Je werkt in een hoge positie bij de bank, je mag een hoge bonus vragen, en dat doe je dan ook, maar je weet dat dit in feite onjuist is.
Je werkt bij een woningbouwcorporatie, er is geld in kas, je mag met dat geld ‘beleggen’, je doet dat ook, maar je weet dat dit niet je eigen geld is, en daarom onjuist.
Je gaat principes, ethiek, waarden en normen – je mag het noemen wat je wil – opeens behandelen als zelfstandige dingen, als onroerend goed.
De zelfstandigheid ervan wordt in het Nederlands mooi uitgedrukt door het net zo te behandelen als een zelfstandig naamwoord. Ik bedoel: een zelfstandig naamwoord kun je herkennen doordat er een lidwoord voorstaat: de, het of een.
In dit geval is het: Het Mag.
Als je dat hoort – Het Mag – weet je dat de ethiek een oud elastiek is en de moraal een soort was waar je de leukste dingen mee kunt doen.
Het Mag.
De koopman en de dominee proberen aan hun handelen altijd een hogere moraal mee te geven.
‘We doen het niet voor onszelf, maar voor God. We hebben deze aarde maar te leen. Het behoort ons niet toe, maar Hem.’
God wordt gebruikt als een bank waar je een morele hypotheek kunt afsluiten. Je betaalt hem af met de fanatieke voortzetting van de mededeling dat Hij echt bestaat.
De Moraal.
De Ethiek.
In periodes van transitie veranderen deze begrippen altijd.
Door een oorlogssituatie kan het opeens moreel juist worden om een vijand te vermoorden of te stelen. Meestal wordt zo’n moord of zo’n diefstal ook gerechtvaardigd door een hoger doel: ik doe het voor het vaderland, bijvoorbeeld. Dat vaderland is op dat moment enorm belangrijk.
In de jaren zeventig was het spel ‘Wat als Hitler de oorlog gewonnen had’ populair. Dat had ons dertig miljoen doden gekost, maar dan?
Hadden we eerder economische bloei meegemaakt?
Hadden we beter (want Duits) onderwijs gehad?
Was de wetenschap dan op een hoger peil gekomen?
Had de wereld er heel anders uitgezien dan vandaag?
Het waren studentenkamerdiscussies tussen linkse jongens en meisjes die geschiedenis studeerden. We schrokken van onze sombere conclusies, maar we snapten ook dat we er geen zinnig woord over konden zeggen.
Door die discussies begrepen we wel beter wat de jongens en meisjes van de RAF bezielde, want hoewel dat een terroristische organisatie was die geweld geoorloofd vond, konden ze niet leven met de conclusie dat het nazisme, zij het in iets andere vorm, alsnog had gewonnen, althans nergens daadwerkelijk aangetast was. Ik kan het nergens meer vinden, maar ik meen (maar pin me er niet op vast) dat Ulrike Meinhof in Konkret ook een artikel had geschreven met als titel: ‘Welke nazi’s hebben eigenlijk de oorlog verloren?’
In die jaren zestig en zeventig veranderde onze moraal ook. Onder invloed van Sartre, Isaiah Berlin en Foucault ging je anders denken over vrijheid, macht en seksualiteit.
En nu is het weer zo’n overgangstijd.
Die belachelijke zwarte-pietdiscussie begin ik hoe langer hoe meer te zien als een metafoor voor morele paniek: er verandert zoveel dat we er geen vat op kunnen krijgen. Dan ga je woedend worden op kinderspeelgoed.
We zijn voor godsdienstvrijheid, dus mag de islam ook bestaan, maar Isis… tja, dat kan natuurlijk niet… En dan hoor je al gauw zeggen: ‘Die mensen hebben niets met de echte islam te maken.’
Dat is precies wat die lui van Isis over de anderen zeggen.
‘Wij zijn de echte Islam.’ Dat klinkt als ‘Wij Nationaal-Socialisten zijn de Echte Socialisten.’
En in zo’n periode kan het gerommel met de moraal een flinke oorlogsbuit opleveren.
Het Mag!