg. Het is noodzakelijk omdat het je gevoelig maakt voor seksuele prikkels, maar het is geen voldoende voorwaarde voor seksueel verlangen.’
Dit model, het incentive motivation model, doet recht aan de complexiteit van het vrouwelijke verlangen. Het verklaart bijvoorbeeld het gegeven dat de grootste voorspeller van seksuele problemen bij een vrouw (verminderde zin, pijn bij het vrijen, vaginisme, moeite met klaarkomen) haar waardering van haar relatie is. Laan: ‘Wat overigens ook weer niet wil zeggen dat een goede relatie een garantie is voor goede seks. Er moeten wel voldoende seksuele prikkels zijn.’
Een ander gegeven dat het belang van de context voor vrouwen onderstreept is het verschil in de wijze waarop het seksueel verlangen vermindert bij mannen en vrouwen. Bij mannen hangt die afname vaak samen met leeftijd: hoe ouder een man is, hoe minder vitaal zijn seksualiteit. Voor vrouwen geldt dat de duur van de relatie samenhangt met de afname in seksuele lustgevoelens: ‘Wanneer een vrouw weinig waardering ervaart van haar partner, of vindt dat ze weinig emotioneel contact heeft, dan heeft dat een sterkere negatieve invloed op haar zin in seks dan dat bij mannen het geval is.’
Samenvattend: een vrouw is gevoeliger voor omgevings- en sociale factoren en minder afhankelijk van biologie – haar verlangen neemt immers minder af dan bij mannen als ze ouder wordt. Bovendien reageert ze op een groter aantal seksuele prikkels dan een man. Toch is de veronderstelling vaak dat mannen meer gericht zijn op seks dan vrouwen. Hoe komt dat? Laan heeft wel een idee. Ze noemt een onderzoek waaruit blijkt dat bij mannen de frequentie waarin ze seks hebben redelijk gelijk opgaat met hun behoefte. Bij vrouwen zegt de frequentie weinig over hun behoefte. Dit ondersteunt haar waarneming dat vrouwen vaak tegen hun zin vrijen: ‘Omdat ze bang zijn hun man te verliezen of omdat ze denken dat seks belangrijker is voor hun partner dan voor henzelf. En vrouwen worden helaas niet, zoals mannen, beschermd door hun anatomie: ze kunnen gemeenschap hebben zónder dat ze daar lichamelijk gezien klaar voor zijn en hebben dus de mogelijkheid hun eigen seksuele respons te compromitteren. Ik hoor zo vaak vrouwen in mijn spreekkamer zeggen: “Ik heb soms zelf geen zin maar denk dan: doe maar.” Ja, dat moet je een paar keer doen, en zelfs al doet het geen pijn, dan raak je in ieder geval de seksuele beloning en dus je zin in seks kwijt. Wanneer een vrouw zichzelf zou toestaan de regie te nemen in de slaapkamer, dan zou ze waarschijnlijk meer behoefte krijgen aan seks.’