Het Martin van Amerongen-fellowship is er dankzij Fred Diel, die na zijn dood de helft van zijn vermogen aan De Groene Amsterdammer schonk (de andere helft liet hij na aan het Koningin Wilhelmina Fonds). Het fellowship
 is een initiatief, zo zeggen zijn vrienden, waar hij verguld mee zou zijn geweest. Fred Diel groeide op in Haarlem als zoon van een kleermaker, die overleed toen hij pas negen was. Zijn moeder zorgde daarna alleen voor hem en de andere twee kinderen – er was niet veel geld. Met steun van de kerk kon hij naar het gymnasium en daarna naar de VU, om klassieke talen te studeren. De kerk bedacht aanvankelijk dat hij een goede timmerman kon worden, maar daar wilde zijn moeder niet van weten: Fred kon daar veel te goed voor leren.

Het had ongetwijfeld ook met zijn jeugd te maken dat Fred Diel zijn hele leven op de bres stond voor minderbedeelden. Hij vond dat iedereen, ook de kinderen
uit zogenaamde achterstandsgezinnen, de kans moest krijgen zijn talenten te ontplooien. Zo hielp hij lang twee intelligente Marokkaanse zusjes die hij had leren kennen in een broodjeszaak in de buurt – hij woonde inmiddels in Amsterdam. Hij steunde ze in hun studie, betaalde hun opleiding, en hoopte dat ze net als hij naar de universiteit konden. Dat dat uiteindelijk niet lukte was een grote teleurstelling voor hem.

Diel werkte als leraar klassieke talen aan verschillende gymnasia, onder andere het Vossius Gymnasium in Amsterdam. Hij was erudiet, een kamergeleerde die zijn hele leven ongetrouwd bleef. Hij was een integere, gevoelige man, maar ook strijdvaardig en fel, iemand
 die conflicten niet uit de weg ging, waardoor het leven niet altijd gemakkelijk voor hem was, en ook niet voor de mensen om hem heen. Toch kon je altijd een beroep op hem doen. Of dat nu was bij de Algemene Onderwijsbond, de vakbond voor leraren, waarin hij zeer actief was, of gewoon als er een fiets gerepareerd moest worden.

Dat hij geld aan De Groene Amsterdammer zou nalaten stond voor hem vast. Het weekblad verwoordde, aldus zijn vrien
den, precies waar hij voor stond: onafhankelijkheid, compassie met mensen die het niet voor de wind gaat, nieuwsgierigheid naar nieuwe, hoopgevende maatschappelijke ontwikkelingen. Diel had een afkeer van consumentisme, van, zoals hij het noemde, de ‘hebbers en graaiers’. Ook daarbij vond hij een tegenwicht in De Groene Amsterdammer, omdat het blad diepere waarden uitdraagt, voorbij het materiële. Zelf leefde hij bovenal een leven van de geest, studerend en helpend.

Wij zijn hem dankbaar voor zijn grote gift.


Voor meer informatie over het Martin van Amerongen-fellowship: zie groene.nl/fellowship